(klik)
Ik heb wél eens geklaagd dat er zo weinig media aanwezig waren in de laatste fase van het proces, maar wellicht moet ik dat ook maar zien als compliment, aangezien veel journalisten wisten dat er in ieder geval één persoon verslag zal doen en dat je zo toch enigszins op de hoogte kunt blijven. Ik weet dat ik een grote schare journalisten onder mijn volgers heb en eerlijk is eerlijk, ik heb van vele van hen ook wel minimaal één keer te horen gekregen dat ze het fijn vonden dat er tenminste een vasthoudende bloggende rechtbankverslaggever aanwezig was bij Passage. Ook kreeg ik te horen dat het niet zozeer aan de journalist zelf ligt dat men niet zo vaak bij het proces aanwezig kon zijn, maar aan de redacteur die prioriteiten stelt. Een (bijna) tienjarig proces volgen is onbetaalbaar voor kranten en betekent dat men andere actuele zaken moet laten schieten. Het is vaak kiezen tussen twee kwaden, zeg maar. Daar moeten we dan ook maar begrip voor hebben.
Hieronder kunt u mijn Twitter nog even teruglezen als u wilt. Nogmaals: verslag via Twitter blijft redelijk samengevat. Van letterlijke weergave is natuurlijk geen sprake. Soms gaat het redelijk snel en probeer je de belangrijke puntjes en uitspraken eruit te pikken, wat vaak betekent dat je andere niet minder belangrijke 'passages' juist weer mist. Ik ben vandaag een beetje ondeugend omdat ik niet van alle advocaten pleidooien mocht publiceren, anderen hadden daar geen bezwaar tegen. Mr. Nico Meijering heeft het liever niet en dat respecteer ik ook, maar alleen het slotwoord integraal weergeven, denk ik niet dat hij daar nu zo'n bezwaar tegen zal maken. Ik kom zo mijn belofte aan mijn volgers na dat ik nog met wat letterlijke citaten zou komen waar ik vrijdag aan het einde van het slotwoord niet meer toekwam. Onder de timeline leest u het integrale slotwoord van het pleidooi van top-advocaten Mrs. Nico Meijering en Christian Flokstra.
Mr. Nico Meijering + Mr. Christian Flokstra |
Slotwoord (voorgedragen door Mr. Nico Meijering)
Mr. Nico Meijering: 'Wij zijn nog niet gereed want er komt nog een tweede termijn en het laatste woord. Bovendien is het in een proces als Passage de goden verzoeken om te denken dat het erop zit.
Maar het is wel een mijlpaal om het eindpleidooi in eerste termijn in hoger beroep te gaan afronden.
Edel groot achtbaar college,
Wij vonden het niet gemakkelijk de verdediging te voeren. Van het begin was het al moeilijk.
Dat moge wel duidelijk zijn geworden, alleen reeds vanwege de harde noten die wij wat betreft het OM hebben moeten kraken.
Een ongewone processituatie waarvan wij al gezegd hebben dat een dergelijk kraken zelden met applaus wordt ontvangen. Het liefst wordt er een soort van harmoniemodel gezien in de rechtszaal. Wij zien dat ook het liefst.
Als daarvan echter afgeweken wordt door de verdediging, kun je zelfs het risico lopen dat de aandacht – zeker die van het OM en de buitenwereld (voor zoveel die al aandacht heeft voor de verdediging) – kan afnemen. Het OM wordt immers geacht om te allen tijde evenwichtig en integer een strafproces te voeren en als daar de kritiek van de verdediging komt te liggen, dan begin je als verdediging eigenlijk al met vuur te spelen. We hebben de reacties buiten de rechtszaal al weer gezien na de eerste dag pleidooi: ja tuurlijk, heeft volgens die verdediging het OM en de media het allemaal weer gedaan.
Maar hadden we dan maar onze mond moeten houden?
