Posts tonen met het label Kuijpers en van der Biezen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Kuijpers en van der Biezen. Alle posts tonen

dinsdag 5 juni 2012

De commercialisering van het NFI

Forensisch adviseur, tevens columnist op deze site, Ruben Poppelaars is terug van "weggeweest". Poppelaars heeft het na het uitgeven van zijn boek 'Op dood spoor' en na aanvang van zijn nieuwe rechtenstudie een tijdje rustiger aan gedaan met schrijven. Kan ik me goed voorstellen. Er gaat immers veel tijd in zowel zijn baan bij Advocatenkantoor Kuijpers & van der Biezen als deze studie zitten. Daar hebben we dus alle begrip voor. Er waren afgelopen week echter wat interessante ontwikkelingen op gebied van forensische opsporing en het NFI. Goede reden om Ruben te vragen hier commentaar op te geven. Laten we hopen dat Ruben weer wat vaker tijd kan vinden. Altijd interessant wat hij ons te vertellen heeft.



Ruben Poppelaars: Met de nieuwe “Regeling taken NFI” is dit instituut een weg ingeslagen waar ik lang op gewacht heb. Zolang als ik het werk als forensisch adviseur verricht, heb ik me verbaasd over het feit dat het niet mogelijk was voor de advocatuur om rechtstreeks aan te kloppen bij het NFI. Gelukkig was ik niet de enige en zorgden onderzoeksinstituten als Verlilabs, IFS en TMFI de afgelopen jaren dat het voor de verdediging in strafzaken mogelijk was om forensisch onderzoek te laten verrichten. Deze laboratoria zijn mijns inziens onmisbaar geweest voor de equality of arms in een strafproces.

De overheid lijkt dit ook eindelijk in te zien, hetgeen deze regeling voort heeft gebracht. Het lijkt een voortvloeisel uit de “Wet Deskundige in Strafzaken” die in 2010 in werking is getreden en de verdediging al meer rechten heeft toegekend. Het is echter niet alleen de advocatuur die voordeel trekt uit deze nieuwe regeling. Het NFI plukt er ook de vruchten van. En dan doel ik niet alleen op het financiële voordeel dat zij eruit kunnen halen.

Van advocaten heb ik namelijk vaak vernomen dat zij twijfelden aan de onafhankelijkheid van het NFI. Dit gevoel heeft mij nooit echt verbaasd. Het NFI is immers een uitvoeringsorganisatie van ministerie van Veiligheid en Justitie en daarmee van het Openbaar Ministerie. De tegenpartij van de verdediging. De enige manier om iets gedaan te krijgen voor de verdediging was om dit via de zittende magistratuur te laten verrichten. Dit kostte echter onnodig veel tijd. Door de oude Taakbeschikking NFI had het OM een flinke vinger in de pap in het onderzoek dat bij het NFI uitgevoerd wordt.

Zoals ik al schreef, het vermoeden van partijdigheid van het NFI heeft mij nooit verbaasd. Echter, dit gevoel zag ik maar een enkele keer bevestigd worden in de onderzoeksresultaten van het NFI. Het onderzoeksinstituut verricht vrijwel altijd degelijke objectieve onderzoeken. Over de onafhankelijkheid van bepaalde conclusies heb ik wel nogal eens mijn twijfels. Dit is echter mijns inziens niet onder invloed van partijdigheid van het NFI, maar door eenzijdige informatieverschaffing die wordt gebruikt om in combinatie met onderzoeksresultaten conclusies te trekken. Het opsporingsapparaat bepaalt namelijk in grote mate welke informatie wordt verschaft aan de onderzoekers. Ik hoef u niet te vertellen dat er wel alle reden toe is te twijfelen aan de objectiviteit van hen.

De nieuwe regeling brengt hier een keer in. De verdediging kan kijken welke informatie zij van belang achten om het onderzoeksresultaat te interpreteren, dit voorleggen aan OM/RC en uitgaande van een juiste onderbouwing kan het NFI haar onderzoeksresultaten direct in het licht van deze informatie bezien. Via deze handelswijze kan de verdediging al veel bereiken, zonder dat zij hier kosten voor hoeven te maken. Als nadeel hiervan kan beschouwd worden dat de resultaten eveneens verstrekt worden aan het openbaar ministerie. Echter, indien de advocatuur zorgt voor een juiste informatieverschaffing op de juiste momenten, zal dit vrijwel altijd een positief effect hebben voor de verdediging en maakt het dus niet uit dat het OM de rapportage ook meteen krijgt.

Voorts is het feit dat het NFI voortaan rechtstreeks onderzoek kan doen voor de advocatuur zonder tussenkomst van het OM of de RC, weliswaar tegen betaling, goed voor het aanzien van het NFI. Voor wat betreft die betaling begrijp ik de reactie van de voorzitter van de NVSA Bart Nooitgedagt dat onvermogende partijen van deze mogelijkheid mogelijk geen gebruik kunnen maken wel. Echter, voor onderzoeken bij andere onderzoeksinstituten dient de advocatuur ook te betalen. Dus door de regeling wordt het NFI op gelijke voet gezet met andere onderzoeksinstituten en worden deze niet buiten spel gezet. Als er voor onderzoeken van het NFI niet betaald zou hoeven te worden terwijl dit wel zou moeten gebeuren bij andere onderzoeksinstituten, zouden deze namelijk buitenspel gezet worden. Dit zou een zeer onwenselijke ontwikkeling zijn. Het bestaan van verschillende onderzoeksinstituten zorgt namelijk voor een systeem van checks and balances die te allen tijde bewaard moet blijven. Het feit dat de advocatuur moet betalen voor de onderzoeken vloeit helaas voort uit de inrichting van de staat. Met de weg die de overheid in is geslagen door de verdediging meer rechten toe te kennen komt hier hopelijk op niet al te lange termijn nog een einde aan.

Tot slot wil ik nog een opmerking maken over de door Pim Volkers van Verilabs bekritiseerde stelling van NFI-directeur Tjark Tjan-A-Tsoi dat andere onderzoeksinstituten over minder onderzoeksmogelijkheden zouden beschikken. Net als Pim Volkers kan ik me met deze stelling niet verenigen. Alle onderzoeken die bij het NFI verricht kunnen worden, kan men net zo goed bij een ander onderzoeksinstituut laten verrichten. De deskundigenrapporten van andere instituten worden ter zitting niet minder gewaardeerd dan NFI-rapportages. Dit door de NFI-directeur genoemde voordeel van de nieuwe regeling lijkt mij derhalve dan ook uit de lucht gegrepen.
(Ruben Poppelaars)

Bondtehond

zaterdag 2 juni 2012

Over justitiële blunders en opmerkelijke veroordelingen


'MEESTERSCHRIJVERS'

Topadvocaten beschrijven hun meest geruchtmakende strafzaak

Het zal je maar overkomen! Dat is het gevoel dat je bekruipt bij het lezen van de verhalen van 25 bekende en gerenommeerde strafrechtadvocaten in het boek Meesterschrijvers. Ongelooflijke verhalen en bizarre zaken, vaak met onverwachte afloop.


Meesterschrijvers leest als een thriller, maar de verhalen zijn stuk voor stuk waar gebeurd. De bundel, samengesteld door Simon Vuyk, verscheen 1 juni in het kader van de maand van het Spannende Boek 2012.

Mr. Peter Plasman
legt in zijn bijdrage al direct een dilemma bloot waar iedereen mee te maken kan krijgen: wat als je in je eigen huis bruut wordt overvallen, mag je geweld gebruiken om jezelf te verdedigen? Ja, in principe wel, zeggen de premier en de bewindslieden van Veiligheid en Justitie. Maar in de praktijk bieden die uitspraken geen enkele garantie dat het Openbaar Ministerie en de rechter daar hetzelfde over denken.

Mr. Geert-Jan Knoops stond oorlogsheld Marco Kroon bij toen hij als verdachte in een drugsproces terechtkwam. Hij beschrijft hoe zijn cliënt een speelbal van het Openbaar Ministerie werd, met medewerking van het Nederlands Forensisch Instituut. Knoops onthult praktijken die een overheid onwaardig zijn; een parlementaire enquête zou eigenlijk niet mogen uitblijven.

