Het verzoek van advocaat Mr. R.D. Meerman van Kantoor Plasman tot opheffing voorlopige hechtenis van zijn cliënt Pinny Song zou bijna ondergesneeuwd worden door het wrakingsverzoek dat dinsdag diende. Aan het einde van de dag besloot de rechtbank echter toch nog het verzoek te behandelen zodat donderdag kon komen te vervallen. Dit tot genoegen van Pinny Song zelf, die er echt doorheen zit onderhand, maar ook van haar familieleden die haar bijna iedere zitting steunen door aanwezig te zijn op de publieke tribune. Pinny zit al meer dan 2 jaar vast in HvB Nieuwersluis. De indruk bij velen bestaat dat zij meegenomen wordt in de carroussel van het grote liquidatieproces, terwijl het OM de verdenkingen toch niet goed hard lijken te kunnen maken, mocht er al sprake zijn van een strafbaar feit. Mr. Meerman deed dan ook maar een poging de hechtenis op te laten heffen, dan wel te schorsen.
Mr. Meerman: Op geen enkele manier staat vast dat cliënte een definitieve afspraak had gemaakt met Tonny van Maurik op de dag van de moord (19/4/1993)bij het toenmalige Altea hotel. In haar afgelegde getuigenverklaring van 20 april 1993, verklaart zij, dat zij tegen Van Maurik heeft gezegd, dat zij hem nog wel zou bellen voor een definitieve afspraak. Dat zij hem die dag niet meer had gebeld voor een definitieve afspraak, ligt in het feit dat zij – met buikklachten- in de namiddag met haar man Teun Visser naar het ziekenhuis was gegaan en vandaar met haar man laat in de avond thuiskwam. De verklaringen van Karin S. kunnen op geen enkele manier worden getoetst nu zij op 5 januari 2005 is overleden. Opmerkelijk is, dat zij niets belastend heeft verklaard in haar twee verklaringen afgelegd in mei 1993 – een maand na de liquidatie-, maar op 3 en 4 augustus 1993 plotseling belastend gaat verklaren. Opvallend is ook, dat alle afgelegde verklaringen door Swager bekend waren bij het OM in 1993, terwijl daarna een kennisgeving van niet verdere vervolging volgde. Kennelijk zijn haar verklaringen toen niet zwaarwegend geweest.
Buiten het feit dat Swager een motief heeft om belastend over cliënt te verklaren (namelijk: zij verkeerde in financiële nood; zij kreeg geen geld meer van cliënt, dat haar was toegezegd en dreigde uit haar woning te worden gezet; tevens wilde zij de uitgeloofde beloning opstrijken), dient aan de betrouwbaarheid van de door Swager afgelegde verklaringen over de beweerdelijke betrokkenheid van cliënte bij de liquidatie van Van Maurik ernstig te worden getwijfeld, mede gelet op de verklaringen zoals afgelegd door de kroongetuige La Serpe. La Serpe verklaart enerzijds dat hij aanneemt dat Henk Rommy de opdrachtgever zou zijn en anderzijds – stellig en zonder voorbehoud- dat hij van Remmers heeft gehoord dat Van Maurik dood moest van Henk Rommy en dat Remmers hem vertelde dat hij deze klus heeft gedaan in opdracht van Henk Rommy. Later heeft La Serpe verklaard dat hij mogelijk de conclusie heeft getrokken dat Henk Rommy de opdrachtgever was omdat Remmers 150.000 gulden voor de liquidatie zou hebben verkregen. Volgens La Serpe hield Moppie zich op de achtergrond en deed meer het financiële gedeelte.
Die verklaring verdraagt zich niet met die van Swager, namelijk dat cliënte opdrachtgever zou zijn alsmede haar zou hebben verteld, dat Moppie Tony wel een week of drie achtervolgde om hem neer te leggen. De verklaringen van La Serpe zijn voor cliënte relevant, nu hij door de vele gesprekken die La Serpe heeft gevoerd met Remmers, derhalve over informatie beschikt over mogelijke betrokkenen (=verifieerbaar), Nan Paul de Boer (op de PD aangetroffen sigaretten peuk), Freek Stevens (vermoedelijk de bedrijfsauto van Stevens op PD) alsmede uit de verklaring van La Serpe evident naar voren komt, dat cliënte noch Rasnabe door La Serpe als betrokken bij de liquidatie worden genoemd. Volgens Karin Swager zou cliënte aan Moppie fl.10.000,-- hebben betaald voor het aanschaffen van een vuurwapen.