Welnu, dat hebben we zelfs gedaan daar waar wij op zoek zijn gegaan naar passende kwalificaties voor de procesviolaties die wij door de jaren heen gezien hebben.
Maar we hebben niet onze mond gehouden daar waar wij de vinger hebben kunnen leggen op processchendingen. Schendingen die het door het OM tegen cliënt gevoerde proces oneerlijk hebben gemaakt.
En wij geloven niet dat wij betrapt kunnen worden op het niet onderbouwd stellen dat sprake is geweest van dergelijke schendingen. Als wel, dan horen wij het graag zodat wij het hoofd kunnen buigen.
Wat wij niet hopen is dat ook nu weer door het OM gesteld wordt dat wij het standpunt zouden aanhangen dat “niet meneer Soerel, maar het OM in het verdachtenbankje” zou thuishoren. Voor alsdan: het is niet wat wij stellen. Wel hebben wij aldus onderbouwde kritiek op de proceshouding van het OM.
En wat wij graag zouden zien is dat het OM in ieder geval niet alléén dergelijke verdachtenbankjes-stellingen ons gaat toeschrijven, maar vooral óók inhoudelijk ingaat op onze kritiek. Kritiek die telkens door ons is teruggevoerd op het vervolgingsvizier dat roerloos op cliënt gericht is geweest. Telkens weer onderbouwde kritiek dat sommige verdachten voor het OM meer gelijk waren dan andere verdachten, terwijl hetzelfde gezegd kon worden voor getuigen.
Hadden wij misschien maar beter verder onze mond moeten houden en droogjes alléén maar telkens tot de conclusies moeten komen dat het bewijs ontoereikend is? Daarmee zouden wij echter ernstig tekortgeschoten zijn bij de behartiging van de belangen van cliënt.
Bij alle – door ons besproken – getuigen zouden wij mogelijk reeds met aanzienlijk minder kanttekeningen al hebben kunnen uitkomen bij dezelfde conclusie: vanwege gebleken onbetrouwbaarheid buiten beschouwing laten van de verklaringen van de getuigen.
Misschien was bij sommige getuigen al een fractie van de bespreking genoeg geweest – zoals dat ook al gebleken is in eerste aanleg gelet op het eindvonnis van de rechtbank.
Misschien hadden wij bepaalde getuigen helemaal niet behoeven te bespreken. En als uw hof dat ook in eindarrest zou gaan vinden of het misschien nú al zou vinden, dan is de beproeving des te groter geweest voor uw hof om ons al die dagen te moeten aanhoren. Dan hadden niet alleen alle “verhalen”, “momenten” en “thema’s” u bespaard kunnen blijven, maar ook de kritiek die wij naar het OM hebben laten horen.
Maar wij zouden dan de belangen van cliënt als gezegd te kort gedaan hebben.
Want als bijvoorbeeld bij een bepaalde getuige reeds 5% van onze kanttekeningen hadden kunnen volstaan om tot onze conclusie wat betreft die getuige te komen, dan zou onvoldoende in beeld zijn gebracht de wijze waarop het OM tegen die getuige heeft aangekeken, of liever: niet heeft aangekeken.
Dan zouden wij onvoldoende hebben laten zien waarvoor het OM geen open oog heeft willen opbrengen en onvoldoende hebben laten zien dat kennelijk niet alle verdachten en getuigen even gelijk worden behandeld.
Maar we zouden bovenal niet hebben laten zien dat aldus ernstig rekening moet worden gehouden met het feit dat sprake is van een tekortgeschoten samengesteld dossier. We hebben het in voorgaande hoofdstukken al zo vaak bepleit en onderstrepen het aan dit slot nu nog eens: indien al geen evenwichtig open oog door het OM kon worden opgebracht voor de inhoud van het dossier, dan kan aangenomen worden dat het dossier evenmin evenwichtig is samengesteld.