Ieder van de 25 verhalen raakt een gevoelige snaar op strafrechtelijk gebied. Zoals de ongelofelijke politieblunder in het onderzoek naar een professionele inbreker die wordt verdacht van maar liefst zeshonderd misdrijven. Zoals de amateurwielrenner die tijdens een trainingsrit per ongeluk een bejaarde vrouw doodrijdt of de autodief die al rijdende ontdekt dat op de achterbank een baby in een Maxi-Cosi zit. En de bijna vriendschappelijke band tussen een advocaat en zijn cliënt, een brute moordenaar.

Meesterschrijvers biedt een unieke inkijk in de wereld van de strafadvocatuur.

Samensteller Simon Vuyk (1960) is misdaadjournalist. Hij was jarenlang eindredacteur van het tv-programma van Peter R. de Vries en publiceerde verschillende boeken, o.a. over kindermoorden, doodstraf/levenslang en de vuurwerkramp in Enschede. Zie ook www.vuykenco.nl/


Boekgegevens

Paperback,
256 pagina’s
ISBN 97890 8975 2147

Meesterschrijvers verscheen 1 juni 2012


prijs € 18,95.

Bestellen kunt u bij:

   
(klik)

Bondtehond

vrijdag 9 september 2011

Vrijspraak in het ‘boterhamzak-mysterie’

Een mooie uitspraak gisteren voor advocaat Jan Hein Kuijpers van advocatenkantoor Kuijpers & Van der Biezen . Van een eis van 10 jaar naar niks. Een rol hierin was weggelegd voor forensisch adviseur Ruben Poppelaars, tevens columnist op deze site.

Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink schrijft er het volgende over op zijn website:
Het gerechtshof in Amsterdam deed gisteren een belangrijke uitspraak over DNA als bewijsmateriaal, die waarschijnlijk heel wat gevolgen zal hebben. Het gaat over de zaak die in het boek ‘Op dood spoor’ van forensisch adviseur Ruben Poppelaars wordt behandeld in het hoofdstuk ‘het mysterieuze boterhammenzakje’.


Donderdagavond acht uur. In een huiskamer Maarssen ligt vader Ben op de bank te slapen, Jordi (18) en Roy (15) zitten televisie te kijken, moeder Ineke is boven aan het strijken. Jordi zit in een rolstoel, vanwege een ongelukje met voetballen.

De bel gaat, Roy doet open. Meteen duwt een man met een bivakmuts hem aan de kant en loopt naar de woonkamer. Voor de bank staat de man stil en schiet koelbloedig de slapende Ben neer. Jordi springt uit zijn rolstoel en begint met de dader te worstelen. Hij prikt de dader in zijn oog. De gemaskerde man blijft schieten en raakt Jordi in zijn schouder. Die voelt er niets van en vecht door.

Net voordat de man zich weet los te wringen, trekt Jordi een deel van zijn bivakmuts omhoog. Veel tijd om naar het gezicht te kijken heeft Jordi niet. De man draait zich meteen om en vlucht. De paniek in huis is groot. Ben leeft nog. Zijn vrouw belt de politie, hij wordt met een ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis.

Jordi vertelt de politieagente dat hij tijdens de worsteling de dader in het oog heeft geprikt. De agente begrijpt dat er mogelijk DNA van de dader aan de vingers van Jordi zit en besluit een boterhammenzakje om de hand van Jordi te binden. Zo kan een eventueel DNA-spoor op de hand van Jordi niet weggeveegd worden en kunnen er ook geen nieuwe sporen op zijn hand ontstaan. Een forensisch assistent wordt opgeroepen om de sporen veilig te stellen.

Het NFI vindt twee volledige DNA-profielen. Het ene is van Jordi zelf, het andere kan van de dader afkomstig zijn. Er rolt een match uit met een man zonder vaste verblijfplaats die staat ingeschreven bij een daklozencentrum in Delft. In het boek van Poppelaars wordt hij Remond genoemd, zijn echte naam is Daniël M.

Remond wordt gearresteerd. Zijn signalement komt overeen met de beschrijving die Jordi heeft gegeven: een grote man met een grote neus, met een bobbel erop. Maar bij een zogenaamde Oslo-confrontatie herkent Jordi de man niet.

Op verzoek van de advocaat van Remond, Jan-Hein Kuijpers, onderzoekt Ruben Poppelaars wat er gebeurd kan zijn met het DNA-spoor: hoe komt dat van een zwerver in Delft terecht in Maarssen bij iemand waar geen enkele relatie mee is?

Een van de eerste vragen is: waar kwam het boterhammenzakje vandaan? Het kan zijn dat er al materiaal op het zakje zat voordat het om de hand van Jordi is gedaan. Vreemd genoeg staat er in het proces-verbaal niets over waar dit zakje vandaan is gekomen. Bij navraag zegt de agente dat ze het van Ineke heeft gekregen, maar die zegt dat de agente het zelf bij zich had en zij weet niet meer waar ze het vandaan had.

Lees verder bij de Misdaadjournalist

Bondtehond

donderdag 18 augustus 2011

'Meer delict gerelateerde informatie in een vingerspoor?'

Ruben Poppelaars, van Poppelaars & De Jongh - Forensic Consultancy, het forensisch adviesbureau dat is gehuisvest in advocatenkantoor Kuijpers & Van der Biezen in Den Bosch, heeft na een break van enkele maanden de pen weer opgepakt. Zoals ik u vertelde in mijn laatste artikel voor het zomerreces van de Passage-rechtbank heeft Ruben afgelopen jaar hard gewerkt aan zijn boek 'Op dood spoor'. De vaste lezers van dit blog hoef ik vast niet te vertellen dat het altijd weer interessant is wat hij ons weet te vertellen over forensische opsporingstechnieken. Dit maal reageert Ruben op een artikel over vingerafdrukken dat onlangs verscheen op de website van BBC News.    Bondtehond


Ruben Poppelaars: Enkele dagen geleden las ik het artikel “Fingerprint breaktrough offers new forensic evidence” over een ontwikkeling in het onderzoek van vingersporen. Tot op de dag van vandaag wordt bij het onderzoek aan vingersporen alleen gekeken naar het patroon van de papillairlijnen (de lijnen op je vingers). Als van een vingerspoor het patroon van de papillairlijnen op 12 zogenaamde dactyloscopische punten gelijk is aan dat van de verdachte en er geen verschillen worden aangetroffen, dan wordt geconcludeerd dat dit vingerspoor afkomstig is van de verdachte. Een papillairlijnenpatroon blijkt namelijk uniek te zijn (ik vind deze conclusie persoonlijk te ver gaan, nu dit naar mijn mening alleen gezegd kan worden als alle papillairlijnpatronen van alle mensen op de wereld bekend zijn, wat natuurlijk niet het geval is).

Dit zorgt ervoor dat de identificerende waarde van een “match” in dactyloscopisch onderzoek (vingersporenonderzoek) groter is dan een match bij DNA-onderzoek, waarbij de conclusie niet sterker kan zijn dan “de kans dat een willekeurig persoon dezelfde DNA-kenmerken heeft als die in het spoor is kleiner dan één op één miljard”. De kans dat er DNA van iemand wordt gevonden is echter een stuk groter dan dat een volledig vingerspoor van iemand wordt gevonden. De plaats van aantreffen van DNA zorgt er tevens voor dat dit vaak een hogere incriminerende waarde heeft dan een vingerspoor, waardoor DNA-onderzoek in het forensisch onderzoek van grotere waarde blijkt dan dactyloscopisch onderzoek.

In het artikel zegt de onderzoeker dat het ontwikkelde onderzoek meer informatie over een misdrijf zal kunnen verschaffen dan DNA-onderzoek. Met het nieuwe onderzoek kunnen namelijk stoffen zoals drugs, glijmiddel (van een condoom) of explosieven in een vingerspoor gedetecteerd worden. Naar verwachting kan het onderzoek over ongeveer drie jaar in gebruik worden genomen.

Dit onderzoek kan van grote waarde worden in het forensisch onderzoek. Het kan veel zeggen over de omstandigheden waaronder het vingerspoor is achtergelaten en het kan iets zeggen over de toestand van de persoon toen hij het vingerspoor achterliet. Als op een tafel waarop een vrouw is verkracht door een man welke een condoom omdeed een vingerspoor wordt gevonden waarin glijmiddel wordt aangetroffen, is dit een sterke aanwijzing dat dit vingerspoor afkomstig is van de dader. Ook het vinden van drugs in een delict gerelateerd vingerspoor kan informatie geven over de omstandigheden van het delict en over de persoon van de verdachte. Voor het objectieve forensisch onderzoek zal dit onderzoek dus een grote meerwaarde hebben.

Echter is forensisch onderzoek niet alleen maar objectief, maar vaak ook subjectief. In iedere zaak zullen onderzoekers keuzes moeten maken over welke sporen wel en welke niet veiliggesteld worden en/of verder onderzocht worden. Ook zie ik met enkele regelmaat dat sporen die de forensisch onderzoekers (van de politie) relevant achten zeer uitgebreid behandeld worden en de sporen die zij niet relevant achten nauwelijks of niet. Daardoor worden deze ook vaak nauwelijks of niet behandeld tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Dit kan ervoor zorgen dat de tunnelvisie van forensisch onderzoekers over wordt genomen door de juristen ter terechtzitting. Dit nieuwe onderzoek zal meer tunnelvisie tot gevolg hebben wat de kans vergroot dat relevante sporen over het hoofd gezien worden en verkeerde conclusies getrokken zullen worden.

Als bijvoorbeeld op een plaats delict van een zedenmisdrijf een vingerspoor gevonden wordt waarin sporen van glijmiddel zitten, is dit een sterke aanwijzing dat dit spoor delict gerelateerd is. Echter, dit is niet zeker. Misschien is het wel afkomstig van een persoon die eerder op die plek vrijwillige seks heeft gehad. Het onderzoek geeft namelijk resultaat bij onderzoek aan sporen tot 10 dagen oud. Het vinden van dit dactyloscopisch spoor zal de donor waarschijnlijk wel verdachte maken en andere sporen zullen minder aandacht krijgen in het onderzoek. Hierdoor kunnen sporen verloren gaan, die achteraf bezien cruciaal waren voor de waarheidsvinding.

Ook het aantreffen van sporen van drugs in een vingerspoor kan gemakkelijk tot tunnelvisie leiden. Het aantreffen van bijvoorbeeld cocaïne in een vingerspoor van een bepaald persoon kan ertoe leiden dat die persoon verdacht wordt van druggerelateerde criminaliteit. Maar die verdenking op basis van dit vingerspoor kan heel goed onterecht zijn. Wederom is onbekend hoe oud het vingerspoor is. Het spoor kan zijn veroorzaakt doordat de persoon cocaïne heeft gebruikt. Maar onbekend is in dat geval hoeveel tijd er zat tussen de inname van cocaïne door de donor van het vingerspoor en het achterlaten van het vingerspoor. De cocaïnesporen zullen namelijk tot enkele dagen na inname in het lichaam aangetroffen kunnen worden.

Het nieuwe onderzoek stelt alleen maar vast dàt er sporen van cocaïne in het vingerspoor zitten. Hoeveel cocaïne er in het spoor zit, kan hiermee niet onderzocht worden. Zo is het mogelijk dat de donor van het vingerspoor enkele dagen voor het achterlaten van het vingerspoor cocaïne heeft gebruikt. Ook is het mogelijk dat de donor helemaal geen cocaïne heeft gebruikt, maar het wel op zijn handen heeft gehad. Misschien heeft iemand wel met zijn handen in de coke gehangen nadat hij zijn handen op het toilet van de discotheek had gewassen. Uiteindelijk zal de conclusie van een positief resultaat zijn dat er sporen van cocaïne in het vingerspoor aangetroffen zijn, maar over waar het vandaan komt valt oneindig te speculeren. Concluderen dat het gerelateerd is aan druggerelateerde criminaliteit zal in ieder geval niet mogelijk zijn.

Dat men sporen van explosieven kan aantonen klinkt wederom veelbelovend en dat kan het ook zeer zeker zijn. Maar over welke sporen wordt dan precies gesproken? Explosieven bestaan vaak uit verschillende componenten en die componenten kunnen ook in andere stoffen voorkomen. Bovendien zullen sporen van explosieven ook op een later moment op een vingerspoor terecht kunnen komen. Een vingerspoor met sporen van explosieven op een plaats delict waar een explosie is geweest, zal niet veel mensen verwonderen. Ook hier lijkt mij dat men voorzichtig zal moeten zijn met conclusies trekken.

Al met al lijkt me deze ontwikkeling in het dactyloscopisch onderzoek belangrijk en zeer nuttig voor het forensisch onderzoek. Het vergroot de kans op tunnelvisie van forensisch onderzoekers naar mijn mening wel aanzienlijk. Gelukkig zal het nog drie jaar duren voordat de methode gebruikt kan worden. In die tijd zal er vermoedelijk genoeg literatuur verschijnen om deze vorm van tunnelvisie te voorkomen.
Ruben Poppelaars

woensdag 29 juni 2011

Ruben Poppelaars: Op dood spoor

Met enige trots kan ik u vandaag attent maken op een intressant boek dat afgelopen weken op de markt is gekomen van de jonge forensisch onderzoeker/adviseur Ruben Poppelaars van forensisch adviesbureau Poppelaars & De Jong - Forensic Consultancy. Nadat advocaat Mr. Jan Hein Kuijpers mij tijdens een zitting in de Bunker te Osdorp tipte, nam ik in december 2009 contact op met Ruben. Sindsdien is er een leuk contact onstaan en heeft Ruben een aantal keren zijn visie gegeven in zijn columns op dit weblog.


Bestellen? Klik op kaft of de banner rechts.

Ik herinner u aan dit eerste artikel waarin ik kennismaakte met Ruben. Maar ook aan de rechtszaak in verband met 'De kastmoord te Nuth' waarbij ikzelf aanwezig was in rechtbank Den Bosch, en waaruit prompt vrijspraak volgde voor de hoofdverdachte. Alle artikelen en columns vindt u HIER. U ziet het al, Ruben is een druk baasje, maar is desondanks weer volledig opgegaan in een nieuwe studie rechten nadat hij afgelopen jaar al met sucses is afgestudeerd als forensisch onderzoeker.

Als columnist was Ruben vanwege de werkzaamheden in zijn bedrijf, aan het boek en studies wat minder beschikbaar, maar zal aankomende tijd zijn pen weer wat regelmatiger proberen op te pakken. Tussen de drukke bedrijvigheden en studie door, zal hij ons na de zomer weer voorzien van columns over zijn professie Forensisch onderzoek.

Tot die tijd, raad ik u sterk aan 'Op dood spoor' te lezen. Lees hieronder alvast de inleiding van Ruben Poppelaars en het voorwoord van Mrs. Kuijpers en Van der Biezen.

De uitgever schrijft:
De jonge forensisch onderzoeker Ruben Poppelaars reconstrueert in Op dood spoor 13 recente cases uit de Nederlandse misdaadpraktijk. Nadat hij eerst de gepleegde misdaad heeft beschreven gaat Poppelaars uitgebreid in het onderzoek en de daaropvolgende straf zaak. Hij schuwt het niet om daarbij scherpe kritiek te uiten op de rechtsgang en de uitkomsten daarvan.

Dankzij goed gekozen terzijdes met inside informatie krijgt de lezer in Op dood spoor een uitstekend beeld van de forensische onderzoekspraktijk in Nederland. Poppelaars behandelt o.a.: de kastmoord te Nuth, een Nijmeegse zedenzaak, de Puttense moordzaak, twee roofmoorden en een liquidatie in het criminele milieu. Met een voorwoord door Mrs. Jan Hein Kuijpers en Arthur van der Biezen.