Na de liquidatie op Van Maurik wordt een telefoongesprek aangehaald tussen Saez en Rasnabe (5 mei 1993) waarin Rasnabe vraagt of het goed is dat Saez "die dingen"gaat kopen en dat Rasnabe Saez daarvoor wel 10.000 gulden geeft. Vermoedelijk gaat het volgens de politie om de aanschaf van wapens. Dit gesprek wordt dan zonder enige onderbouwing geprojecteerd op de verklaring van Swager i.v.m. mijn cliënt, zijnde dat de verklaring van Swager aan betrouwbaarheid zou winnen. Ook de verklaring van Swager dat op zondag 18 april 1993 gepoogd is in opdracht van cliënte een aanslag te plegen op Van Maurik in Breukelen, kan naar het rijk der fabelen worden verwezen. Immers die avond en nacht verbleef cliënte bij Tony van Maurik in zijn woning. Swager heeft die avond cliënte, die in gezelschap was van Van Maurik, nog gesproken.
Betekenis wordt door het OM gehecht aan het feit dat op de dag van de moord om 15.24 uur telefonisch contact heeft plaatsgehad tussen de vaste telefoonlijn van de ouders van cliënte, waar cliënte op dat moment was, en het telefoonnummer eindigend op *1810*. Zowel cliënte als haar ouders en zuster Paula van Vliet, die allen aanwezig waren in de woning van haar ouders reppen geen woord over een telefoongesprek, dat voor- dan wel na het gesprek met Tony van Maurik met de gebruiker van het nummer *1810*zou zijn gevoerd. Uit onderzoek is gebleken, dat één van de gebruikers van *1810* Rasnabe is. Het is niet onaannemelijk dat er vanuit de woning van de ouders door Paula van Vliet is gebeld met Moppie Rasnabe voor het afspreken over het brengen- dan wel halen van de was. Immers Paula van Vliet als cliënte hebben verklaard, dat Paula een tijdje de was voor Moppie deed. Ook de telefonische contacten met *1810* met het huisnummer van de woonboot van cliënte is verklaarbaar, immers de jongste zoon, Paul Visser had nog regelmatig telefonisch contact met Moppie.(Zie verklaring van Paul Visser bij de RC op 9 februari 2010)
Waardepapieren Een motief zou volgens het OM kunnen zijn, dat hij was vermoord vanwege spaarbrieven. Zoals uit het onderzoek is gebleken, waren de spaarbrieven niet inwisselbaar noch door een particulier noch door een bank of andere geldinstelling. Immers deze papieren waren kort na ontdekking van de diefstaldoor de bank ongeldig gemaakt. Deze papieren had cliënte op verzoek van Tony van Maurik bewaard en zij had deze papieren al heel lang in het bezit. Volgens cliënte wist Van Maurik dat deze papieren niets waard waren. Opvallend in het dossier is, dat veel getuigen niet verklaren over feiten of omstandigheden, die zij zelf hebben waargenomen of ondervonden. Het zijn vermoedens, gevoelens, veronderstellingen, gissingen en conclusies. Dat is ook niet verwonderlijk als getuigen worden gehoord na 16/17 jaar. Het verhaal is een eigen leven gaan leiden. Deze verklaringen kunnen dan ook niet serieus worden genomen.
Geweld Ook het feit dat cliënt zou worden mishandeld door Van Maurik; daar zijn geen aanwijzingen voor. Niemand heeft ooit waargenomen dat Van Maurik fysiek geweld heeft gebruikt tegen cliënte. Cliënte is niet het type, dat zich laat mishandelen. Dat wordt ondersteund door vele getuigen die bekend waren met het karakter van Tonie van Maurik en verklaren, dat het gebruik van fysiek geweld niet bij hem paste. Uit hetgeen ik naar voren heb gebracht dient de voorlopige hechtenis te worden opgeheven wegens het ontbreken van ernstige bezwaren.
Subsidiair.
