De raadslieden hebben uiteengezet dat zo’n gang van zaken ontoelaatbaar zou zijn. Het Openbaar Ministerie behoort ook op dit onderwerp opening van zaken te geven of en zo ja, wat over de tenuitvoerlegging van zijn voorlopige hechtenis aan Fred Ros is toegezegd. Omdat die opening van zaken niet wordt gegeven en voorkomen dient te worden dat Fred Ros door het Openbaar Ministerie stilletjes in vrijheid wordt gesteld, behoort volgens deze raadslieden het Openbaar Ministerie op bevel van het Hof opening van zaken te geven: wordt Ros binnenkort in vrijheid gesteld en wat is er met hem over de tenuitvoerleggingvan zijn voorlopige hechtenis afgesproken? Die informatie dient bij de verdachten tegen wie Fred Ros als getuige verklaart bekend te zijn, omdat in die zaken het Hof moet beoordelen of de afspraken die met Ros als getuige zijn gemaakt door de beugel kunnen. Daarbij komt, dat afspraken over zijn voorlopige hechtenis zijn verklaringsbereidheid en dus ook de betrouwbaarheid van zijn verklaringen kunnen beïnvloeden.
Het Hof wijst de verzoeken af.
Het Hof is het met de raadslieden eens dat als het zo is dat het Openbaar Ministerie met de kroongetuige Fred Ros ook afspraken heeft gemaakt over zijn voorlopige hechtenis in dat geval de inhoud daarvan door het Openbaar Ministerie bekend moet worden gemaakt. Op grond van de wet zal het Hof later in het proces de rechtmatigheid van de met Fred Ros gemaakte afspraken en de betrouwbaarheid van de door hem als getuige afgelegde verklaringen moeten beoordelen. Het ligt dan vanzelfsprekend op de weg van het Openbaar Ministerie om over de met Ros gemaakte afspraken helderheid te verschaffen. Het Hof is het echter niet met de raadslieden eens dat daarvoor een bevel van het Hof nodig is, bij wijze van garantie op transparantie. Daarom heeft het Hof het verzoek afgewezen.
Het Hof heeft de beslissing toegelicht. Het Openbaar Ministerie heeft de wettelijke opdracht om het Hof in te lichten over allerlei zaken die van belang kunnen zijn voor de beslissingen die het Hof in de strafzaken moet geven. Daarbij horen ook beslissingen over de kroongetuige Ros: zijn de door hem afgelegde getuigenverklaringen betrouwbaar en zijn de door het Openbaar Ministerie met hem gemaakte afspraken rechtmatig?
Ook al vrezen de raadlieden van Soerel, Burger en Remmers dat Fred Ros op korte termijn door het Openbaar Ministerie in vrijheid wordt gesteld, dat betekent nog niet dat daarom ervan moet worden uitgegaan dat het Openbaar Ministerie het Hof in strijd met de taak van het Openbaar Ministerie het Hof in te lichten in het ongewisse zal laten over de met Ros gemaakte afspraken. Het Hof ziet dan ook geen aanleiding om aan het Openbaar Ministerie een bevel te geven dat het verantwoording aflegt. Daarbij komt, dat het Openbaar Ministerie voor zijn handelen in het algemeen aan de rechter niet vooraf, maar pas achteraf verantwoording aflegt. Ook daarom ziet het Hof geen aanleiding om aan het Openbaar Ministerie op te dragen dat het van tevoren aankondigt wat het met de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis van de kroongetuige Ros in de toekomst gaat doen of achterwege zal laten.
BRON: Het Gerechtshof Amsterdam
Uitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2016:1946