Een kwestie van statistieken weer: als op die wijze de vele onderzoeksvijvers zijn afgevist en als ook overigens nog op dergelijke wijze onderzoek is gedaan, dan kan hier één op één de conclusie worden getrokken dat voor de verdediging relevante onderzoeksbevindingen het dossier niet gehaald hebben.
En niet alleen statistisch moeten wij in dat standpunt ondersteund worden. Het gehele Passageproces heeft alleen al in eerste aanleg in het teken gestaan van vele incidenten waaruit gebleken is dat uiterst relevant onderzoeksmateriaal niet vanzelf het dossier bereikte, maar dat de rechter er aan te pas diende te komen. En alsof daar géén sprake van zou zijn geweest in deze aanleg: we benoemen nog maar eens de oriënterende verhoren van La Serpe tot en met het verbaal van TCI-officier mr. Oudendijk betreffende Korkmaz uit het onderzoek Husky dat wij zelf als bijlage hebben moet inbrengen. En wat nog te denken van de besproken blinde vlekken inzake La Serpe al is het alleen reeds de zakelijke uitwerking van W04-03 die nimmer het dossier heeft gehaald.
Het gegeven dat er aldus ernstig rekening mee moet worden gehouden dat het dossier niet compleet is gemaakt met voor de verdediging relevant feitenmateriaal, maakt ook dat in het - wat ons betreft denkbeeldige – geval dat u onverhoopt op onderdelen van het dossier de feiten als een dubbeltje op zijn kant zou ervaren, het dubbeltje naar de voor cliënt gunstige kant zou moeten laten uitvallen: er is ergens immers nog materiaal dat hem zou hebben kunnen helpen.
Maar wat ons betreft is die situatie als gezegd een denkbeeldige, aangezien wij de mening zijn toegedaan dat ieder gepresenteerd bewijsmiddel op zichzelf reeds buiten beschouwing dient worden gelaten vanwege gebleken onbetrouwbaarheid. Anders gezegd: het dossier volstaat in die zin reeds, óók zonder het relevante feitenmateriaal dat het dossier volgens ons niet gehaald heeft.
En nog ten overvloede over kritiek op het OM gesproken en op het gevaar af te gaan jij-bakken. Het altijd gewenste harmoniemodel in de rechtszaal heeft in Passage in twee instanties niet kunnen voorkomen dat de verdediging het nogal te voorduren heeft gekregen. Als alle verdachtmakingen aan het adres van de verdediging juist zouden zijn, dan zouden wij minstgenomen niet thuis horen in de advocatuur.
Maar alsof het daar allemaal om zou draaien in dit proces.
Het hoort er kennelijk in de steeds killer wordende samenleving bij dat in het strafproces op de persoon van de verdedigers wordt gespeeld en het zal wel zo zijn dat als je die hitte van de keuken niet kan weerstaan, je die keuken dan maar beter moet mijden. Maar leuker wordt het er niet op.
Maar het betekent óók voor het OM dat als er onderbouwde kritiek richting het OM komt, dan niet alléén de integriteitskaart moet wordt voorgehouden, maar ook inhoudelijk gereageerd moet worden.
En het zou ook natuurlijk niet om het OM en verdediging moeten draaien, maar om de verdachte en niet in de laatste plaats ook de nabestaanden.
Die hebben recht op een beeld dat de zoveel als mogelijk de waarheid kan naderen. Niet alleen aan de hand van een compleet pakket aan onderzoeksbevindingen, maar ook aan de hand van een door het OM gepresenteerd evenwichtig beeld dat opstijgt uit dat dossier.
Dáár zou het om moeten gaan, en als daar gebrek aan is, dan moet de verdediging dat gebrek ten volle in beeld kunnen brengen.
Een en ander wordt des te meer prangend als de verdachte al in eerste aanleg is vrijgesproken en er in hoger beroep daarom een tweede kroongetuige wordt ingezet.