Het ontbreken van gronden. Cliënt wordt over één kam geschoren met de andere verdachten, die een groot belang hebben bij de afgelegde verklaringen van de kroongetuige. De zaak van cliënt -van 17 jaar geleden- is niet relevant met betrekking tot de verklaringen tegen de medeverdachten van de kroongetuige. La Serpe heeft ten aanzien van cliënt ontlastend verklaard. Cliënte heeft geen belang bij het feit of de verklaringen van La Serpe tegen de overige verdachten nu wel of niet gebruikt kunnen worden in dit proces. De zaak van haar had ook kunnen worden afgesplitst. Alleen omdat de verdachten van de moord op Van Maurik van meerdere liquidaties worden verdacht, loopt zij noodgedwongen mee in het ‘carrousel’ met als gevolg, dat zij in voorlopige hechtenis dient te wachten op de uitspraak, die zo als het er nu uitziet pas eind van het jaar/begin volgend jaar zal plaatsvinden. Dat is onwenselijk lang en in strijd met de jurisprudentie van het EHRM. De arresten waarin het EHRM heeft geoordeeld over de vraag of de voorlopige hechtenis toelaatbaar is, zijn gewezen naar aanleiding van de vraag of artikel 5, lid 3 van het EVRM was geschonden. Deze bepaling schrijft voor:"ieder heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld", tenzij er gronden zijn die het voorarrest kunnen rechtvaardigen
De enige grond is de 12 jaar grond. Met alle respect, het is niet goed voorstelbaar dat na 17 jaren na de liquidatie nog sprake is van een maatschappelijke beroering, die het delict heeft veroorzaakt. In het kader van de vraag die uw rechtbank thans dient te beantwoorden, is met name de jurisprudentie van het EHRM inzake de Europese grond ‘disturbance to public order’ van belang. In het kader van een verdragsconforme interpretatie van de ernstige geschokte rechtsorde zijn met name de hiervoor genoemde grondregels van belang:
-Voorlopige hechtenis is een ultimum remedium (vrij, tenzij…)
-Argumenten ter rechtvaardiging van voorlopige hechtenis mogen niet allen worden gebaseerd op de ernst van het feit (voorlopige hechtenis mag niet worden gebruikt als ‘voorstraf’)
-Argumenten ter rechtvaardiging van voorlopige hechtenis mogen niet uitsluitend worden gebaseerd op abstracties en algemene veronderstellingen, zij moeten (mede) zijn gebaseerd op de concrete feiten en omstandigheden van het specifieke geval dat voorligt.
Op basis van deze verdragsconforme interpretatie dient uw rechtbank een inschatting te maken of het gevaar (maatschappelijke onrust)dat de voorlopige hechtenis beoogt weg te nemen, zich in onderhavige zaak zal realiseren, indien cliënte op vrije voeten zal worden gesteld.
De verdediging is van mening, dat in onderhavige zaak geen concrete aanwijzingen zijn, dat vrijlating van cliënte in afwachting van het verdere proces mogelijk wel tot maatschappelijke onrust zou leiden. (Ik verwijs naar de uitspraak van de rechtbank Haarlem d.d. 13-4-2007 LJN:BA2938) Ook is de voorlopige hechtenis van de medeverdachten Nan Paul de Boer en Freek Stevens op enig moment door uw rechtbank opgeheven. Heeft de invrijheidsstelling van deze twee verdachten de rechtsorde ernstig geschokt. Ik dacht van niet.
Nu er geen gronden zijn, verzoek ik uw rechtbank de voorlopige hechtenis op te heffen en cliënte in vrijheid te stellen.
Meer subsidiair.
Cliënte zit in voorarrest sinds 29 september 2008 ( 20 maanden).Voor het zelfde feit heeft zij ook al eens van 27 juli 1993 tot 5 oktober 1993 in voorlopige hechtenis gezeten (ruim2 maanden). Dat staat gelijk met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van bijna 36 maanden minus de VI. Naar het oordeel van de verdediging is de situatie van artikel 67a, lid 3 Strafvordering aan de orde.
Schorsing is gerechtvaardigd -zoals ik reeds hiervoor heb betoogd- op grond van de lange duur van het reeds ondergane voorarrest van ruim 22 maanden en de lange tijd die nog zal verstrijken voordat in haar zaak vonnis zal worden gewezen. De gelijktijdige berechting van zaken tegen de medeverdachten is in de zaak van cliënt niet noodzakelijk zoals ik reeds heb aangegeven. Er is duidelijk sprake van overschrijding van de redelijke termijn en dat is in strijd met de jurisprudentie van het Europese Hof en van de Hoge Raad. De medische situatie van cliënte is ondanks haar operatie op 3 februari 2009 nog steeds problematisch. Zij heeft constant pijn in haar onderbuik. Ik verwijs daarvoor naar het bijgevoegde medisch dossier van de P.I. Nieuwersluis.
Redenen om cliënt te schorsen.
De beslissing volgt op Donderdag 25 Mei.
Bondtehond
woensdag 19 mei 2010
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten