De verdediging van Jesse Remmers vraagt de rechtbank zeer belangrijke beslissingen te nemen. Afgelopen jaren heeft Bondtehond reeds vele dialogen tussen de verschillende procespartijen, getuigenverhoren en vele incidenten, verzoeken, tussenbeslissingen, uitspraken en andere teksten weergeven over meer dan 160 zittingen op evenzoveel procesdagen, soms letterlijk. Om niet teveel in herhaling te vallen, beperk ik me nu tot een samenvatting van de belangrijkste conclusies van de verdediging.
Mr. Sander Janssen is zojuist aangeland bij het belang van de door de rechtbank te nemen beslissingen:
Zitting Maandag 2 juli:
Mr. Sander Janssen: Het belang van die beslissingen kan dan ook nauwelijks onderschat worden, niet alleen in deze omvangrijke zaak Passage zelf maar voor alle aanhangige en toekomstige strafzaken waarin sprake is van toezeggingen aan getuigen. Ik verzoek Uw Rechtbank dan ook voorafgaand aan de toetsing van de feiten en omstandigheden met betrekking tot de getuige la Serpe nadrukkelijk beslissingen te nemen op de navolgende punten:
- De reikwijdte van de wettelijke regeling waar het het doen van toezeggingen betreft, en te oordelen dat de wetgever blijkens die wettelijke regeling en de wetshistorie die reikwijdte zeer nadrukkelijk heeft willen beperken tot het uitsluitend mogen aanbieden van strafvermindering;
- Te oordelen dat het beroep op het opportuniteitsbeginsel waar dit verdergaande bevoegdheden voor het Openbaar Ministerie creërt dan waarin die wettelijke regeling voorziet en heeft willen voorzien, mede gezien hetgeen daarover eveneens in de beide Kamers is gezegd, een onjuiste uitleg geeft van de verhouding tussen dat opportuniteitsbeginsel en de wettelijke regeling van artikel 226g e.v. Sv
- Te bevestigen dat er sprake is van toezeggingen als bedoeld in de wettelijke regeling wanneer er afspraken zijn gemaakt die min of meer scherp omschreven c.q. helder en hard zijn en die bij de getuige concrete verwachtingen hebben opgewekt, en dat de (zeer) beperkte en formalistische uitleg van dat begrip zoals het Openbaar Ministerie deze voorstaat niet overeenkomstig het recht is;
- Te beslissen dat de Aanwijzing van het College van Procureurs-Generaal het Openbaar Ministerie weliswaar bindt op grond van het vertrouwensbeginsel, maar de inhoud van die aanwijzing andere partijen en in het bijzonder de rechter niet beperkt of inkadert om de gedane toezeggingen ten volle te toetsen;
- Te bepalen dat de Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strijd is met de wet waar deze het Openbaar Ministerie meer bevoegdheden toekent dan de door de wetgever toegekende toezegging van strafvermindering, en de Aanwijzing op die punten dus onverbindend is, althans buiten die toetsing buiten beschouwing dient te blijven;
- Te oordelen dat de hierna te trekken conclusie ten aanzien van (het beeld van de wetgever van) getuigenbescherming juist is, te weten dat de wetgever bij het behandelen en aannemen van de Wet toezeggingen aan getuigen getuigenbescherming aldus heeft opgevat, dat de Staat 'slechts' zorg zou dragen voor beveiliging van een persoon die gevaar liep, dat de wetgever het doen van toezeggingen over de wijze van getuigenbescherming door een zogenaamd af te scheiden onderdeel van het Openbaar Ministerie, laat staan het doen van zeer verregaande financiële toezeggingen, nooit onder ogen heeft gezien, daar met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet mee akkoord zou zijn gegaan, en daar in ieder geval geen wettelijke grondslag voor heeft gecreëerd.
De toetsing van de aan de heer La Serpe gedane toezeggingen zal aan de hand van die deelbeslissingen moeten plaatshebben en zal er toe moeten leiden dat alle toezeggingen die verder gaan dan de toezegging van strafvermindering, als onrechtmatig moeten worden aangemerkt.
Voordat die toetsing van de handelingswijze van het Openbaar Ministerie ten aanzien van de getuige La Serpe kan plaatshebben, zal tot slot nog moeten worden gekeken naar de zo veel besproken problematiek van de getuigenbescherming, een problematiek die in het gehele requisitoir van het Openbaar Ministerie op onbegrijpelijke wijze in het geheel niet aan bod komt.
Later op de dag:
Mr. Sander Janssen: Al deze vragen zullen Uw Rechtbank door het hoofd gaan op het moment dat zich over de strafoplegging van de heer La Serpe buigt, en natuurlijk wordt u als gevolg daarvan in uw straftoemetingsvrijheid aangetast.
In ieder geval is duidelijk dat aan La Serpe op enig moment in de afgelopen jaren de belofte is gedaan dat hij na het uitzitten van zijn netto-straf in vrijheid zou worden gesteld, welke belofte slechts gedaan kon worden wanneer het Openbaar Ministerie reeds voor ogen had om dat buiten Uw Rechtbank om te gaan doen. De heer La Serpe is daar blijkens zijn eigen uitlatingen ook steeds vanuit gegaan, en gesteld kan dus worden dat de belofte voor hem voldoende helder omschreven en hard was en bij hem concrete verwachtingen heeft opgewekt. Daarmee is het Openbaar Ministerie verregaand getreden buiten diens eigen bevoegdheden en is aan La Serpe een ontoelaatbare toezegging gedaan, welke ontoelaatbare toezegging bovendien reeds is geëffectueerd nog voordat Uw Rechtbank over die toezegging, over de overeenkomst met de heer La Serpe in het algemeen en over de rol die de heer La Serpe bij de hem ten laste gelegde feiten heeft gespeeld als geheel, een oordeel heeft kunnen geven.
Conclusie materiële toetsing
Ik concludeer, dat ten aanzien van de strafvermindering, de inhoud van de tenlastelegging, het niet opsporen of vervolgen van strafbare feiten, het afzien van het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel, het begunstigen van anderen dan de getuige, het doen van concrete mededelingen over de getuigenbeschermingsmaatregelen, het geven van een zeer aanzienlijke financiële beloning, en het beloven dat hij voorafgaand aan het oordeel van Uw Rechtbank in vrijheid zou worden gesteld, sprake is geweest van ontoelaatbare toezeggingen, waarbij het Openbaar Ministerie op alle mogelijke fronten de wettelijke regeling welke zoals uitvoerig betoogd uitsluitend wenste te voorzien in de vermindering van de strafeis, met voeten heeft getreden.
Bovendien: waarom zijn al die onderhandelingen en gesprekken met la Serpe eigenlijk opgenomen? Dat moet toch zijn om achteraf, wanneer er discussie ontstaat over wat daar wel of niet gezegd zou zijn en door wie, onomstotelijk te kunnen aantonen hoe het zit? Waarom zou het Openbaar Ministerie dan toch blijven weigeren die opnamen aan de rechter-commissaris te overhandigen, zodat die waarheid vastgesteld kan worden?
Voor zo ver het Openbaar Ministerie hier het sleetse veiligheidsargument tegen in zou willen brengen kan dat allang niet meer overtuigen. Nu niet alleen medewerkers van het Openbaar Ministerie maar ook rechters nog wel eens te vertrouwen zijn, werd dat aspect werd door de inzet van de Rechter-Commissaris voldoende afgedekt.
Bovendien is uit de stukken waarvan te lange leste door Uw Rechtbank is bepaald dat deze wel openbaar moesten worden keer op keer gebleken dat dit veiligheidsargument als een gelegenheidsargument moet worden aangemerkt nu van daadwerkelijke veiligheidsrisico's geen enkele keer sprake was. Herinnert u zich bijvoorbeeld de uitvoerige discussie over de kluisverklaringen 1 en 2, welke kluisverklaringen zo slecht leesbaar zouden zijn en zo doorspekt zouden zijn met opmerkingen aangaande getuigenbescherming, dit terwijl daar na openbaarmaking van die kluisverklaringen helemaal niets van is gebleken.
De enige mogelijke conclusie is dat die opnamen het gelijk van het Openbaar Ministerie niet kunnen aantonen en dat dus moet worden aangenomen dat hetgeen La Serpe in de loop der jaren hierover heeft gezegd, juist is. Verder kan niet anders dan geconcludeerd worden dat het Openbaar Ministerie door deze opnamen achter te houden en keer op keer te weigeren daarin inzicht te verstrekken, actief de waarheidsvinding bemoeilijkt en de rechtsgang belemmert. Opnieuw grote woorden, ik realiseer mij dat, maar opnieuw kan ik niet anders dan constateren dat het zo is.
Van enige introspectie aan de zijde van het Openbaar Ministerie is (ook) op dit punt geen sprake. In het requisitoir wordt met name aangegeven dat men maar weinig waardering kon opbrengen voor het feit dat Uw Rechtbank op een aantal punten nader geïnformeerd wenste te worden, informatie nota bene die er vanaf het begin al zou moeten zijn. Sterker nog: het Openbaar Ministerie benadrukt dat de "vergaande opening van zaken die in Passage moest worden gegeven, geen maatstaf voor toekomstige zaken moet zijn."
Voor zover er hoop zou zijn dat het Openbaar Ministerie naar aanleiding van deze zaak zou hebben geleerd dat er in de toekomst juist transparanter en zorgvuldiger gehandeld zou moeten worden, moet die hoop als ijdel worden aangemerkt. Dat is gezien de ernst van de zaak uiterst verontrustend.
Los van de zware sanctie die blijkens de parlementaire stukken naar het oordeel van de wetgever op het niet volledig voorlichten van de rechtbank over de met een getuige gemaakte afspraken zou moeten worden gesteld, zal duidelijk zijn dat het onjuist en misleidend informeren van de rechter in zijn algemeenheid als een zware schending van de beginselen van een behoorlijke proces orde moet worden aangemerkt, nu daarmee de integriteit van de opsporing en van het strafproces als geheel in het geding is.
Voordat ik kom te spreken over de consequentie van deze materiële en formele schendingen van het wettelijk kader dient echter allereerst nog te worden gekeken naar de eisen van zorgvuldigheid die blijkens de bovenstaande wetshistorie in geval van een overeenkomst met een getuige aan het Openbaar Ministerie moeten worden gesteld.
Zorgvuldigheid
Ook voor die eisen van zorgvuldigheid geldt weer dat deze een grote mate van overlap vertonen met in ieder geval de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, maar ook met de eisen van transparantie en verantwoording. Immers, wanneer niet proportioneel en niet subsidiair wordt gehandeld, en wanneer de eisen van transparantie en verantwoording geweld worden aangedaan, dan heeft dat zijn weerslag op de zorgvuldigheid van het handelen van het Openbaar Ministerie. Zo bezien kan die zorgvuldigheideis eerder als een kapstok gezien kunnen worden waaraan de diverse aan het handelen van het Openbaar Ministerie te stellen voorwaarden en eisen kunnen worden opgehangen.
Ondanks dat in de wetshistorie ten aanzien van toezeggingen aan getuigen dit vereiste van zorgvuldigheid een specifieke en prominente rol speelt, kiest de verdediging er voor dit hierna als een aparte categorie te bespreken en in een breder verband te trekken naar de wijze van opereren van het Openbaar Ministerie in dit onderzoek Passage als geheel.
Daarbij heeft ook een rol gespeeld, dat het gezien de verschillende gedaantes waarin het Openbaar Ministerie in dit onderzoek een rol speelt (het Zaaks-OM, het TGB-OM, het CIE-OM, het College van Procureurs-Generaal) niet doenlijk is dit alles geheel uit elkaar te trekken, nu de verschillende onderdelen van het Openbaar Ministerie met elkaar in contact staan, op elkaar reageren en namens elkaar mededelingen doen, en de verschillende verschijningsvormen van het Openbaar Ministerie ook regelmatig in één en dezelfde persoon worden gecombineerd.
Wat betreft de zorgvuldigheid van het handelen van de specifieke bij de overeenkomst met La Serpe betrokken onderdelen van het Openbaar Ministerie zal uit al het voorgaande duidelijk zijn dat van voldoende zorgvuldig handelen van al die onderdelen van het Openbaar Ministerie geen sprake is geweest. Bovendien heeft de overeenkomst met La Serpe en de vervolging van de verschillende verdachten die daaruit is voortgekomen, het Openbaar Ministerie en met name het Zaaks-OM gebracht tot een groot aantal standpunten en uitlatingen over de in dit onderzoek te verrichten onderzoekshandelingen, over de rol van de diverse bij de zaak betrokken magistraten, over de rol van de verdediging, etcetera, die onjuist, onvolledig of het Openbaar Ministerie onwaardig waren.
In het tweede deel van het ontvankelijkheidsverweer zoals dat morgen zal worden besproken zal met name dat optreden van het Zaaks-OM centraal staan, maar gezien het voorgaande zullen daar waar nodig ook andere onderdelen van het Openbaar Ministerie nog de revue passeren. Uiteindelijk zal Uw Rechtbank natuurlijk een oordeel moeten gaan geven over het functioneren van het Openbaar Ministerie als geheel, oftewel over het ene en ondeelbare Openbaar Ministerie zoals dat tot voor kort leek te bestaan en zoals dat in de visie van de verdediging nog altijd de uiteindelijke verantwoording voor de opsporingen de vervolging als geheel dient te dragen.
Ten behoeve van die toets dient tot slot nog te worden stilgestaan bij het kader dat Uw Rechtbank dient te hanteren en voor een deel al gehanteerd heeft. Het gaat dan om de toepasselijkheid van het juridisch kader van artikel 359a Sv en de voorhanden jurisprudentie. Met het oog op de omvang van dit betoog zal echter ook dat deel morgen worden behandeld en kom ik thans tot een eerste voorlopige conclusie.
Conclusie: Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Mr. Sander Janssen: Zoals door het Openbaar Ministerie bij aanvang van diens requisitoir is gesteld, is dit bepaald geen alledaagse zaak. Dat geldt naar het oordeel van de verdediging niet in het minst ook voor de veelomvattendheid van het door Uw Rechtbank te geven oordeel over de handelingswijze van het Openbaar Ministerie als geheel. In deze zaak doet zich immers het volstrekt unieke geval voor, dat het Openbaar Ministerie in al diens verschijningsvormen en taakuitvoeringen in een periode van meerdere jaren consequent buiten de voor die verschijningsvorm geldende kaders is getreden, hetgeen is geculmineerd in de overeenkomst van La Serpe welke op alle mogelijke terreinen en op alle mogelijke manieren de daartoe geldende wet-en regelgeving heeft geschonden:
- Allereerst is er zoals uitvoerig aangetoond de top van het Openbaar Ministerie, het College van Procureurs-Generaal, welke willens en wetens in diens Aanwijzing is afgeweken van de nadrukkelijke beslissingen van de wetgever waar het de aan een getuige toe te zeggen gunsten betrof, en die aldus zoals door de inmiddels demissionaire Minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal voorspeld, aan de haal is gegaan met de strikte wettelijke regeling zoals die door de wetgever was vastgesteld.
- Vervolgens is er de CIE-Officier van Justitie De Haas, die ironisch genoeg en wellicht niet geheel toevallig inmiddels een hoge functie bekleedt bij datzelfde College van Procureurs-Generaal, die een dubbele pet op heeft gehad bij de onderhandelingen met La Serpe en aan La Serpe diverse toezeggingen heeft gedaan op zowel het gebied van de OM-deal als op het gebied van de getuigenbescherming, waarbij de nadrukkelijke en bewuste keuze is gemaakt het grootste deel van die toezeggingen binnen die getuigenbeschermings- overeenkomst onder te brengen teneinde deze aan het zicht van de verdediging én Uw Rechtbank te onttrekken. Verder is in strijd met de eigen Aanwijzing toegezegd af te zullen zien van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en is in strijd met diezelfde Aanwijzing en de aanbevelingen van de werkgroep Plooy met La Serpe afgesproken dat La Serpe niet de waarheid hoefde te vertellen omtrent de rol van Holle eder bij de liquidaties.
- De omvang van de gemaakte afspraken en gedane toezeggingen is vervolgens in strijd met de bedoeling van de wetgever niet aan de Rechter-Commissaris voorgelegd, en er is tegen de klippen op getracht relevante informatie voor de door Uw Rechtbank te nemen beslissingen bij u weg te houden, waarbij op een zodanige wijze is geopereerd dat de informatievoorziening als misleidend kan worden aangemerkt.
- Datzelfde Openbaar Ministerie heeft in diens verschijningsvorm van het Team Getuigenbescherming én van het College van Procureurs-Generaal, regelmatig in de hybride verschijningsvorm van de heer de Haas, in 2008 en 2009 opnieuw onderhandeld met de heer La Serpe, waarbij de aanvankelijk gemaakte afspraken geheel zijn verlaten en compleet nieuwe afspraken zijn gemaakt. Ook hier is tot het uiterste getracht dit deel van de afspraken met La Serpe geheim te houden en zoals uitvoerig betoogd is ook de informatievoorziening die in dat kader heeft plaatsgehad, bezien in de tijd en de context van hetgeen ten tijde van die informatievoorziening bekend was en door La Serpe gesteld werd, niet anders dan misleidend is aan te merken. Over de redenen dat de Staat heeft gemeend van die voorwaarden uit de intentieovereenkomsten te moeten afwijken, is geen nadere informatie gekomen, en ook over de kaders van het College van Procureurs-Generaal die daarbij gebruikt zouden zijn, welke kaders volgens het Openbaar Ministerie bepalend zijn voor de rechtmatigheid van de met la Serpe gemaakte afspraken, is geen informatie verschaft.
- Gezien hetgeen bekend is geworden over de overeenkomst op hoofdlijnen van juni 2009, welke in lijn met die kaders zou zijn, moet mede gezien hetgeen uit de wetsgeschiedenis is op te maken over het beeld dat de wetgever had bij het getuigenbeschermingsprogramma, geconstateerd worden dat verregaand is afgeweken van hetgeen die wetgever voor ogen heeft gestaan en van hetgeen tot aan deze zaak als een gebruikelijke werkwijze van getuigenbescherming moet worden aangemerkt, waarmee er zowel maatschappelijk als civielrechtelijk als strafrechtelijk sprake is van een verkapte beloning aan de heer La Serpe voor de door hem afgelegde verklaringen.
- Bij de CIE was ten tijde van die toetsing bij de RechterCommissaris reeds informatie voorhanden waarin door een evident belangrijke bron gesteld werd dat La Serpe niet de waarheid had gesproken over twee andere levensdelicten, welke informatie niet alleen niet aan de RechterCommissaris is voorgelegd maar geheel buiten de procedure is gebleven. Verder onderzoek naar die informatie heeft pas plaatsgehad nadat door de verdediging aangebrachte getuigen diezelfde informatie verstrekten, tegen welke getuigen het Openbaar Ministerie zich met alle mogelijke middelen hevig heeft verzet. Als gevolg daarvan heeft de Rechter-Commissaris, met name op het gebied van de proportionaliteit van de overeenkomst maar ook over de in het kader van die overeenkomst gedane toezeggingen, geen geïnformeerde en volledige beslissing kunnen nemen.
- Het zaaks-OM heeft zich vervolgens als spreekbuis van de andere partijen laten gebruiken en heeft met grote en naar achteraf herhaaldelijk is gebleken onterechte stelligheid informatie ingebracht, die op zijn best onvolledig en op zijn slechtst eenvoudig onjuist was, op grond van welke onvolledige dan wel onjuiste informatie diverse beslissingen door Uw Rechtbank zijn genomen. Daarnaast heeft dat zaaks-OM de magistratelijke rol die deze geacht wordt binnen de strafprocedure te spelen, in de loop van dit proces uit het oog verloren en heeft op diverse wijzen te kennen gegeven slechts als doel te hebben de onrechtmatige overeenkomst met La Serpe overeind te houden en de verdachten in dit proces coûte que coûte veroordeeld te krijgen.
- Tot slot maar zeker niet in het minst zijn er aan La Serpe bij het komen tot diens overeenkomst een groot aantal (andere) toezeggingen gedaan die in strijd zijn met de wet en met de eigen Aanwijzing, en is van de door de wetgever zo gewenste transparantie en verantwoording helemaal niets terecht gekomen, anders dan die transparantie die door Uw Rechtbank letterlijk is afgedwongen. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij in diens diverse verschijningsvormen telkens te kennen gegeven nauwelijks begrip te kunnen opbrengen voor die beslissingen en heeft daar slechts met grote tegenzin aan voldaan, met als klap op de vuurpijl de vrijlating van de heer la Serpe voorafgaand aan door Uw Rechtbank te nemen beslissingen en in strijd met daarover nadrukkelijk gedane beloftes.
De lessen van Van Traa die ten grondslag hebben gelegen aan de noodzaak om de toepassing van vergaande bevoegdheden waaronder het uiterst precaire middel van de overeenkomst met een crimineel van een wettelijke grondslag te voorzien, is door de maatschappij, de politiek en met name dit Openbaar Ministerie al zeer geruime tijd uit het oog verloren. Die les luidde in de kern dat het opsporingsapparaat niét inherent integer is. Dat het Openbaar Ministerie niét uit zichzelf binnen de grenzen van de rechtstaat blijft, maar die grenzen opgelegd moet krijgen door de wetgever en die grenzen bewaakt moeten worden door de onafhankelijke rechter. Dat een opsporingsapparaat dat buiten de wet en buiten rechterlijk toezicht wordt geplaatst zichzelf boven de wet gaat achten en daar naar gaat handelen. Dat de bekende Lord Acton gelijk had toen hij zijn meest beroemde stelling opschreef: "Power corrupts; absolute power corrupts absolutely." Eigenlijk "Power tends to corrupt, and absolute power corrupts absolutely." John Emerich Edward Dalberg Acton, first Baron Acton (1834-1902), zei Mr. Janssen erbij.
Als instituut is dat Openbaar Ministerie in de loop der jaren alleen maar machtiger geworden, heeft een steeds grotere hoeveelheid bevoegdheden gekregen, en is steeds minder genegen zich te onderwerpen aan welke controle of toetsing van buitenaf dan ook. Deze zaak heeft bewezen waar dat toe leidt: een op eigen houtje opererend omvangrijk en machtig apparaat, dat zich bereid heeft getoond ten behoeve van de strijd tegen de haast spreekwoordelijke georganiseerde criminaliteit de beginselen van de rechtstaat te passeren, diens eigen kaders los te laten, en in de loop der jaren een zodanige systematiek in het leven te roepen dat daadwerkelijke en effectieve controle van buitenaf, daaronder begrepen de rechtstatelijk cruciale controle door de onafhankelijke rechter, niet of nauwelijks meer kan plaatshebben.
De verdediging realiseert zich heel goed dat ook Uw Rechtbank de druk van de ernst van de in deze zaak behandelde feiten zal voelen. Dat er sprake is van zeer ernstige misdrijven en dat er een zwaarwegend maatschappelijk belang is om ten aanzien van die misdrijven inhoudelijke beslissingen over de schuld of onschuld van verdachten te nemen, staat buiten kijf. Echter, het zal vrijwel altijd om ernstige zaken gaan wanneer het overheidsapparaat zich bereid en in staat toont de grenzen te verleggen én te overtreden. De geschiedenis heeft wel aangetoond dat juist wanneer de inzet hoog is, de verleiding om buiten de paden te treden groter wordt, en dat juist op dat moment moet de rechter er als hoeder van de rechtstaat staan om dat gedrag te signaleren en af te straffen.
Het zwaarwegende belang van de ernst van de zaken moet het dan ook afleggen tegen het nog veel grotere belang van een opsporingsapparaat met het monopolie op geweld, opsporing en vervolging dat zich aan de regels van de rechtstaat houdt, en dat zich niet vrij kan wanen om binnen de rechtstaat geldende grenzen naar believen te overtreden. Daarbij is natuurlijk al eerder door de verdediging opgemerkt dat de in deze door Uw Rechtbank te nemen beslissing bepalend zal zijn voor de wijze waarop het Openbaar Ministerie in de komende jaren zal opereren waar het overeenkomsten met getuigen betreft, en nu al zichtbaar is dat die overeenkomsten inclusief de toezeggingen die in strijd met de wettelijke regeling zijn gedaan, zich op basis van de gang van zaken in dit proces in steeds verdergaande mate aan enige controle onttrekken.
Ongetwijfeld zal een oordeel van Uw Rechtbank waarin de onrechtmatigheid van het handelen van het Openbaar Ministerie wordt bevestigd en daar consequenties aan worden verbonden tot de nodige ophef leiden, en zullen medewerkers van het Openbaar Ministerie en misschien zelfs de demissionair staatssecretaris of Minister van Justitie en Veiligheid roepen dat het een schande is en het Openbaar Ministerie méér bevoegdheden moet krijgen, met in hun kielzog een hele rits hijgerige politici en andere demagogen die het onderscheid tussen democratie en rechtstaat en hun positie daarin niet begrijpen of niet willen begrijpen.
Dat mag en zal Uw Rechtbank er echter niet van weerhouden met de verdediging te constateren dat het opnieuw volkomen uit de hand is gelopen, en dat correctie door de rechtbank als laatste en enige daadwerkelijk onafuankelijke bewaker van de rechtstatelijke grenzen dringend noodzakelijk is.
Ik sluit dan ook af waar deze uitvoerige behandeling begonnen is, te weten met een citaat uit het rapport van de Commissie Van Traa, waarin de lessen die het Openbaar Ministerie is vergeten of wil vergeten en de risico' s voor de rechtstaat die daarvan het gevolg zijn, treffend onder woorden is gebracht. Het is hetzelfde citaat waarmee het juridisch deel begon, maar dat met de voorgaande analyse van de totstandkoming en vooral de toepassing van de Wet Toezeggingen aan getuigen in deze zaak hopelijk ook voor Uw Rechtbank aanzienlijk meer kleur en gewicht heeft gekregen:
"De crisis in de opsporing gaat diep. Zij raakt de legitimiteit van de rechtshandhaving. Het gaat om ernstige problemen binnen een essentieel deel van de democratische rechtsstaat. De beginselen van de democratische rechtsstaat zijn geen boekenwijsheid maar vormen de grondslag voor een levende rechtsstaat die geen ongetoetst, beter nog ongecontroleerd domein in de rechtshandhaving en opsporing duldt. Een vrij politiebedrijf is ongepast.
De verschillende machten in de staat dienen hun verantwoordelijkheid te nemen. De wetgever dient het gebruik en de organisatie van de opsporingsmethoden te normeren. De uitvoerende macht dient op te sporen en te vervolgen volgens de normen van de wetgever. De rechterlijke macht dient de toepassing van het gebruik van de methoden aan deze normen te toetsen."
Op grond van het voorgaande dient het Openbaar Ministerie - de vervolgende instantie, het instituut, het ene en ondeelbare Openbaar Ministerie - in de zaak van de heer Remmers niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De Raadsman, S.L.J. Janssen
Zitting: Dinsdag 3 juli
Mr. Sander Janssen: In het eerste deel van de pleitnotities met betrekking tot de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie van 2 juli jl. is zeer uitvoerig stil gestaan bij de rechtmatigheid van de met de heer La Serpe gesloten overeenkomst. Daarbij is op een aantal punten verwezen naar hetgeen heden nog nader aan de orde moet worden gesteld, dit met het oog op de structuur en omvang van dat eerste deel van de pleitnotities.
Met uitzondering van de hierna te bespreken gang van zaken bij de aanhouding van de heer Remmers in Marokko en de daarop volgende detentie in Marokko zal dit deel van het pleidooi zich met name richten op ontwikkelingen zoals die zich hebben voorgedaan in het onderzoek zoals dat na de aanhouding van de heer Remmers heeft plaatsgehad, zowel voor wat betreft opsporingshandelingen door de politie als de gang van zaken ter zitting. Dat deel zal hieronder in het tweede hoofdstuk onder de paraplu van de vereiste zorgvuldigheid en magistratelijkheid van het Openbaar Ministerie worden besproken.
Het risico bij bespreking bij zo een onderwerp is dat alle conflicten en aanvaringen en kleine en grote irritaties van de afgelopen vijf jaar worden opgesomd en dat er aldus een eindeloze litanie van gemopper en geklaag ontstaat, waarin de verdediging zijn gram haalt over al hetgeen in diens visie niet goed is gegaan. Daar worden we met zijn alle natuurlijk niet beter van, en dat is ook zeker niet de bedoeling is van het hierna volgende stuk, waarin de verdediging getracht heeft zich te beperken tot die zaken die voldoende ernstig zijn om de drempel van het handelen in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde te kunnen nemen.
Desalniettemin is er sprake van een tamelijk uitvoerige lijst van gebeurtenissen en feiten en omstandigheden waarbij dan wel de politie dan wel het Openbaar Ministerie zich naar het oordeel van de verdediging niet op een juiste wijze van diens taak heeft gekweten, en daarbij het handelen van die politie en met name het Openbaar Ministerie kan worden samengevat onder de noemer: het doel heiligt de middelen. Die gebeurtenissen en feiten en omstandigheden zullen dan ook afgezet tegen hetgeen van het magistratelijke Openbaar Ministerie verwacht mag worden, en tegen de genoemde beginselen van een behoorlijke procesorde.
Het uitgangspunt dat het doel dat de middelen heiligt komt aan het begin van de vervolging van de heer Remmers al direct tot uitdrukking, wanneer deze op verzoek van het Nederlands Openbaar Ministerie op 12 februari 2007 wordt aangehouden in Marokko. Daarover allereerst het volgende. Teneinde te voorkomen dat dit laatste deel van het betoog alsnog ontaardt in een eindeloze klaagzang van de verdediging, voor zo ver dat in de beleving van Uw Rechtbank niet al gebeurd is, zal ik tot een afronding komen. Het enige punt dat de verdediging in het verband van dit deel van de pleitnotities nog wil noemen is de inrichting van het requisitoir, en de wijze waarop het Openbaar Ministerie in de verschillende requisitoiren het bewijsmateriaal presenteert.
Uiteraard zal hier in de verschillende zaaksdossiers nader en specifiek op ingegaan worden, maar ik merk nu reeds op dat het herhaaldelijk voorkomt dat het Openbaar Ministerie in requisitoir kennelijk bewust slechts die delen van de bewijsmiddelen presenteert die in het beeld van het Openbaar Ministerie passen, terwijl uit andere bewijsmiddelen of zelfs dezelfde bewijsmiddelen kan blijken dat daarmee een onvolledige of onjuiste weergave van dat bewijsmiddel wordt gegeven. Het is een verwijt dat advocaten nog wel eens krijgen wanneer zij in pleidooi alleen dat deel van een dossier belichten dat in het voordeel van hun cliënt wordt geacht, met weglating van de eveneens in dat dossier aanwezige belastende informatie. Alsof de rechtbank of het hof daar niet feilloos doorheen prikt en alsof een dergelijke eenzijdige benadering van het bewijsmateriaal tot het voor die advocaat gewenste resultaat kan leiden.
Wanneer advocaten dat doen is dat al niet fraai, maar het is vanuit hun positie waarin zij zich uitdrukkelijk dienen te richten op de belangen van hun cliënt en waarin zij bovendien te maken hebben met een cliënt die bepaalde wensen kan hebben omtrent hetgeen al dan niet in pleidooi naar voren wordt gebracht, tot op zekere hoogte nog te billijken. Voor het magistratelijk Openbaar Ministerie is dat echter niet het geval.
Het Openbaar Ministerie heeft zich in deze zaak in de loop der jaren steeds meer laten verleiden zich op te stellen als ware zij een advocaat, maar dan een advocaat die niet een cliënt vertegenwoordigt maar die een belang vertegenwoordigt, te weten het belang een veroordeling tot een zo lang mogelijke gevangenisstraf veilig te stellen. Zoals in het begin van dit hoofdstuk uitvoerig naar voren gebracht past dat niet in het Nederlandse strafprocessuele model, en dient het Openbaar Ministerie zich niet te richten op advocaten teneinde diens rol in dat proces te bepalen. Het Openbaar Ministerie moet zich richten op de rechter, en dient te handelen als ware zij rechter.
Bij de beoordeling van de eigen kroongetuige, met name in de context van de zaken Bethlehem en Kaale, de wijze waarop andere procespartijen en in het bijzonder de verdediging tegemoet zijn getreden, de wijze waarop met de bedreigde anonieme getuigen en andere getuigen á decharge is omgegaan, de wijze waarop met al dan niet relevante bewijsmiddelen is omgegaan, de wijze waarop met verzoeken van de verdedigingen is omgegaan en de wijze waarop de verklaring van W. is verkregen: op al die punten is het Openbaar Ministerie diens wettelijk vereiste magistratelijkheid uit het oog verloren en heeft zich opgesteld als ware zij een partij in een accusatoir proces. Ongetwijfeld is het zo dat een zaak als deze met de dynamiek en belangen van zo een zaak deze, veel van het Openbaar Ministerie vergt, maar het is juist in een zo omvattend, complex en beladen onderzoek van het grootste belang dat het handelen van het Openbaar Ministerie aan die vereiste magistratelijkheid en aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.
Wellicht dat de Officieren van Justitie uitstekende advocaten zouden zijn, maar dat is niet de meetlat waarlangs zij beoordeeld moeten worden: zij zouden uitstekende rechters moeten zijn, en dat zijn zij niet geweest.
Conclusie
Mr. Sander Janssen: Het grootste deel van de door de verdediging gisteren en vandaag geconstateerde onrechtmatigheden valt binnen het toetsingskader van artikel 359a Sv. Waar dat niet geval zou zijn, bijvoorbeeld bij het optreden van het Openbaar Ministerie op zitting, zal duidelijk zal zijn dat het belang van het waarborgen van de in art. 6 EVRM gegarandeerde rechten, van een faire procesvoering waarin de beginselen van equality of arms worden gerespecteerd en waarin evenveel aandacht bestaat voor ontlastende informatie als voor belastende informatie, en het belangen van een binnen het Nederlandse strafproces magistratelijk opererend Openbaar Ministerie, geheel en al vallen binnen de beginselen van een behoorlijke procesvoering en binnen het grotere kader van artikel 6 EVRM. Uw Rechtbank kan al het voorgaande dus zonder meer kan toetsen en, indien nodig geacht, sanctioneren.
Zoals in het eerste deel van dit ontvankelijkheidsverweer van 2 juli jl. ook aangegeven, dient Uw Rechtbank de gedragingen van dit Openbaar Ministerie als geheel te beoordelen. Daarbij is gisteren met de overweging afgesloten dat zich in deze zaak het unieke geval voordoet dat het Openbaar Ministerie in al diens verschijningsvormen (College van Procureurs-Generaal, TGBOM, CIE-OM, Zaaks-OM) de beginselen van een behoorlijke procesvoering geweld heeft aangedaan, als gevolg waarvan va
een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM geen sprake is geweest. Voor de volledigheid herhaalt de daarbij gisteren aan het slot van het pleidooi weergegeven samenvatting van de punten waarop dat Openbaar Ministerie te kort heeft geschoten, aangevuld met de punten zoals deze in het tweede deel naar voren zijn gebracht:
- Allereerst is er zoals uitvoerig aangetoond de top van het Openbaar Ministerie, het College van Procureurs-Generaal, welke willens en wetens in diens Aanwijzing is afgeweken van de nadrukkelijke beslissingen van de wetgever waar het de aan een getuige toe te zeggen gunsten betrof, en die aldus zoals door de inmiddels demissionaire Minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal voorspeld, aan de haal is gegaan met de strikte wettelijke regeling zoals die door de wetgever was vastgesteld.
- Vervolgens is er de CIE-Officier van Justitie De Haas, die ironisch genoeg en wellicht niet geheel toevallig inmiddels een hoge functie bekleedt bij datzelfde College van Procureurs-Generaal, die een dubbele pet heeft opgehad bij de onderhandelingen met La Serpe en aan La Serpe diverse toezeggingen heeft gedaan op zowel het gebied van de OMdeal als op het gebied van de getuigenbescherming, waarbij de nadrukkelijke en bewuste keuze is gemaakt het grootste deel van die toezeggingen binnen die getuigenbeschermingsovereenkomst onder te brengen teneinde deze aan het zicht van de verdediging én Uw Rechtbank te onttrekken. Verder is in strijd met de eigen Aanwijzing toegezegd af te zullen zien van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en is in strijd met diezelfde Aanwijzing en de aanbevelingen van de werkgroep Plooy met La Serpe afgesproken dat hij niet de waarheid hoefde te vertellen omtrent de rol van Holleeder bij de liquidaties.
- De omvang van de gemaakte afspraken en gedane toezeggingen is vervolgens in strijd met de bedoeling van de wetgever niet aan de Rechter-Commissaris voorgelegd, en er is tegen de klippen op getracht de door Uw Rechtbank te nemen beslissingen relevante informatie weg te houden, waarbij op een zodanige wijze is geopereerd dat de informatievoorziening als misleidend kan worden aangemerkt.
- Datzelfde Openbaar Ministerie heeft in diens verschijningsvorm van het Team Getuigenbescherming vervolgens in 2008 en 2009 opnieuw onderhandeld met de heer La Serpe, waarbij de aanvankelijk gemaakte afspraken geheel zijn verlaten en compleet nieuwe afspraken zijn gemaakt. Ook van de zijde van het TGB is door het uiterste getracht dit deel van de afspraken met La Serpe geheel geheim te houden en zoals uitvoerig betoogd is ook de informatievoorziening die in dat kader heeft plaatsgehad, bezien in de tijd en bezien in de context van hetgeen ten tijde van die informatievoorziening bekend was en door La Serpe gesteld werd, niet anders dan misleidend is aan te merken. Over de redenen dat de Staat heeft gemeend van die voorwaarden uit de intentieovereenkomsten te moeten gaan afwijken, is geen nadere informatie gekomen, en ook over de kaders van het College van Procureurs-Generaal die daarbij gebruikt zouden zijn, waarvan verwacht zou worden dat deze voldoende abstract en legitiem zijn dat daar in ieder geval duidelijkheid over gegeven zou kunnen worden is die duidelijkheid er niet gekomen.
- Gezien hetgeen bekend is geworden over de overeenkomst op hoofdlijnen van juni 2009, welke in lijn met die kaders zou zijn, moet echter mede gezien hetgeen uit de wetsgeschiedenis is op te maken over het beeld dat de wetgever had bij het getuigenbeschermingsprogramma, geconstateerd worden dat verregaand is afgeweken van hetgeen die wetgever voor ogen heeft gestaan en van hetgeen tot aan deze zaak als een gebruikelijke werkwijze moet worden aangemerkt, waarmee er zowel maatschappelijk als civielrechtelijk als strafrechtelijk sprake is van een verkapte beloning aan de heer La Serpe voor de door hem afgelegde verklaringen.
- Bij de CIE was ten tijde van die toetsing bij de Rechter-Commissaris verder reeds informatie voorhanden waarin door een evident belangrijke bron gesteld werd dat La Serpe niet de waarheid had gesproken over twee andere levensdelicten, welke informatie niet alleen niet aan de Rechter-Commissaris is voorgelegd maar geheel buiten de procedure is gebleven. Verder onderzoek naar die informatie heeft pas plaatsgehad nadat door de verdediging aangebrachte getuigen diezelfde informatie verstrekten. Als geval daarvan heeft de Rechter-Commissaris, met name op het gebied van de proportionaliteit van de overeenkomst maar ook over de in het kader van die overeenkomst gedane toezeggingen, geen geïnformeerde en volledige beslissing kunnen nemen.
- Diezelfde CIE althans het CIE-OM heeft bij het binnenhalen en verhoren van getuige Harry W. deze getuige in een positie gemanoeuvreerd waarin hij een direct en evident belang kreeg om belastend over de getuigen in het Passage-proces te verklaren, en heeft moedwillig de waarheidsvinding belemmerd door in strijd met de geldende Aanwijzing de verhoren van Harry W. niet audiovisueel of auditief te registreren.
- Het zaaks-OM heeft zich als spreekbuis van de andere partijen laten gebruiken en heeft met grote en na achteraf herhaaldelijk is gebleken onterechte stelligheid informatie ingebracht die op zijn best onvolledig en op zijn slechtst eenvoudig onjuist was, op grond van welke onvolledige dan wel onjuiste informatie wel diverse beslissingen door Uw Rechtbank zijn genomen. Daarnaast heeft dat zaaks-OM de magistratelijke rol die deze geacht wordt binnen de strafprocedure te spelen, in de loop van dit proces uit het oog verloren en heeft op diverse wijzen te kennen gegeven slechts als doel te hebben de onrechtmatige overeenkomst met La Serpe overeind te houden en de verdachten in dit proces coûte que coûte veroordeeld te krijgen.
- Daarbij was de wens van de heer Remmers aan te houden zodanig groot, dat men bereid was zo een aanhouding in Marokko te laten geschieden, dit terwijl men zich bewust was of zich bewust had moeten zijn van de dreigende schending van het EVRM die het gevolg van die aanhouding zou zijn, en waarbij ben zich bediend heeft van een internationaalrechtelijk instrumentarium dat niet van toepassing was.
- Verder zijn de rechtmatige procesbelangen van de verdachten en van de verdediging regelmatig vrijwel geheel uit beeld verdwenen, heeft het onderzoek zich vrijwel uitsluitend gericht op het vinden van bevestiging voor de verklaringen van La Serpe en zijn potentieel ontlastende bewijsmiddelen niet of nauwelijks onderzocht, is relevant bewijsmateriaal herhaaldelijk buiten het dossier gehouden en zijn getuigen die a decharge werden aangebracht met nauwelijks verholen vijandigheid tegemoet getreden waarbij de door de rechtbank toegekende anonieme status van een deel van die getuigen meerdere malen moedwillig op het spel is gezet. Daarbij zijn de beginselen van een behoorlijke procesorde met grote regelmaat met voeten getreden.
- Tot slot maar zeker niet in het minst zijn er aan La Serpe bij het komen tot diens overeenkomst een groot aantal (andere) toezeggingen gedaan die in strijd zijn met de wet en met de eigen Aanwijzing, en is van de door de wetgever zo gewenste transparantie en verantwoording helemaal niets terecht gekomen, anders dan die transparantie die door Uw Rechtbank letterlijk is afgedwongen, waarbij het Openbaar Ministerie in diens diverse verschijningsvormen herhaaldelijk te kennen heeft gegeven nauwelijks begrip te kunnen opbrengen voor die beslissingen en daar slechts met grote tegenzin aan heeft voldaan.
Ik herhaal mijn conclusie zoals ik die gisteren reeds trok en die naar aanleiding van de aanvulling van heden alleen maar in belang is toegenomen, te weten dat er een immens belang is dat uw rechtbank een niet mis te verstaan signaal aan dit Openbaar Ministerie als geheel afgeeft: dat diens handelingswijze in dit onderzoek Passage op vele punten kort is geschoten, en dat dit het recht op een eerlijk proces van verdachten in strafzaken zodanig in de kern heeft geraakt dat daarop de zwaarst mogelijke sanctie dient te volgen. Dit eens te meer, nu bij het uitblijven van zo een sanctie dit Openbaar Ministerie zich onbestraft zal weten, zichzelf in toenemende mate meer bevoegdheden zal toekennen en zich meer en meer zal willen onttrekken aan enige rechterlijke controle. Dat maakt verdere erosie van de beginselen van een eerlijk proces en van de rechtstaat waarbinnen die beginselen hun fundament vinden onvermijdelijk. Dat is geen bangmakerij, maar het historische gevolg van een overheidsapparaat dat zich onbestraft boven de wet stelt en zich nog slechts wenst te houden aan diens eigen regels, als men zich daar al aan houdt.
Ik verzoek u het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren.
De Raadsman, S.L.J. Janssen
Bondtehond
woensdag 4 juli 2012
zaterdag 30 juni 2012
Top-advocaat Nico Meijering op z'n best
Het liquidatieproces gaat bijna ongemerkt verder met het pleidooi van Mr. Nico Meijering. Althans, als je uitgaat van de media-aandacht die momenteel ver te zoeken is. Deze top-advocaat haalt al drie volle zittingsdagen het het onderste uit de kast om zijn cliënten Ali Akgün en Dino Soerel te behoeden voor levenslange gevangenis- straffen in verband met het vermeende opdracht- geven tot liquidaties. Daarnaast Sjaak Burger voor 15 jaar (!) gevangenisstraf i.v.m, laten we eerlijk zijn, strafrechtelijk gezien ook nogal een forse strafeis voor vermeende betrokkenheid en eenvoudige wapenhandel.
De kranten en bladen stonden er (nog) bol van enkele jaren geleden. Maar dat je nu zegt dat de papieren media tijdens de laatste drie zittingen ook bij het proces aanwezig is om over die andere kant van die liquidatie-beschuldigingen van kroongetuige Peter La Serpe te berichten: 0,0. Alleen Bondtehond. En dat is opvallend. Ik zal het maar niet als verwijt laten klinken, want het gaat mij niets aan, maar als je terugkijkt op die periode waarin media nog groots uitgepakten en tot in de kleinste details berichtten over het grootste onderwereld- proces in Nederland ooit, kun je je bijna niet voorstellen dat men zich nu vooral niet laat zien. Men laat kansen liggen om het goed onderbouwde verweer van zo'n beetje de belangrijkste advocaat in dit proces, want zo zie ik Mr. Meijering toch wel van alle Passage-advocaten, te kunnen horen.
Toegegeven, het zijn erg lange dagen en niet iedere minuut is even spannend, om het maar zo uit te drukken, maar er wordt hier wel een pleidooi voorgedragen over de hoogst mogelijke straffen in ons strafrechtsysteem tijdens het grootste onderwereldproces ooit. En saai is het allerminst: vier jaar liquidatieproces geëvalueerd en de bevindingen van de verdediging uitermate accuraat beargumenteerd in vuisdikke pleitnota's die uiteindelijk het verschil moeten uitmaken tot levenslang opgesloten zitten en/of vrijheid van de verdachten.
Het gaat ook over: De nieuwe kroongetuige-regeling; De vermeende bazen van de onderwereld (aldus diezelfde media eeder); De kroongetuige die voor een heel flink bedrag tot praten is gemotiveerd door het Openbaar Ministerie; Gesignaleerde aantoonbare leugens en verdraaide feiten; Ons jarenlang voorgespiegelde (vermeende) ernstige strafbare feiten en: De (mogelijk andere) toekomst van ons strafrechtsysteem. Die lijkt met dit Passageproces nl een heel andere weg te zijn ingeslagen met inzet van (de) kroongetuige(n). En ook over mischien wel een van de belangrijkste vragen: Moeten we dat nu eigenlijk wel willen met z'n allen in Nederland?
Die vraag klonk al vanaf dag 1 van dit Passageproces. De verdediging waarschuwde ons voor een toekomst waarin steeds vaker figuren als kroongetuige Peter La Serpe de loop van een strafproces zullen / kunnen / komen beïnvloeden op grond van (vaak) geheel oncontroleerbare beweringen. Beweringen en/of beschuldigingen die wellicht worden gedaan tegen beter weten in en pas na garanties van een zorgeloos leven ergens anders op de deze aarde. Wat dat betreft is Passage een goede proefcase. Een experimentele situatie waarvan je pas weet of deze is geslaagd of mislukt als de einduitspraak er ligt.
Gaat de rechtbank mee met het OM en zullen de rechters overgaan tot het veroordelen van de verdachten, of zullen zij de verdediging volgen in haar argumenten om het OM niet-ontvankelijk te verklaren? Is er überhaupt wel bewijs (genoeg) als je alleen al uitgaat van het Unus Testes, Nullus Testis-beginsel? Daarnaast heeft kroongetuige Peter La Serpe zich de afgelopen jaren laten zien als een persoon waarbij menigeen de haren zowat uit het hoofd trok van ergenis en zich geregeld afvroeg: Hoe heeft een openbaar ministerie zich in kunnen laten met zo'n (onbetrouwbaar gebleken) sujet?
Nog niet eens over het inhoudelijke van zijn verklaringen, maar puur en alleen gezien de proceshouding ten opzichte van juist de mensen waarmee hij ooit in zee is gegaan van het TGB-OM en zaaks-OM. Hoe vaak gebeurde het niet dat La Serpe zijn kont weer eens tegen de krib gooide en zonder aanziens des persoons beschuldigingen uitte richting verschillende TGB- en OM-leden of meer in het algemeen het hele openbaar ministerie? Vaak, heel vaak. Met het kennelijk gemak als waarmee hij deze verdachten van ernstige misdrijven beschuldigt, gaf hij aan dat TGB- en OM-leden over de scheef waren gegaan wat hem betreft. Het liquidatieproces stond meermaals onder hevige druk van La Serpe en wist de kroongetuige daar zijn slaatje uit te slaan.
Welke gevolgen verbindt de rechtbank straks aan het feit dat La Serpe als door het OM toch als betrouwbaar geachte kroongetuige meerdere keren aangaf dat datzelfde OM flink over de scheef is gegaan en onrechtmatige handelingen zou hebben verricht waarbij het OM zijns inziens 100% zeker niet-ontvankelijk zou worden verklaard als dat bekend zou worden bij de rechters. Een van de haken en ogen zeg maar die er kleven aan de nieuwe kroongetuigeregeling. Je weet bijgod niet wat voor figuren het geluksballetje ook eens proberen te laten rollen op die "roulette-tafel", na La Serpe. Je weet als verdediging nooit waar het proces-balletje dan op valt. Rood: niet-ontvankelijkheid. Zwart: veroordelingen. Groen: vrijspraak.
Een gok blijft het immers altijd, of je te maken hebt met een fantast met heel andere (o.m. verborgen en/of financiële) motieven, of met een betrouwbare getuige die het OM wel serieus helpt bij de waarheidsvinding. Tenzij je naast een kroongetuige een overweldigende hoeveelheid steunbewijs en schakelbewijs kunt presenteren, zal het gevaar van onterechte veroordelingen gigantisch zijn. En dat is een van de redenen dat veel advocaten er niet aan zullen beginnen, een kroongetuige bijstaan. En dan heb je het nog niet eens over of waarheidsvinding wel de hoogste prioriteit heeft en of dat het beoogde doel en tevens grootste goed is dat men nastreeft bij het openbaar ministerie. Zo hoort het wel te zijn, maar het lijkt er niet (altijd) op dat dit ook gebeurt tijdens Passage, aldus de verdediging bij pleidooi(en).
Van één advocaat weten we het zeker: Zijn kantoor staat absoluut geen kroongetuigen bij, advocaat Nico Meijering. En over de waarheidsvinding zei hij al eens tegen me tijdens het interview dat ik met hem had: Ik ben in dit proces niet eens zo zeer bezig met het verdedigen van mijn cliënten maar meer het blootleggen van de wijze waarop de vervolging plaatsvindt. Dat is één van die dingen die mij ook is gaan opgevallen tijdens de afgelopen vier jaar liquidatieproces, het gaat/ging vaak niet meer over de feiten, maar over de strijd waarop het achterhalen van de waarheid gestreden dient te worden in de rechtszaal. Onwillekeurig kreeg je als toeschouwer vaak de indruk dat deze vraag leek te spelen bij het OM: Hoe kunnen we voor de rechtbank weghouden wat er achter de schermen allemaal is gebeurd om de kroongetuige te laten verklaren wat hij heeft verklaard?
Hoe magistratelijk hebben de betrokken OM-leden zich opgesteld ten opzichte van hun grote "plaaggeest", op momenten en in dit proces? Ik doel in dit geval uiteraard op hun eigen kroongetuige Peter La Serpe. En hoe magistratelijk stelden de officieren van justitie zich op ten opzichte van de verdediging als er onderzoekswensen werden gedaan. Je zult op dit soort vragen niet gauw antwoord krijgen tenzij er mogelijk een andere "plaaggeest" opduikt en ook daadwerkelijk bloot weet te leggen waarop die wijze van vervolging dan wel plaats heeft gevonden en of dat op die wijze wel door de beugel kan/kon. Om antwoord op die vraag te krijgen, zullen we kennelijk moeten wachten tot de gemotiveerde uitspraak van de rechtbank er uiteindelijk ligt, maar dat Nico Meijering alles op alles zet de (vermeende) misstanden in Passage aan de kaak te stellen is duidelijk als je wél zijn pleidooien volgt.
Ik spreek Meijering natuurlijk wel eens en moet eerlijk zeggen, niet één keer heeft de raadsman bij mij de indruk gewekt niet 100% voor zijn cliënten door het vuur te gaan. Ook belangrijk: Niet één keer kreeg ik de indruk dat de raadsman daarbij onrechtmatig te werk ging. Het is 99 van de 100 keer zo dat Meijering het ook bij het rechte eind heeft als hij eenmaal een punt aan de orde stelt in de rechtszaal. Zijn verweren snijden hout. Is het niet met een kettingzaag, dan is het met een verfijnd figuurzaagje, maar hout snijden doet ie. En dat het OM een zware dobber heeft aan deze advocaat, moge duidelijk zijn. Over zijn lijk dat Meijering genoegen neemt met veroordelingen op grond van de beweringen van één in zijn ogen, en dat van zijn cliënten, onbetrouwbare kroongetuige als Peter La Serpe.
Natuurlijk, ook de andere advocaten wil ik niet onbenoemd laten. Wat ik heb gezien is tenslotte ook teamwork. Een team van briljante advocaten die de ene keer in een potdichte advocatenkamer zaten en de verdedigingsstrategieën nog eens doornamen voor, tijdens en/of na de zittingen, maar ieder met z'n eigen stijl van pleiten weer tevoorschijn kwamen in die ene helverlichte Bunker-rechtszaal te Osdorp. Waar iedere advocaat al het mogelijke deed tot nu toe en nog zal doen de aankomende weken tot het zomerreces. Maandag en dinsdag a.s. zullen de advocaten van Jesse Remmers met een pleidooi komen waar de (on)rechtmatigheid van de nieuwe kroongetuige- regeling tot in de kleinste details onder de loep genomen zal worden.
Donderdag 5 juli is Mr. Jan Peter van Schaik in de bunker om cliënt Peter La Serpe bij te staan. Of La Serpe zelf op komt dagen in zijn getuigencabine die dag is mij onbekend.
Ter afsluiting van dit Passage-seizoen zal Meijering op maandag 9 juli en maandag 16 juli de hele dag en dus een groot gedeelte van zijn pleidooi opnieuw wijden aan kroongetuige Peter La Serpe. Dat is op de uitloopdagen. De 3 dagen die stonden ingepland voor het betoog van Meijering bleken uiteindelijk niet voldoende en dat verbaast mij niets. Het is ook een 'Hell of a Job' wat Meijering hier laat zien. Op die dagen zal Meijering - afgezien van de afsluiting - het enkel en alleen nog hebben over La Serpe en vooral zijn betrouwbaarheid en wat het OM daarover heeft gezegd. Daarbij zullen ook de gevolgen van de Holleederweglatingsafspraak, de zaak Bethlehem en de plaats delict in de zaak Houtman aan de orde komen.
In de afsluiting zal de raadsman niet alleen nog eens pleiten voor zijn cliënten, maar ook voor een zuivere rechtspleging, althans voor zoveel die verontreinigd wordt door de La Serpes onder ons. Zijn kantoorgenoten die hem aanvankelijk terzijde zouden staan hebben andere rechtszaken te doen en o.m. Agenda-technisch is daarom besloten dat Meijering het hele pleidooi in z'n eentje voordraagt, zo zei de raadsman afgelopen week op mijn vraag of Mrs. Bénédicte Ficq en/of Leon van Kleef ook eigenlijk niet zouden komen pleiten, zoals het zittingsschema ons verteld. Dus niet.
Mr. Meijering heeft alles zelf geschreven (jawel: ook zonder secretaresse). Uiteindelijk kwamen de advocaten van het (liquidatie-)kantoor tot de conclusie dat iedere dag die zijn kantoorgenoten hem zouden ontlasten, het die kantoorgenoten 5 dagen inlezen zou kosten. Dus zij namen wat van Meijering over, terwijl hij gas is gaan geven in Passage... En ja, laten we eerlijk wezen, er zullen ook maar weinig advocaten zijn die zich zo in deze Passage-materie hebben verdiept als Mr. Nico Meijering. Vijf a zes jaar van een mensenleven inmiddels, bijna een levenswerk te noemen. Het is top-advocaat Nico Meijering op z'n best.
Aankomende maanden kom ik ongetwijfeld nog terug op gedeeltes uit het 5-daagse pleidooi van Meijering.
Zoals gezegd, maandag a.s begint het pleidooi van Mrs. Sander Janssen en Robert Malewicz inzake vermeend hitman Jesse Remmers.
Bondtehond
De kranten en bladen stonden er (nog) bol van enkele jaren geleden. Maar dat je nu zegt dat de papieren media tijdens de laatste drie zittingen ook bij het proces aanwezig is om over die andere kant van die liquidatie-beschuldigingen van kroongetuige Peter La Serpe te berichten: 0,0. Alleen Bondtehond. En dat is opvallend. Ik zal het maar niet als verwijt laten klinken, want het gaat mij niets aan, maar als je terugkijkt op die periode waarin media nog groots uitgepakten en tot in de kleinste details berichtten over het grootste onderwereld- proces in Nederland ooit, kun je je bijna niet voorstellen dat men zich nu vooral niet laat zien. Men laat kansen liggen om het goed onderbouwde verweer van zo'n beetje de belangrijkste advocaat in dit proces, want zo zie ik Mr. Meijering toch wel van alle Passage-advocaten, te kunnen horen.
Toegegeven, het zijn erg lange dagen en niet iedere minuut is even spannend, om het maar zo uit te drukken, maar er wordt hier wel een pleidooi voorgedragen over de hoogst mogelijke straffen in ons strafrechtsysteem tijdens het grootste onderwereldproces ooit. En saai is het allerminst: vier jaar liquidatieproces geëvalueerd en de bevindingen van de verdediging uitermate accuraat beargumenteerd in vuisdikke pleitnota's die uiteindelijk het verschil moeten uitmaken tot levenslang opgesloten zitten en/of vrijheid van de verdachten.
Het gaat ook over: De nieuwe kroongetuige-regeling; De vermeende bazen van de onderwereld (aldus diezelfde media eeder); De kroongetuige die voor een heel flink bedrag tot praten is gemotiveerd door het Openbaar Ministerie; Gesignaleerde aantoonbare leugens en verdraaide feiten; Ons jarenlang voorgespiegelde (vermeende) ernstige strafbare feiten en: De (mogelijk andere) toekomst van ons strafrechtsysteem. Die lijkt met dit Passageproces nl een heel andere weg te zijn ingeslagen met inzet van (de) kroongetuige(n). En ook over mischien wel een van de belangrijkste vragen: Moeten we dat nu eigenlijk wel willen met z'n allen in Nederland?
Die vraag klonk al vanaf dag 1 van dit Passageproces. De verdediging waarschuwde ons voor een toekomst waarin steeds vaker figuren als kroongetuige Peter La Serpe de loop van een strafproces zullen / kunnen / komen beïnvloeden op grond van (vaak) geheel oncontroleerbare beweringen. Beweringen en/of beschuldigingen die wellicht worden gedaan tegen beter weten in en pas na garanties van een zorgeloos leven ergens anders op de deze aarde. Wat dat betreft is Passage een goede proefcase. Een experimentele situatie waarvan je pas weet of deze is geslaagd of mislukt als de einduitspraak er ligt.
Gaat de rechtbank mee met het OM en zullen de rechters overgaan tot het veroordelen van de verdachten, of zullen zij de verdediging volgen in haar argumenten om het OM niet-ontvankelijk te verklaren? Is er überhaupt wel bewijs (genoeg) als je alleen al uitgaat van het Unus Testes, Nullus Testis-beginsel? Daarnaast heeft kroongetuige Peter La Serpe zich de afgelopen jaren laten zien als een persoon waarbij menigeen de haren zowat uit het hoofd trok van ergenis en zich geregeld afvroeg: Hoe heeft een openbaar ministerie zich in kunnen laten met zo'n (onbetrouwbaar gebleken) sujet?
Nog niet eens over het inhoudelijke van zijn verklaringen, maar puur en alleen gezien de proceshouding ten opzichte van juist de mensen waarmee hij ooit in zee is gegaan van het TGB-OM en zaaks-OM. Hoe vaak gebeurde het niet dat La Serpe zijn kont weer eens tegen de krib gooide en zonder aanziens des persoons beschuldigingen uitte richting verschillende TGB- en OM-leden of meer in het algemeen het hele openbaar ministerie? Vaak, heel vaak. Met het kennelijk gemak als waarmee hij deze verdachten van ernstige misdrijven beschuldigt, gaf hij aan dat TGB- en OM-leden over de scheef waren gegaan wat hem betreft. Het liquidatieproces stond meermaals onder hevige druk van La Serpe en wist de kroongetuige daar zijn slaatje uit te slaan.
Welke gevolgen verbindt de rechtbank straks aan het feit dat La Serpe als door het OM toch als betrouwbaar geachte kroongetuige meerdere keren aangaf dat datzelfde OM flink over de scheef is gegaan en onrechtmatige handelingen zou hebben verricht waarbij het OM zijns inziens 100% zeker niet-ontvankelijk zou worden verklaard als dat bekend zou worden bij de rechters. Een van de haken en ogen zeg maar die er kleven aan de nieuwe kroongetuigeregeling. Je weet bijgod niet wat voor figuren het geluksballetje ook eens proberen te laten rollen op die "roulette-tafel", na La Serpe. Je weet als verdediging nooit waar het proces-balletje dan op valt. Rood: niet-ontvankelijkheid. Zwart: veroordelingen. Groen: vrijspraak.
Een gok blijft het immers altijd, of je te maken hebt met een fantast met heel andere (o.m. verborgen en/of financiële) motieven, of met een betrouwbare getuige die het OM wel serieus helpt bij de waarheidsvinding. Tenzij je naast een kroongetuige een overweldigende hoeveelheid steunbewijs en schakelbewijs kunt presenteren, zal het gevaar van onterechte veroordelingen gigantisch zijn. En dat is een van de redenen dat veel advocaten er niet aan zullen beginnen, een kroongetuige bijstaan. En dan heb je het nog niet eens over of waarheidsvinding wel de hoogste prioriteit heeft en of dat het beoogde doel en tevens grootste goed is dat men nastreeft bij het openbaar ministerie. Zo hoort het wel te zijn, maar het lijkt er niet (altijd) op dat dit ook gebeurt tijdens Passage, aldus de verdediging bij pleidooi(en).
Van één advocaat weten we het zeker: Zijn kantoor staat absoluut geen kroongetuigen bij, advocaat Nico Meijering. En over de waarheidsvinding zei hij al eens tegen me tijdens het interview dat ik met hem had: Ik ben in dit proces niet eens zo zeer bezig met het verdedigen van mijn cliënten maar meer het blootleggen van de wijze waarop de vervolging plaatsvindt. Dat is één van die dingen die mij ook is gaan opgevallen tijdens de afgelopen vier jaar liquidatieproces, het gaat/ging vaak niet meer over de feiten, maar over de strijd waarop het achterhalen van de waarheid gestreden dient te worden in de rechtszaal. Onwillekeurig kreeg je als toeschouwer vaak de indruk dat deze vraag leek te spelen bij het OM: Hoe kunnen we voor de rechtbank weghouden wat er achter de schermen allemaal is gebeurd om de kroongetuige te laten verklaren wat hij heeft verklaard?
Hoe magistratelijk hebben de betrokken OM-leden zich opgesteld ten opzichte van hun grote "plaaggeest", op momenten en in dit proces? Ik doel in dit geval uiteraard op hun eigen kroongetuige Peter La Serpe. En hoe magistratelijk stelden de officieren van justitie zich op ten opzichte van de verdediging als er onderzoekswensen werden gedaan. Je zult op dit soort vragen niet gauw antwoord krijgen tenzij er mogelijk een andere "plaaggeest" opduikt en ook daadwerkelijk bloot weet te leggen waarop die wijze van vervolging dan wel plaats heeft gevonden en of dat op die wijze wel door de beugel kan/kon. Om antwoord op die vraag te krijgen, zullen we kennelijk moeten wachten tot de gemotiveerde uitspraak van de rechtbank er uiteindelijk ligt, maar dat Nico Meijering alles op alles zet de (vermeende) misstanden in Passage aan de kaak te stellen is duidelijk als je wél zijn pleidooien volgt.
Ik spreek Meijering natuurlijk wel eens en moet eerlijk zeggen, niet één keer heeft de raadsman bij mij de indruk gewekt niet 100% voor zijn cliënten door het vuur te gaan. Ook belangrijk: Niet één keer kreeg ik de indruk dat de raadsman daarbij onrechtmatig te werk ging. Het is 99 van de 100 keer zo dat Meijering het ook bij het rechte eind heeft als hij eenmaal een punt aan de orde stelt in de rechtszaal. Zijn verweren snijden hout. Is het niet met een kettingzaag, dan is het met een verfijnd figuurzaagje, maar hout snijden doet ie. En dat het OM een zware dobber heeft aan deze advocaat, moge duidelijk zijn. Over zijn lijk dat Meijering genoegen neemt met veroordelingen op grond van de beweringen van één in zijn ogen, en dat van zijn cliënten, onbetrouwbare kroongetuige als Peter La Serpe.
Natuurlijk, ook de andere advocaten wil ik niet onbenoemd laten. Wat ik heb gezien is tenslotte ook teamwork. Een team van briljante advocaten die de ene keer in een potdichte advocatenkamer zaten en de verdedigingsstrategieën nog eens doornamen voor, tijdens en/of na de zittingen, maar ieder met z'n eigen stijl van pleiten weer tevoorschijn kwamen in die ene helverlichte Bunker-rechtszaal te Osdorp. Waar iedere advocaat al het mogelijke deed tot nu toe en nog zal doen de aankomende weken tot het zomerreces. Maandag en dinsdag a.s. zullen de advocaten van Jesse Remmers met een pleidooi komen waar de (on)rechtmatigheid van de nieuwe kroongetuige- regeling tot in de kleinste details onder de loep genomen zal worden.
Donderdag 5 juli is Mr. Jan Peter van Schaik in de bunker om cliënt Peter La Serpe bij te staan. Of La Serpe zelf op komt dagen in zijn getuigencabine die dag is mij onbekend.
Ter afsluiting van dit Passage-seizoen zal Meijering op maandag 9 juli en maandag 16 juli de hele dag en dus een groot gedeelte van zijn pleidooi opnieuw wijden aan kroongetuige Peter La Serpe. Dat is op de uitloopdagen. De 3 dagen die stonden ingepland voor het betoog van Meijering bleken uiteindelijk niet voldoende en dat verbaast mij niets. Het is ook een 'Hell of a Job' wat Meijering hier laat zien. Op die dagen zal Meijering - afgezien van de afsluiting - het enkel en alleen nog hebben over La Serpe en vooral zijn betrouwbaarheid en wat het OM daarover heeft gezegd. Daarbij zullen ook de gevolgen van de Holleederweglatingsafspraak, de zaak Bethlehem en de plaats delict in de zaak Houtman aan de orde komen.
In de afsluiting zal de raadsman niet alleen nog eens pleiten voor zijn cliënten, maar ook voor een zuivere rechtspleging, althans voor zoveel die verontreinigd wordt door de La Serpes onder ons. Zijn kantoorgenoten die hem aanvankelijk terzijde zouden staan hebben andere rechtszaken te doen en o.m. Agenda-technisch is daarom besloten dat Meijering het hele pleidooi in z'n eentje voordraagt, zo zei de raadsman afgelopen week op mijn vraag of Mrs. Bénédicte Ficq en/of Leon van Kleef ook eigenlijk niet zouden komen pleiten, zoals het zittingsschema ons verteld. Dus niet.
Mr. Meijering heeft alles zelf geschreven (jawel: ook zonder secretaresse). Uiteindelijk kwamen de advocaten van het (liquidatie-)kantoor tot de conclusie dat iedere dag die zijn kantoorgenoten hem zouden ontlasten, het die kantoorgenoten 5 dagen inlezen zou kosten. Dus zij namen wat van Meijering over, terwijl hij gas is gaan geven in Passage... En ja, laten we eerlijk wezen, er zullen ook maar weinig advocaten zijn die zich zo in deze Passage-materie hebben verdiept als Mr. Nico Meijering. Vijf a zes jaar van een mensenleven inmiddels, bijna een levenswerk te noemen. Het is top-advocaat Nico Meijering op z'n best.
Aankomende maanden kom ik ongetwijfeld nog terug op gedeeltes uit het 5-daagse pleidooi van Meijering.
Zoals gezegd, maandag a.s begint het pleidooi van Mrs. Sander Janssen en Robert Malewicz inzake vermeend hitman Jesse Remmers.
Bondtehond
Labels:
Advocaten
,
Ali Akgün
,
De Bunker
,
Dino Soerel
,
Jesse Remmers
,
Liquidatieproces
,
Pleidooi
,
Sjaak Burger
donderdag 28 juni 2012
'Teeven heeft zich voor zeker vergist'
Het pleidooi van Mr. Nico Meijering in het grote liquidatieproces Passage kent vele opmerkelijke passages. Vandaag pik in er één tussenuit. Zo zou toenmalig officier van justitie/crimefighter Fred Teeven ooit een briefje van mevrouw Maria Houtman hebben ontvangen met daarop de namen "Jesi Remis en Sjakie Burgers" en informatie dat Willem Holleeder, Dino Soerel en Ali Akgün liquidatie-opdrachten zouden hebben verstrekt in de Baja Beach Club (BBC).
Maria Houtman zou dat briefje en bijbehorende informatie van Thomas van der Bijl hebben gekregen. Over het briefje is al veel te doen geweest tijdens het liquidatieproces, want het OM ziet hierin steunbewijs voor het BBC-verhaal van kroongetuige Peter La Serpe.
De verdediging heeft Maria Houtman hier op zitting over gehoord. Mr. Meijering stelt dat Maria Houtman niet verklaarde uit eigen wetenschap, maar na het lezen van onder meer een publicatie van Paul Vugts in het kwartaalblad 'Koud Bloed' dat verscheen op 27 mei 2008. Daarin bleken twee foutjes te staan en deze waren door Maria Houtman overgenomen...
Eerder had zij ook aangegeven nooit van Ali Akgün te hebben gehoord. De verdediging gaat er vanuit dat Maria Houtman "de waarheid" een handje heeft willen helpen om zo de moordenaars van haar man achter de tralies te krijgen. Mevrouw Houtman voelt zich hierbij echter gesteund door een verklaring van Fred Teeven die heeft verklaard dat Maria Houtman hem dit briefje en bijbehorende informatie reeds op 9 februari 2006 zou hebben overhandigd.
Mr. Nico Meijering denkt echter dat Fred Teeven zich, nogal voorzichtig uitgedrukt, hierin vergist. De raadsman onderbouwt dat met het volgende betoog (paragraaf) in zijn pleidooi:
'Teeven heeft zich voor zeker vergist'
Mr. Nico Meijering: In dit verhoor kwam aan de orde het feit dat Teeven had aangegeven dat het veel besproken Jesi Remis-briefje - tegelijk met de Baja-informatie van mevrouw Houtman – zou zijn overhandigd op 9 februari 2006, terwijl er eerst drie maanden later - in mei van dat jaar - het onderzoek Leeuw zou zijn gestart. Dat was opmerkelijk nu Teeven die heftige Baja-informatie zou hebben gekregen-, vanwege vermeende afscherming van de toen nog anonieme getuige mevrouw Houtman niet op haar informatie een onderzoek zou hebben willen starten, en daarom is gaan zoeken naar andere criminele informatie om toch een onderzoek op Soerel en Akgün te kunnen starten. Die informatie zou dan gevonden zijn in hiervoor ingescande CIE-informatie, maar die was pas op 5 april beschikbaar gekomen aan de recherche, terwijI de recherche dan nog eens eerst in mei aan het onderzoeken sloeg. En dat ook nog eens naar drugs in plaats van liquidaties.