Een ongekende processituatie in onze rechtsgeschiedenis. Eén kroongetuige behoort in onze rechtsgeschiedenis al tot de zeldzaamheden.
En dan dus óók nog eens ingezet in tweede aanleg, met als – we signaleerden het al eerder in dit eindpleidooi – consequentie dat in essentie één hele feitelijke instantie wordt overgeslagen, of anders gezegd: cliënt slechts één feitelijke instantie heeft gekregen om zich te kunnen verweren tegen de beschuldigingen van deze tweede kroongetuige waar het OM met het volle gewicht achter is gaan staan.
Één instantie maar. Een instantie waarin cliënt volop had moeten kunnen vertrouwen op een OM dat evenwichtig naar de feiten kijkt, en op een verdediging die zich laat horen als dat niet gebeurt.
Want het staat vast dat de tweede kroongetuige is ingezet omdat cliënt in eerste aanleg is vrijgesproken. Het is immers met zoveel woorden aangevoerd in de gang naar het op de rails krijgen van de kroongetuige Ros. Zie immers onder meer weer de in het contract met Ros terug te vinden overweging van de Staat:
“De kans bestaat dat het Gerechtshof bij een gelijkblijvende bewijspositie tot hetzelfde oordeel zal komen als de rechtbank”
En wij zijn ervan overtuigd dat die bewijspositie niet gelijk gebleven is. Maar dan niet op een wijze die het OM voor ogen heeft, maar op een tegengestelde wijze: de bewijspositie van het OM is juist in hoger beroep afgenomen.
Waarom? Omdat de kroongetuige Ros er alles behalve in geslaagd is zich als geloofwaardige getuige neer te zetten, evenals de getuige Korkmaz die in deze aanleg door het OM is opgevoerd. Maar daarnaast heeft de eerste kroongetuige La Serpe – waarvan al de verklaringen in eerste aanleg door de rechtbank terzijde zijn gesteld – verder aan geloofwaardigheid ingeboet, terwijl juist krachtig ontlastende getuigen in de personen van de zusters Holleeder en mevrouw Den Hartog in deze aanleg verschenen zijn.
Maar daar zit u dan als hof, terwijl wij maar klagen dat wij het niet gemakkelijk vonden de verdediging door de Passagejaren heen te voeren.
Alsof u het gemakkelijk heeft in deze giga-zaak waar de belangen torenhoog zijn opgestapeld. Belangen, niet alleen voor betrokken procespartijen, maar natuurlijk ook voor de nabestaanden, de samenleving en het Nederlandse strafproces nu u tevens gevraagd wordt principiële beslissingen te nemen, vooral wat betreft het fenomeen kroongetuige.
En wij staan in beginsel alleen voor de belangen van onze cliënt. En als we daar hier aan dit slot nog eens aan denken, dan denken we ook terug aan uw ondervraging van cliënt op zitting kort voor de afgelopen zomer met als strekking of cliënt een reden kan bedenken waarom er “zoveel” tegen hem voorligt.
Een even begrijpelijk als onmogelijk sluitend te beantwoorden vraag voor cliënt en voor de verdediging.
Tóch denken wij dat wij een heel eind zijn gekomen met de beantwoording van die vraag. Zo hebben wij reeds eerder gesteld dat het – alles overziende – eigenlijk nog maar de vraag is of er nu daadwerkelijk “zoveel” tegen cliënt in dit dossier is terug te vinden. Wij menen zelfs dat die vraag negatief kan worden beantwoord.
Wij denken ook dat de verklaringen van de in Passage verschenen belastende getuigen zijn terug te voeren op een zeker motief/reden om te gaan verklaren, in plaats van dat zij daadwerkelijk zouden hebben waargenomen wat zij zeggen te hebben waargenomen. Op de keeper beschouwd kan dat minder goed wat betreft Q5, maar dat komt voort uit het feit dat we niet mogen weten wie het is en we bij deze getuige allesbehalve hebben kunnen doorvragen – nog los van het feit dat we wel kunnen speculeren over zijn redenen van verklaren.