Inleiding door Ruben:
In dit boek worden dertien strafzaken behandeld, bestaande uit zeden-, moord- en doodslagzaken waarbij ik betrokken ben. Iedere strafzaak is anders en in iedere strafzaak worden andere fouten gemaakt. Dit boek behandelt dertien zaken waarin fouten gemaakt zijn. De zaken, gerangschikt op complexiteit, geven inzicht in het brede scala van fouten die in iedere fase van het forensisch onderzoek gemaakt kunnen worden. Het begint met het onderzoek op de plaats delict, gevolgd door onderzoek aan de veiliggestelde sporen en de resultaten hiervan, en eindigt met de interpretatie van de onderzoeksresultaten.

Na het lezen van dit boek zult u merken dat forensisch onderzoek niet zo eenvoudig is als televisieprogramma’s zoals CSI en Bones doen vermoeden. Forensisch onderzoek blijkt niet alleen maar vragen te beantwoorden. Het levert ook vaak niet-te-beantwoorden vragen op. Zo kan het forensisch onderzoek voor onverwachte problematiek in een strafzaak zorgen. Deze problematiek wordt in lang niet alle gevallen herkend, zelfs niet als men erop gewezen wordt. Dit kan rechterlijke uitspraken tot gevolg hebben, die op verkeerde gronden genomen zijn.

Op dood spoor probeert u bewust te maken van de waarde van het forensisch onderzoek. Het laat u zien hoe in dertien zaken het forensisch onderzoek is uitgevoerd en hoe het Openbaar Ministerie vervolgens tot de conclusie komt dat een bepaalde verdachte de dader is. De advocaat van de verdachte dient aan te tonen dat de verdachte onschuldig is. Ik heb bij deze zaken van de advocaat het verzoek gekregen of de forensisch technische sporen de onschuld van de verdachte kunnen aantonen. Werkend vanuit deze aanname leg ik het antwoord op deze vraag uit en kom ik vaak tot een andere conclusie dan het Openbaar Ministerie.
Dat zorgt soms voor verrassende resultaten.
Ruben Poppelaars

VOORWOORD   Door mr. Arthur van der Biezen

Mede als gevolg van verschillende rechtelijke dwalingen waarbij personen verdacht van zware levensdelicten, geheel ten onrechte, jarenlang onschuldig achter slot en grendel hebben moeten doorbrengen, staat het strafrecht enorm in de belangstelling en is het onderwerp van publiek debat en discussie. Meer en meer wordt de samenleving zich ervan bewust dat het strafrecht "mensenwerk" is en dat daar fouten gemaakt worden, soms zelfs grove fouten, waardoor mensen enorm onrecht wordt aangedaan. Het beeld van de alwetende vertrouwenwekkende rechter op wie blind gevaren kan worden, ligt inmiddels ver achter ons. Ter voorkoming van fouten en misslagen zoekt het rechtsbedrijf meer en meer zijn heil in "meetbare" en schijnbaar "objectieve" informatie, de modernste technische (opsporings)middelen worden gehanteerd bij de waarheidsvinding.  Het boek van de forensisch onderzoeker Ruben Poppelaars biedt een heldere kijk in de keuken van de praktijk van de "waarheidsvinding". Hoe gaat men in de praktijk van de opsporing nu met al die mooie technieken om die de wetenschap ons biedt? Wat blijft er van die "objectieve" betrouwbaarheid van sporen en technieken over als er op de werkvloer niet goed en zorgvuldig mee omgegaan wordt? Vragen die in dit boek aan de orde komen.

VOORWOORD   Door mr. Jan-Hein L.C.M. Kuijpers

Ruben Poppelaars, jong, enthousiast en eager. Zo kwam hij al weer enkele jaren geleden bij ons, Kuijpers & Van der Biezen Advocaten te 's-Hertogenbosch en Amsterdam, op gesprek. Ruben zocht een stageplaats in Amsterdam in het verband van zijn studie Forensisch Onderzoek. Van der Biezen en ik hadden nog nooit van die studie gehoord, maar toen Ruben had uitgelegd wat hij had geleerd en nog zou gaan leren, wisten we genoeg. Gezien zijn persoonlijkheid en achtergrond twijfelden Van der Biezen en ik geen moment. Wij wilden hem er graag bij hebben. Wij legden hem talloze strafzaken voor waar DNA-problematiek en de chain of proof, de bewijsvergaring, aan de orde waren. Hij controleerde, specificeerde en analyseerde en liet vervolgens zien waar de technische recherche en/of het NFI naar zijn inzicht steken hadden laten vallen. Ruben bleek, zo merkten wij, behalve jong, enthousiast en eager ook nog eens slim en creatief te zijn. Onontbeerlijke eigenschappen in de wereld van dood en verderf, onze wereld van het strafrecht.

Op ons adres in 's-Hertogenbosch richtte hij zijn forensisch adviesbureau Poppelaars & De Jong- Forensic Consultancy op. Naar mijn bescheiden mening een kantoor met een specialisme dat in de wereld van de strafrechtadvocatuur wel eens een gat in de markt zou kunnen invullen. Het is immers van belang, dat aanklagers en rechters er zoveel mogelijk van doordrongen raken dat de bewijskracht van een DNA-spoor in veel gevallen maar heel relatief is. Wij, raadslieden in strafzaken, hebben de indruk dat aanklagers en rechters soms worden verblind door de "1 op de miljard"- frase die in vele DNA-rapportages opdoemt. Daar moeten we vanaf en Ruben kan daarbij helpen. Tot op heden is Ruben verbonden aan ons kantoor en nu willen we hem niet meer kwijt. Hij is te waardevol gebleken. Als mens, maar ook als onze deskundige.

Het feit dat hij nu een boek heeft geschreven zegt veel. Over Ruben en over de materie die hij zich eigen gemaakt heeft. Maar ook over de kracht en het nut van die materie. Het is een naar mijn oordeel belangrijk boek dat in geen enkele strafrechtpraktijk zou mogen ontbreken. Aan de hand van praktijkvoorbeelden bestrijkt Ruben een groot deel van de biologische bewijsvergaring en de interpretatie van de resultaten van onderzoeken naar dat soort bewijs. Tenslotte sluit hij het af met rechterlijke beslissingen in zware strafzaken.

Zeer de moeite waard dus.



  Op dood spoor   € 19,95

Bondtehond

vrijdag 7 mei 2010

Niet ontvankelijkheid na verpesten forensisch onderzoek?

Zoals aangekondigd, hier de tweede column van Ruben Poppelaars van forensisch adviesbureau Poppelaars & de Jongh - Forensic Consultancy. Afgelopen jaar is Ruben voor zichzelf begonnen en houdt kantoor in advocatenkantoor Kuijpers en van der Biezen in Den Bosch. Bij onze eerste ontmoeting vertelde de Forensisch onderzoeker/adviseur al e.e.a over zijn ambities. Spraakmakende zaken waar hij aan meewerkte liepen goed af voor de cliënten, zoals bij de rechtszaak ivm de liquidatie van Victor t'Hooft in Den Haag, alsook de Kastmoord te Nuth, waarbij de verdachten in beide gevallen, o.a. door het forensisch onderzoek opnieuw tegen het licht te houden, zijn vrijgesproken. Hiermee toonde Ruben eens en temeer het belang van goed (her-)onderzoek aan.


Ruben Poppelaars schrijft: Donderdag 29 april heeft het hof van ’s-Hertogenbosch de echtgenoot van Marga van Diessen, Hans L., veroordeeld voor 20 jaar cel, nadat de advocaat-generaal 18 jaar had geëist en de advocaat, mr. Arthur van der Biezen, had gepleit voor niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie door een opeenstapeling van vormverzuimen en onzorgvuldigheden op zowel juridisch als forensisch gebied, zoals dat de verdediging niet de kans heeft gehad om een tegenonderzoek te laten verrichten omdat de sporen onzorgvuldig waren behandeld of vernietigd, waardoor het scenario van de verdediging niet getoetst kon worden. Subsidiair pleitte de verdediging voor vrijspraak omdat er te veel twijfel was over wat zich nu precies heeft afgespeeld.

Met een uitspraak die hoger is dan de eis van de advocaat-generaal moge het duidelijk zijn dat het hof niet met de verdediging meeging. Volgens het hof was het onder meer de schuld van Hans dat het onderzoek bemoeilijkt is, doordat hij het lichaam van het slachtoffer twee maanden in de Belgische Ardennen heeft laten liggen.

In mijn betoog ga ik in op een aantal onzorgvuldigheden in het forensisch onderzoek. Hierbij heb ik het nog niet over de juridische vormverzuimen en onzorgvuldigheden, welke ook meer dan eens plaatsgevonden hebben.

Eerst zal ik kort vertellen wat er in deze zaak is gebeurd. Aan het begin van de zomer in 2006 geeft Hans zijn vrouw Marga Van Diessen op als vermist bij de politie. Twee maanden later rijdt Hans naar de Ardennen. Hierbij wordt hij gevolgd door de politie. De politie ziet dat Hans zijn auto in de Ardennen parkeert, het bos in loopt en met een pakket in landbouwplastic het bos uit komt lopen, welke hij in de kofferbak van zijn auto legt. Dan rijdt Hans weg, Duitsland in, waar hij door een Duits arrestatieteam wordt aangehouden. Hier blijkt dat in het in landbouwplastic ingepakte pakket een stoffelijk overschot bevat, wat later het stoffelijk overschot van zijn vrouw Marga Van Diessen blijkt te zijn.

Hans vertelt dat hij twee maanden eerder met Marga naar de Ardennen was gegaan om hun huwelijk te bespreken. Ook had Hans een luchtbuks bij zich die hij daar wilde uitproberen. Zijn vrouw zou gestruikeld zijn en met haar hoofd op de loop terecht zijn gekomen, welke vervolgens afging. Hij heeft haar toen in het bos achtergelaten.

Dit is natuurlijk een verschrikkelijk verhaal en ik wed dat vele na het horen van dit verhaal denken, “levenslang opsluiten!!”. Echter wat blijkt nou later als het lichaam onderzocht wordt? In de schedel zit inderdaad een gaatje wat veroorzaakt is door de luchtbuks en het kogeltje hiervan wordt teruggevonden in de oogkas. Alleen kan dit, volgens verschillende deskundigen, niet dodelijk zijn geweest. Er zitten echter nog een aantal andere gaten en beschadigingen in de schedel welke de dood wel degelijk kunnen verklaren.

Het is dus van belang dat onderzocht wordt hoe deze gaten en beschadigingen zijn ontstaan, aangezien dit niet aansluit met het verhaal van Hans. En ook al is het nog zo verschrikkelijk wat Hans heeft gedaan, je kunt niet zomaar aannemen dat Hans ook de veroorzaker is van de andere gaten en beschadigingen in de schedel. Marga kan bijvoorbeeld ook overleden zijn door diervraat, of verdwaalde jachtmunitie.

Om deze mogelijkheden te onderzoeken is een goed onderzoek van de plaats delict van groot belang. En hier ging het al fout. Toen de surveillance-eenheid van de politie Hans aan het observeren was toen hij de pakketten in landbouwplastic in zijn kofferbak legde hebben ze deze plek, nadat Hans weg was gereden, gemarkeerd met een steen. Een plek in het bos markeren met een steen, om deze plek later terug te vinden lijkt mij nu niet de meest praktische oplossing. Deze plek hadden ze natuurlijk moeten markeren met iets waar geen honderdduizend andere exemplaren van in dat gebied liggen!

De volgende dag is de politie teruggekomen om de vermoedelijke plaats delict te onderzoeken. Hierbij is gezocht naar de plek waar het lichaam twee maanden lang gelegen zou moeten hebben. Dit is gebeurd met speurhonden. Deze speurhonden hebben de plek echter niet gevonden. Dit terwijl de honden, volgens de begeleider van de honden, al gek worden van een druppeltje bloed. Je zou dus verwachten dat zo’n speurhond het wel zou ruiken als op een plek een lichaam twee maanden lang heeft liggen ontbinden.

Buiten het feit dat men geen idee had waar het lichaam had kunnen liggen hebben ze ook geen andere sporen gevonden. Je zou dus haast gaan denken dat de politie haar onderzoek bij een andere steen, dan die ze de vorige dag hadden neergelegd, is gestart. Het belang van dit onderzoek was dat men had kunnen onderzoeken of er munitiedelen op de plek waar het lichaam lag, lagen. Was dit het geval, dan had men kunnen onderzoeken wat voor type munitie dit was en of dit past bij de hypothese van de verdediging of het Openbaar Ministerie.

Twee dagen na het aantreffen van het slachtoffer wordt de sectie verricht. Normaal gesproken wordt een sectie verricht door een forensisch patholoog. Deze onderzoekt de verschillende weefsels om een uitspraak te kunnen doen over de manier van overlijden. Gaat het echter om een skelet, dan is het de bedoeling dat een forensisch antropoloog de sectie verricht. In dit geval was het lichaam van Marga geskeletteerd maar is de sectie verricht door een forensisch patholoog. Weliswaar in het bijzijn van een forensisch antropoloog in opleiding, maar deze heeft geen rapport uitgebracht.

De forensisch patholoog heeft verklaard dat de gaten en beschadigingen in de schedel de dood kunnen verklaren, en dat er aan de rest van het lichaam niets te zien was. Hierdoor heeft de Officier van Justitie besloten alles behalve de schedel vrij te geven en is het skelet, behalve de schedel, een week na het aantreffen gecremeerd. Hierdoor is aanvullend onderzoek aan het skelet onmogelijk geworden. Dit was voor de verdediging wel van belang omdat er gericht gezocht had kunnen worden naar sporen van diervraat en naar microscopisch kleine deeltjes die vrijkomen bij verschoten munitie. Ook dit valt voor de verdediging dus niet meer te onderzoeken.

Over de ontstaanswijze van de gaten in de schedel valt weinig te zeggen. Verschillende deskundigen in Nederland, België en de Verenigde Staten hebben zich erover gebogen, maar ze kunnen er weinig zinnigs over zeggen. Het kan door kogels zijn veroorzaakt, maar ook door klappen op het hoofd. Over de mogelijke veroorzaker van de gaten kan wellicht meer gezegd worden als er naar microscopische deeltjes op de schedel gezocht wordt. Dit is ook gedaan en hierbij zijn verschillende metaaldeeltjes aangetroffen. Het ontstaan van deze metaaldeeltjes kon op verschillende manieren verklaart worden, mede door een inslag van jachtmunitie.

De deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut geven echter ook aan dat de beschadigingen bevuild zijn met metaaldeeltjes uit hun airconditioning en het cirkelzaagje waarmee de beschadigingen zijn uitgenomen. Hierdoor is de onzekerheid over de ontstaanswijze van de gaten in de schedel nog groter geworden. We weten namelijk niet of de deeltjes die aangetroffen zijn van de veroorzaker van de beschadigingen afkomstig zijn of van de gebruiksvoorwerpen van de onderzoekers zijn. Dus ook dit onderzoek kan geen bijdrage leveren aan het onderzoek van de verdediging.

Zoals gezegd was het lichaam van Marga verpakt in landbouwplastic. Onderzoek hieraan zou iets kunnen zeggen over de hypothese van de verdediging. Als er sprake was van verdwaalde jachtmunitie zouden er namelijk verschillende gaatjes in, en microscopische metaaldeeltjes van de munitie op, het landbouwplastic aangetroffen moeten worden. Bij diervraat zouden hier kenmerkende krassen van op het plastic komen.