Maar van alle andere getuigen kunnen we wel behoorlijk goed zien hoe zij ten tonele zijn verschenen. Het is begonnen met La Serpe die een deal wilde maar Holleeder weg wilde laten en daarom en daarvoor Soerel in de plaats heeft gesteld. Hij heeft Soerel ook gemakkelijk kunnen kiezen aangezien Soerel reeds in 2003 groots was neergezet door De Telegraaf als Godfather en prominent werd neergezet naast de andere Godfather Holleeder. En wij hebben aan het slot van hoofdstuk 10 laten zien hoe hortend en stotend La Serpe cliënt uiteindelijk in de plaats heeft gesteld. Maar met La Serpe is het dus begonnen. En vervolgens zijn daaruit direct (naar aanleiding van publicaties) mevrouw Houtman, de getuige Teeven en Q5 voortgekomen. En dan zijn daar nog uiteindelijk Korkmaz en Ros verschenen: getuigen met hele duidelijke motieven of liever “redenen” van wetenschap, die redenen kunnen zonneklaar worden teruggevoerd op strafvermindering en/of een nieuwe – financieel ruimschoots op orde gebrachte - toekomst.
Goed beschouwd aldus niet eens zo erg veel getuigen en allemaal goed te plaatsen hoe en waarom ze ten tonele zijn verschenen.
Of moet er dan nog gedacht worden aan andere getuigen of personen die over het vermeende “driemanschap” hebben gesproken? We zijn ze nagelopen en gebleken is dat zonder uitzondering bij die andere personen de redenen van wetenschap nergens in hun verklaringen is terug te vinden.
En wij denken wel een heel goede reden van wetenschap te hebben blootgelegd. We konden de start van die redenen van wetenschap al terug zien in de in hoofdstuk 2 besproken grote publicaties in De Telegraaf van 3 juli 2003 en 19 november 2006: alle drie de personen van het vermeende “driemanschap” zijn in die publicaties opgevoerd, waarbij zelfs in laatst genoemde publicatie de term “driemanschap” letterlijk gebruikt is. En waar had de krant de kennis vandaan? In ieder geval wat cliënt betreft was het op niets gebaseerd, althans het was op niets gebaseerd daar waar “politiebronnen” werden opgevoerd.
Dus waar hebben de personen die in het dossier zijn opgevoerd dan hun redenen van wetenschap vandaan als zij in de richting van een vermeend driemanschap hebben gesproken? Uit die publicaties?
Of hebben ze het gewoon van Holleeder zelf nu – mede dankzij zijn zusters en mevrouw Den Hartog – is komen vast te staan hetgeen de verdediging met cliënt reeds van het begin af aan gesteld heeft en wel dat Holleeder niets anders deed dan naamsmisbruik en het uitzetten van dwaalsporen.
We ronden echt af.
Edelgrootachtbaar college, u staat voor de vraag of cliënt in het verleden zich in georganiseerd verband schuldig heeft gemaakt aan moorden en niet voor beantwoording van de vraag hoe het nu allemaal zo ver heeft kunnen komen dat mensen met de beschuldigende vinger naar hem zijn gaan wijzen.
En toch denken wij die vraag aldus ook hebben kunnen beantwoorden: het kan een mens gebeuren dat hij onder een tram komt of getroffen wordt door een ernstige ziekte. Maar het kan een mens ook gebeuren dat de verkeerde mensen op je pad komen en verhalen de wereld in worden geholpen die later uitgroeien tot een proces genaamd: Passage.'
Raadslieden
***
Ik moet nog even informeren wanneer precies de voortzetting van het Passage-proces in het JCS plaasvindt. De pleidooien van de raadslieden van kroongetuigen Peter la Serpe en Fred Ros zullen in elk geval op 6 maart worden voorgedragen.
Bondtehond