Het landbouwplastic is in eerste instantie door de technische recherche onderzocht. Deze heeft het plastic tot twee maal toe schoongemaakt met water en zeep! Om de stank eruit te krijgen! Dit is natuurlijk een cruciale fout, want als er microscopische deeltjes op het plastic zaten, zijn deze nu wel weggewassen, of in ieder
geval verplaatst! Het landbouwplastic wordt vervolgens uitgevouwen en bekeken. Hierbij is gebleken dat er kleine gaatjes in het landbouwplastic zaten en er krassen in het plastic zaten welke veroorzaakt zouden kunnen zijn door dieren.

Het landbouwplastic is hierom naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd om verder onderzoek te laten verrichten aan de gaatjes, zodat gekeken kan worden of deze zijn veroorzaakt door jachtmunitie. De deskundige heeft vervolgens verklaard dat de gaatjes kunnen zijn ontstaan door een schietproces maar kan daar geen zekerheid over bieden. Hierover kon onderzoek aan microscopisch kleine sporen uitkomst bieden. Dit is, ondanks het vele schoonmaken van het plastic, gebeurt en er zijn sporen aangetroffen die van munitie afkomstig konden zijn. Deze sporen konden echter ook zijn ontstaan tijdens het onderzoek van de technische recherche aangezien de ruimte waarin het plastic is onderzocht ook gebruikt werd als schiethal, en het hier dus bomvol schotresten ligt! Dus ook na onderzoek van het landbouwplastic kon niets gezegd worden over de hypothese van de verdediging.

Zoals hierboven blijkt, is het forensisch onderzoek fout gegaan op de vermoedelijke plaats delict, aan het slachtoffer en aan het materiaal waarin het slachtoffer verpakt was. Nu kun je je afvragen wat hier uiteindelijk het belang van is. Hans reed met het stoffelijk overschot van zijn vrouw in de kofferbak en heeft bekend dat hij haar in het bos had achtergelaten na haar, per ongeluk, door het hoofd te hebben geschoten. Dit kun je reden genoeg vinden om aan te nemen dat hij die andere gaten ook wel zal hebben veroorzaakt.

Dit weet je alleen niet zeker. En alle manieren om te onderzoeken hoe het gebeurt kan zijn, zijn verpest door het ongelooflijk slechte forensisch onderzoek. Hans heeft hierdoor weinig kans om aan te tonen dat hij die andere beschadigingen in de schedel niet heeft veroorzaakt. Als hij die gaten niet heeft veroorzaakt is hij ook niet degene die haar gedood heeft. Hans heeft daarom geen eerlijk proces gehad hetgeen in strijd is met het Europees Verdrag van de bescherming van de Rechten van de Mens.

Ook al vind je dat de hypothesen van de verdediging te onwaarschijnlijk zijn, kun je je ook afvragen hoe integer de Nederlandse rechtstaat is als het Openbaar Ministerie, waar de politie onderdeel van is, zo ongelooflijk veel en cruciale fouten mag maken, zonder dat hier consequenties aan verbonden worden. Het feit dat zowel de rechtbank als het Hof hebben geconstateerd dat er verzuimen en onzorgvuldigheden hebben plaatsgevonden maar dat deze niet ernstig genoeg zijn om daaraan consequenties te verbinden, wekt de indruk dat het voor de politie helemaal niet uitmaakt of ze hun werk fatsoenlijk uitvoeren of niet. Als ze iets ‘goed’ doen, wat vaak in het nadeel van de verdachte is, wordt het meegenomen in het proces en als ze een onderzoek verpesten, maakt dit niet uit en worden hier geen consequenties aan verbonden.

Hierdoor zullen deze fouten in het vervolg weer makkelijk gemaakt worden. Dat de professionaliteit van de technische recherche twijfelachtig is, is bij mij al een tijdje bekend. Maar of dit op deze manier ooit gaat veranderen, betwijfel ik hierdoor ook steeds meer. Ook dit vind ik eigenlijk al reden genoeg om het Openbaar Ministerie in deze zaak niet ontvankelijk te verklaren. Als dit gebeurd zou zijn, zou het bij de politie pijnlijk duidelijk worden wat een prutswerk ze in deze zaak hebben geleverd, en is de kans een stuk groter dat ze dit in het gevolg proberen te voorkomen. Met grote belangstelling wacht ik het standpunt van de Hoge Raad in deze zaak af.
-Door Ruben Poppelaars-

Bondtehond

donderdag 22 april 2010

De Kastmoord te Nuth - Vrijspraak hoofdverdachte na onderzoek Forensic Consultancy

Twee weken geleden informeerden wij u over de kastmoord in Nuth, waarin Ruben Poppelaars van Forensic Consultancy , op verzoek van Mr. Landerloo van Corten advocaten, had geadviseerd. Het technisch bewijs, wat eerder voor het grootste deel van de overtuiging van de rechtbank had gezorgd dat Paul M. medeplichtig was aan de doodslag van Jonathan Kennedy, bleek toch niet zo veel te zeggen als dat de rechtbank dacht. Vandaag heeft het hof in ’s-Hertogenbosch mede daardoor besloten Paul M. vrij te spreken van het tenlastegelegde mede plegen van doodslag. Wel werd hij veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, wegens een poging tot zware mishandeling, aangezien Paul M. wel had verklaard dat hij het slachtoffer tegen het hoofd had geslagen. De patholoog-anatoom heeft echter verklaard dat dit geen bijdrage heeft geleverd aan het overlijden van Jonathan.


Dat het slaan tegen het hoofd in verband staat met het overlijden van Jonathan acht het hof niet bewezen. Doordat de tijdsmarge waarin het slachtoffer overleden moest zijn, groter was dan de rechtbank in eerste instantie dacht, kan het slachtoffer uren later dan de klap in het gezicht, overleden zijn. Deze tijdsmarge had de rechtbank berekend doordat er nog voedsel in de maag zat, en dit niet kon als het slachtoffer uren na
de klap overleden zou zijn. De rechtbank had hier echter geen rekening gehouden met het soort voedsel, wat in dit geval langzamer de maag doorliep dan ander voedsel, en de alcoholconsumptie van het slachtoffer voor het overlijden wat nog eens voor extra vertraging van het doorlopen van voedsel door de maag zorgde.

Ook de overtuiging, die de rechtbank had, dat er heel veel schoonmaakwerkzaamheden zijn verricht om bloed weg te poetsen bleek in hoger beroep onhoudbaar. Niet alle bloedsporen in de woning bleken van het slachtoffer en van het vermeende sleepspoor was niet duidelijk wie de donor was. Over de hoeveelheid bloed die weg was gepoetst kon ook al niets gezegd worden, dus of er veel schoonmaakwerkzaamheden
waren verricht is helemaal niet bekend.

De rechtbank was van mening dat aangezien er DNA van Paul M. op een schuurspons was aangetroffen en er ook bloed van het slachtoffer op de spons aangetroffen was, Paul M. wel met de dood te maken moest hebben. Echter bleek dat de hoeveelheid bloed op de spons heel klein was en dat helemaal niet bekend was van wie dat bloed was. Of dit in verband stond met de dood van Jonathan is daardoor ook onduidelijk.

Als laatste was er een kleine hoeveelheid bloed van het slachtoffer op een van de sokken en een schoen van Paul M. aangetroffen. Het is alleen onduidelijk hoe dit bloed hierop gekomen is. Omdat er heel veel mogelijkheden waren, kon het hof niet zomaar aannemen dat dit door het plegen van het misdrijf was gebeurd.

De andere verdachte, Roy M., is wel veroordeeld tot 9 jaar gevangenisstraf. Het hof achtte het wettig en overtuigend bewezen dat Roy M. het slachtoffer opzettelijk door middel van messteken om het leven had gebracht. Het hof rekent het Roy M. zwaar aan dat hij wist dat het lichaam verborgen was in de kast en dat hij hiervan niets had gezegd toen hij de moeder van het slachtoffer telefonisch sprak. Daardoor konden de familieleden niet op een waardige manier afscheid nemen van Jonathan Kennedy.
-Ruben Poppelaars-


Tot zover het verslag wat Ruben Poppelaars me opstuurde vanmiddag. Het is natuurlijk een geweldige opsteker voor de Forensisch onderzoeker/adviseur. Zijn bedrijf is nog jong, maar als hij al in zo'n vroeg stadium tot zo'n geweldig resultaat komt middels zijn expertise in deze spraakmakende strafzaak, dan belooft dat veel. Volgens Mr. Jan Hein Kuijpers, die ik afgelopen week even sprak in De Bunker bij het liquidatieproces, en in wiens kantoor Forensic Consultancy is gehuisvest, gaat het zeker goedkomen met Ruben Poppelaars. Na het interview wat ik had met Ruben, en twee weken geleden een hele dag bij een strafzaak te hebben gezeten in het Hof van 's Hertogenbosch, kan ik niet anders zeggen dat ik mij volledig aansluit bij de mening van Mr. Kuijpers. Ruben zal voor ons vanaf vandaag ook maandelijks een artikel schrijven met betrekking tot forensisch onderzoek. Dat wordt interessant. Hou Bondtehond en Crimesite dus in de gaten.

Door Bondtehond

vrijdag 9 april 2010

De kastmoord te Nuth - 'He was a good guy'

In December schreef ik een artikel over Ruben Poppelaars van Forensic Consultancy, een forensisch adviesbureau gehuisvest in het kantoor van Kuijpers en van der Biezen in 's Hertogenbosch. Toendertijd vroeg ik Ruben mij eens te tippen zodra hij aan een zaak zou werken waarbij forensisch onderzoek aan de orde zou komen. Vorige week was dat zover, betreffende een moordzaak, bekend geworden als 'de kastmoord van Nuth'. Advocate Mr. Francoise Landerloo, van een van de twee hoofdverdachten, had kortgeleden Forensic Consultancy in de arm genomen om in hoger beroep haar pleidooi kracht bij te zetten. Het is nl volgens haar helemaal niet zo zeker of de gevonden sporen wel kunnen worden geïnterpreteerd zoals de het OM stelt na forensisch onderzoek door de politie. Ruben Poppelaars deed daar onderzoek naar en kwam met een ander scenario, waardoor bepaalde bewijzen toch in een ander daglicht komen te staan.


Voor ik een samenvatting van de zitting geef, die van 11:00 tot 18:30 duurde, zal ik in het kort vertellen waar het om gaat bij deze moordzaak. In het Brabantse plaatsje Nuth vond men in Januari 2007 een lijk van een man in een muurkast van een kamerverhuurbedrijf. Daar was het al een aantal weken verborgen. Het slachtoffer was de Schotse Jonathan Graig Kennedy en zou ergens tussen 5 en 7 Januari 2007 om het leven zijn gebracht door messteken, waarschijnlijk na een ruzie over de was en/of te harde muziek. De ruzie zou zijn uitgelopen op een nachtelijke vecht- en steekpartij.

Wat er precies gebeurd is, kan men slechts naar gissen, aangezien de hoofdverdachte Roy M. zegt het zich allemaal niet meer zo goed te kunnen herinneren. De verdachten waren in een kroeg geweest, stomdronken geworden en hadden die avond ook cocaïne gesnoven. De rechtbank achtte vorig jaar bewezen dat twee vrienden/collega's, de eveneens Schotse Paul Mc C. en Roy M. tezamen en in vereniging Kennedy hadden neergestoken. De verdachte Paul Mc C. ontkent al vanaf het begin. Aanvankelijk eiste het Openbaar Ministerie ook vrijspraak voor de 31-jarige Paul, de client van Mr. Landerloo die op dit moment te Schotland en in vrijheid zijn vonnis afwacht.

Hij was in eerste instantie vrijgelaten omdat Roy M. eerder toe had gegeven het slachtoffer te hebben gestoken. Deze bekentenis trok hij echter later ter zitting weer in omdat hij er niet meer zo zeker van was het gedaan te hebben. Hij had in verhoren gezegd 'dat hij het dan wel gedaan moest hebben', ook al liet zijn geheugen hem in de steek. Daardoor vond de rechtbank dat niet langer kon worden aangetoond wie nou de dodelijke steken had toegebracht en werden beide verdachten vorig jaar veroordeeld tot 8 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gisteren speelde dus het hoger beroep en werd er dit keer zelfs 10 jaar celstraf geëist tot verbazing van de raadslieden, Mr. Francoise Landerloo van Paul Mc C.en Mr. Hendriks van Roy M.

Het was nu dus aan Paul Mc C's raadsvrouwe Mr. Landerloo met behulp van Forensic Consultancy in een mooi pleidooi om aan te tonen dat wat er nu aan bewijs voorhanden is niet klopt. Het was een indrukwekkende zitting met tevens een emotionele slachtofferverklaring van de moeder van Jonathan Kennedy, die samen met andere familieleden vanuit Schotland naar Den Bosch was afgereist op uitnodiging van het OM. De vrouw die zichtbaar geëmotioneerd was, en steeds werd bijgestaan door een tolk, stortte zelfs een keer in tijdens het pleidooi van de Mr. Hendriks. Zij werd ondersteund door familieden en enkele aanwezige rechercheurs die aan deze zaak hadden gewerkt. Deze hielpen de aangeslagen dame de rechtszaal even te verlaten voor een korte onderbreking met wat frisse lucht om even wat bij te komen.

De verdachte Roy M. zat steeds vlak voor de familie in het verdachtenbankje en had ook een tolk aan zijn zijde. De Advocaat Generaal las als eerste de aanklacht voor en de rechter begon daarna met het verhoor van Roy M. Het verhoor ging moeizaam. De verdachte was weinig spraakzaam en kwam zeer bedeesd over. Of het nu kwam omdat de familie van slachtoffer Jonathan Kennedy vlak achter hem zaten of door het steeds moeten wachten op de vertaling van de tolk was mij onduidelijk, maar kennelijk had de verdachte geen behoefte aan een duidelijke ontkenning: 'Ik heb het niet gedaan !' De meeste antwoorden waren 'Ik weet het niet meer'.

De rechter probeerde een motief boven water te krijgen. Er waren nl verschillende verhalen verteld. Roy zou boos zijn geweest omdat Jonathan een baantje had ingepikt van een ander omdat die wat aan zijn voet had. Daarover was Roy naar Jonathan gegaan. Of dat klopte? Roy wist het niet meer. Roy zou een mes gepakt hebben om de deur van de wasmachine te openen die avond. Of dat klopte? Roy wist het niet meer. Roy zou eens hebben verteld dat hij Jonathan wilde laten schrikken. Klopte dat? Ook dat wist Roy niet meer. Hij zou dat in verband hebben gebracht met de te harde muziek. De muziek zou te hard hebben gestaan en daar zou toen ruzie over zijn ontstaan. Of dat klopte? Ja, daar was Roy wel kwaad over geweest. 'Who the fuck is first', zou Roy hebben geroepen. Of hij nog wist of hij dat had geroepen? Nee, dat wist Roy niet meer.

De vraagstelling van de rechter veranderde op het moment dat Roy steeds datzelfde antwoord gaf. De rechter merkte op dat Roy niets uit zichzelf wist te herinneren, maar op het moment dat de rechter iets zei wel. Hierdoor begon de rechter zijn vraagstelling iets te veranderen en begon vragen nu met: Wat kunt u zich wel herinneren van.....etc etc. Veel hielp het niet. Het geheugen van Roy M. bleef haperen.

Rechter: U heeft verklaard dat Jonathan een keer aangeraakt door een mes van u en de 2e en 3e keer niet door u. Paul zou wel in het appartement zijn geweest?
Roy: Ik ben er niet zeker van.
Een vrouwelijke rechter ging verder: U zou gezegd hebben dat Jonathan u pisnijdig had gemaakt in het café, steeds zijn vingers in bier, u nat gemaakt, u was ontzettend nijdig.
Roy: Paul en Jonathan vochten. Jonathan kwam naar me toe en duwde, daagde me uit en duwde steeds. Hij irriteerde me.
Rechter: U heeft gezegd dat het erger en erger werd en dat u heel boos werd op Jonathan. U heeft gezegd dat Jonathan u zo boos maakte dat u ontplofte en dat het toen fout is gelopen. Kunt u zich dat herinneren?
Roy: Ik weet het niet.
Rechter: U heeft op verschillende plaatse verteld dat Jonathan in de kast was. Nu wil ik u vragen, waarom bleef Paul bij u in het appartement? Ik begrijp niet waarom hij bij u verbleef als zijn appartement vlak naast die van u is.
Roy: Ze hadden de sleutel geleend van mijn appartement.
Rechter: Ik stel u een duidelijke vraag. Ik kan me zo voorstellen als je weet dat er een lijk bij je in de kast ligt, dat je daar niet naast gaat liggen slapen.
Roy: Ik weet het niet.

Jonathan was die week in Januari 2007 bij de politie als vermist opgegeven door zijn werkgever, op verzoek van zijn moeder. Opvallend was dat Roy in de week dat Jonathan vermist was de moeder van Jonathan had gebeld en zo verklaarde de moeder later, hij in verleden tijd had gesproken. 'He was a good guy', had Roy gezegd in het gesprek.

De psychische rapportage van de verdachte had als eindconclusie dat Roy M. verminderd toerekeningsvatbaar is. Hij is in wezen niet agressief en zou problemen vermijden omdat hij door problemen psychisch uit elkaar zou vallen. Bepaalde spanning en stress kan hij niet handelen en zou wel eens kunnen ontploffen. De rechter vroeg daarover: Vertaald, dan kan u toch agressief worden. Herkend u dat? Roy antwoordde: Ja.

Verdachte Paul Mc C. was na een jaar teruggegaan naar Schotland. De politie had steeds gezegd, jij hebt het gedaan. Het was een klap dat hij werd veroordeeld. Achteraf had hij liever in Nederland gebleven dan had hij een groot gedeelte van zijn staf al uitgezeten. Paul: Maar nee, ik heb het gewoon niet gedaan. Ik wou wel verschijnen, maar het OM liet me weten me dan aan te zullen houden. Dat risico wilde ik niet nemen. Het is geen desinteresse naar de familie of de zaak. Ik sta er mee op en ik ga ermee naar bed. Het heeft mijn leven totaal veranderd.

Nu was het tijd voor het pleidooi van zijn raadsvrouwe Mr. Landerloo. Zij omschreef het onderzochte forensische bewijs punt voor punt tegen in een keurig betoog van bijna 40 pagina's. Zoals gezegd heeft Ruben Poppelaars van Forensic Consultancy geholpen bij het tot stand komen van het pleidooi dmv nauwkeurig onderzoek en het uitbrengen van advies aan de sympathieke raadsvrouwe. Hier volgen samengevat de punten uit het pleidooi waar het onderzoek van het forensische adviesbureau zich op toespitste. Mr. Landerloo had deze punt voor punt in volgorde weergeven:

- De maaginhoud:
Alcoholgebruik heeft een vertragende werking op de spijsvertering. Diverse deskundigen beamen dat. Hierdoor kan helemaal niet gezegd worden, zoals de rechtbank construeert, dat het overlijden van Kennedy vlak na 01:45 heeft plaatsgevonden. Het is allerminst een vaststaand feit. Het kan net zo goed diep in de nacht of vroeg in de ochtend geweest zijn.

- Bloedsporen:
Bij een steek in het hart komt het vaker voor dat dit inwendige bloedingen geeft en niet altijd massaal bloedverlies ten gevolge heeft. De aangetroffen sporen werden zichtbaar door luminol te sprayen. Luminol kan bloedverdunningen van 1 : 10.000 al zichtbaar maken. Indien men 1 druppel bloed uitwrijft, zal dus het hele tapijt oplichten bij onderzoek met luminol. De stelling van de rechtbank dat er in het appartement sprake moet zijn geweest van een bloedbad waarvan het opruimen gepaard moet zijn gegaan met veel tijd en lawaai, bestrijdt de verdediging.

- Sleepspoor:
De verdediging stelt, anders dan de rechtbank, dat niet bewezen kan worden dat er een sleepspoor loopt van de keuken tot de kamer (vindplaats lijk in kast) loopt, aangezien er geen DNA-profiel kon worden gemaakt van de bloedvlek waar het spoor naar toe zou leiden. Van een vorige bewoner, ene Macrae, zijn op 5 plaatsen bloedsporen aangetroffen. Hij woont daar al jaren niet meer. Kennelijk kun je dus jaren later nog bloedsporen aantreffen. Er kan dus niet vanuit woden gegaan dat het gevonden bloed van Kennedy is. De politie verbindt aan verschillende plaatsen waar bloed is aangetroffen de term 'sleepspoor'. Er is echter geen DNA-profiel van bekend. Hoe men er dus bij komt dat dit bloed van Kennedy zou zijn, is de verdediging een raadsel.

- Bloed op sok en schoen cliënt:
Gevonden bloed aan de binnenkant van de sok van cliënt Mc C. zegt helemaal niets over betrokkenheid bij de dood van Kennedy aangezien Mc C. op de 'plaats delict' woonde en het bloed daar op verschillende manier kan zijn gekomen met aan en uit trekken van sokken en schoenen. Dus zoals de rechtbank stelt dat het niet waarschijnlijk is dat bloed per ongeluk op de sok/schoenen is gekomen omdat cliënt heeft verklaard dat hij geen bloed heeft gezien, volgt de verdediging niet. Het kan heel goed zijn dat er wel bloed lag, maar dat cliënt dit niet heeft gezien en er doorheen is gewandeld. Het is raarder als je bloed zou zien liggen en er alsnog doorheen wandeld. Het is een niet aannemelijk scenario dat cliënt bloed op zijn sokken/schoenen krijgt en daar weken mee door blijft lopen zonder sokken te wassen en schoenen schoon te maken. Dat hij niet wist dat er bloed op zat is vele malen aannemelijker.

- Emmer en spons:
Het staat niet vast of dat er met een schuursponsje bloed is opgeruimd door Mc C. Het is de verdediging een groot raadsel hoe de rechtbank erbij komt dat dat onderzoek uitwijst dat er bloed van Kennedy is aangetroffen in de emmer. De stelling dat de emmer en spons zijn gebruikt bij het wegwerken van bloed van Kennedy is nergens op gebaseerd. Er is wel DNA van Mc C. aangetroffen op het sponsje, maar ook van een ander, en het zegt uiteraard helemaal niets over betrokkenheid bij de dood van Kennedy. Zijn bloed is immers juist niet aangetroffen in de emmer.

- Gebroken middenhandsbeentje:
De rechtbank verbindt de conclusie dat Mc C. de ware toedracht van het gebroken middenhandsbeentje verborgen wilde houden. Cliënt wilde de ware toedracht verborgen houden omdat hij niet wilde dat aan het licht zou komen dat hij Kennedy heeft geslagen. Uit onderzoek van de patholoog is echter vast komen te staan dat hematomen aan het hoofd op geen enkele wijze van invloed zijn geweest op de dood van Kennedy.

Verder ging Mr. Landerloo in op verschillende literatuur en jurisprudentie. De conclusie is dat er op basis van de bewijsmiddelen niet is vast te stellen wat zich precies in het appartement heeft afgespeeld. In het licht van de voornoemde jurisprudentie is het absoluut onvoldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen van moord c.q. doodslag c.q. zware mishandeling met de dood tot gevolg. Het door haar cliënt geschetste scenario is gelet op verklaringen van deskundigen mogelijk en geenszins uit te sluiten. Mc C. dient volgens Mr. Landerloo dan ook te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde varianten levensdelicten.

Het laatste woord van verdachte Roy M.:
Ik wil sorry zeggen tegen mevrouw Kennedy. Ik weet niet wat er is gebeurd. Meer kan ik niet zeggen. Alleen dat het me erg spijt.

Rechtbank: We gaan er erg goed over nadenken. Uitspraak is op 22 April om 09:30.

Door Bondtehond