Dus Teeven gevraagd hoe dat nu zat. Vooral: als nu Mevrouw Houtman informatie heeft gekregen dat Holleeder, Soerel, en Akgün aan Remmers de opdracht hebben gegeven om Van der Bijl, Houtman en Önder te vermoorden en Houtman al vermoord was en Soerel, Akgün en Remmers nog vrij rondliepen en
Aldus Van der Bijl en Önder denkelijk zeer groot gevaar zouden lopen; Waarom laat Teeven het dan al die tijd zo lang duren voordat er een onderzoek (naar drugs) wordt opgestart?
Ik loop met een en ander nu vooruit op bespreking van de zaken Houtman, Van der Bijl en Önder omdat het zo van belang is in het kader van deze paragraaf om in perspectief te plaatsen de wijze waarop client(en) toen reeds in beeld kwam(en) voordat de zaak Passage daadwerkelijk in april 2007 klapte.
Dus de vraag aan Teeven: waarom zo lang gewacht?
Meijering: maar laat ik het dan iets anders ... Dan heeft u op een gegeven moment meneer Öz
Getuige: ik denk vrij kort daama.
Meijering: goed. maar ondertussen gebeurt er maar niks.
Getuige: dat moet u niet zeggen. Dat andere team.. Je moet ook.. Gebeurt er maar niks, dat valt wel mee
Als u dat met die tapgesprekken rond Endstra zegt waar het hele jaar 2003 bijna niks mee gebeurt, dan hebt u een punt, denk ik. Maar als u dat rondom dit verhaal zegt, dat is niet waar. Ik denk dat de CIE zijn bestanden raadpleegt, die gaan misschien ook nog informeren bij andere CIE's in het land. Die moeten naar Noord Holland Noord, die moeten vragen wat weten jullie van die cliënt. Nou, bla bla bla. Dat kost enige tijd. Het heeft niet heel veel tijd gekost als ik het bekijk tussen half februari en begin mei. Dus het valt allemaal nog wel erg mee voor een opstartend onderzoek.
Meijering: maar heeft u... Laat ik het dan nog anders zeggen.. U krijgt die heftige informatie, u kan er niet zo gek veel mee. Anders dan dat u datgene doet wat u heeft verklaard en waar ik het nu over heb. U vraagt om informatie om te kijken of die twee gasten in de gaten gehouden kunnen worden.
Getuige: Soerel was al in beeld natuurlijk, maar Akgün niet.
Meijering: Soerel en Akgün. En hoe je het wendt of keert, los van wanneer u dan precies die informatie heeft opgevraagd bij.. En misschien heeft u dal wel vrij snel gedaan, maar dan kan ik nu niet overzien. Voordat er uiteindelijk een onderzoek gestart wordt is het begin mei, dan zijn we bijna drie inaanden vender. En heeft u niet af en toe in de tussentijd gevraagd: verdomme jongens, ik zit met die heftige informatie, wordt het nu niet eens tijd dat er wat daadwerkelijk opgestart wordt op Akgün?
Getuige: nee, ik heb niet gezegd: ik zit met die heftige informatie. Dat heb ik u uitgelegd.
Meijering: ja. maar...
RC: zo is het wel...
Meijering: U heeft het wel in uw hoofd.
Getuige: Ja. Tuurlijk. U moet het zo zien. Ik wil heel graag dat een team van de Nationale Recherche dat op dat moment met de Hell's bezig is, dat weer u ook wel uit anderen hoofde, dat dat team er op gaat werken. Dat was het team wat toen op dat moment de capaciteit had. Ik moet een team op iets zetten voor een onderzoek wat eigenlijk het Kolbak-onderzoek raakt. Althans die gaan werken op een verdachte die (...)
Mr. Meijering: Teeven legt dan uit dat "het wel mee valt" dat er niks gebeurd is. Hij denkt namelijk
"dat de CIE zijn bestanden raadpleegt, die gaan misschien ook nog informeren bij andere CIE's in het land. Die moeten naar Noord Holland Noord, die moeten vragen wat weten jullie van die client. Nou, bla bla bla."
En dan stuiten we op twee raadsels.
De eerst betreft de reeds hiervoor gestelde vraag, hoe het komt dat de NR kennelijk wel in staat is om Akgün te identificeren, en de Amsterdamse recherche niet. En we zagen dus zojuist al in de verklaring van Teeven dat het niet ongebruikelijk is om bij elkaar te gaan informeren bij andere CIE's in het land of er iets bekend is over een "client". Oke, misschien kan het antwoord op die vraag (deels) gevonden worden in het feit dat La Serpe kennelijk niet de achternaam van Ali heeft genoemd, en toegegeven, er zijn meerdere Ali's op de wereld. Dan nog is het opmerkelijk aangezien in de informatie van La Serpe verwerkt was dat Ali deel zou uitmaken van de groepering van Soerel, terwijl Soerel en de "onbekende "Ali" volgens La Serpe de opdracht zouden hebben gegeven om de Turken te liquideren. Om met een van die twee Turken te spreken: "een en een is twee" zou je dan toch denken. Even navraag doen bij de collega's van de NR en je bent er.
Het tweede raadsel komt voort uit de verklaring van Teeven, hoewel dit raadsel denken wij wel gemakkelijk op te lossen is.
Dat raadsel betreft dat als gezegd volgens Teeven de BBCinformatie van mevrouw Houtman afgeschermd moest worden, terwijl anderzijds er natuurlijk groot belang was bij het stoppen van de moordenaars en het redden van levens. Het komt ook terug in het RC-verhoor van Teeven van 23 januari 2009.
Wat we zien is dat Teeven eerst nog eens opmerkt dat hij voor een "dilemma" stond omdat het hier informatie betrof tot een anoniem bedreigde getuige herleidbaar was en dus niet tactisch kon worden uitgezet".
lk laat hier even de veel door mij opgeworpen vraag waarom in hemelsnaam deze informatie ooit op mevrouw Houtman kon worden teruggebracht terzijde, maar daarom - zo vervolgt Teeven - heeft hij dan ook geen proces-verbaal opgemaakt.
Maar omdat er natuurlijk wel levens op het spel stonden en drie van de verdachten nog vrij rond liepen buiten, is zoals eerder besproken het onderzoek Leeuw gestart op basis van drugsinformatie. Teeven legt dan na herhaaldelijk daar naar te hebben gevraagd uit dat dat onderzoek weliswaar niet op basis was van het BBC-verhaal van mevrouw Houtman, maar dat dat wel de aanleiding was. Kort en goed volgens Teeven:
"Dus het briefje was de aanleiding om aan de slag te gaan, de CIE-info stelde ons in staat het onderzoek te starten."
Gevraagd wat ik met de informatie op en bij het briefje heb gedaan, merk ik eerst op dat ik voor een dilemma stond omdat het hier informatie betrof die tot een anoniem bedreigde geruige herleidbaar was en dus niet tactisch kon worden ingezet. Ik heb over deze informatie dan ook geen verbaal opgemaakt. In die tijd liep een groot onderzoek tegen Holleeder en niet tegen Soerel. Begin mei 2006 is toen door team 1, een ander NR-team dan de Kolbakzaak draaide, onderzoek Leeuw gestart. Dat onderzoek richtte zich op Ali Akgün en Dino Soerel.Opmerking rechter-commissaris: de getuige wordt door drie keer toe door mr. Meijering gevraagd of en zo ja, welke rol de informatie van Houtman bij de start van onderzoek Leeuw heeft gespeeld. Op een nadere vraag van mij antwoordt de getuige:
Dat onderzoek werd nict gestart op basis van de informatie die Maria Houtman had gegeven, maar die was wel de aanleiding voor dat onderzoek. Wij wilden de relatie tussen Akgün en Soerel in beeld brengen, kijken of zij strafbare feiten pleegden. Daarnaast bleek CIE-info te bestaan over Ali Akgün, Dino Soerel en een zekere A. In dat onderzoek speelde heroine en cocaine een rol.Dus: het briefje was de aanleiding om aan de slag te gaan, de CIE-info stelde ons in staat het onderzoek te starten.
Mr. Meijering: Nu ja: "het" onderzoek? Nee. Een drugsonderzoek wel, want er was niemand volgens Teeven - behalve hijzelf - die op de hoogte was van wat de daadwerkelijke bedoeling was van het onderzoek Leeuw.
Maar zie hier dan het tweede raadsel.
Immers Teeven zegt in de eerste plaats duidelijk dat de tijd tussen het vermeend verkrijgen van de BBC-informatie van mevrouw Houtman op 9 februari en het uiteindelijk opstarten van het drugsonderzoek benut zal zijn om informatie in den lande op te vragen van betrokken "clienten".
En kennelijk is het niet anders dan dat het allemaal nu eenmaal lang heeft moeten duren totdat er eindelijk begin mei 2006 een onderzoek kon worden opgestart. Natuurlijk had Teeven het graag gezien dat er zo snel als mogelijk al direct na het verkrijgen op 9 februari 2006 van de BBC-informatie een onderzoek was opgestart, maar het heeft helaas nu eenmaal drie maanden moeten duren.
En natuurlijk had Teeven liever een liquidatieonderzoek opgestart in plaats van een drugsonderzoek. Je laat immers je rechercheurs liever gericht zoeken op liquidaties, in plaats van naar drugs zonder dat zij weten wat daadwerkelijk de bedoeling is van dat onderzoek.
Nog eens ander gezegd: jammer dat er in de zoektocht naar startinformatie t.b.v. een onderzoek op Soerel en Akgün niet eerder informatie beschikbaar was en jammer dat dat dan geen liquidatieinfo was.
Maar was dat alles nu het geval? Was er geen andere eerder bruikbare informatie voor handen.
Teeven – zelf ook CIE-officier geweest – wist natuurlijk ook als geen ander waar het best gezocht kon worden in het land naar informatie: in Amsterdam natuurlijk.
In de eerste plaats ging het immers om Amsterdamse 'clienten'. In de tweede plaats wares de liquidaties in Amsterdam gepleegd en liep er in de hoofdstad immers al het onderzoek naar de liquidatie van Houtman. En Houtman stond volgens mevrouw Houtman ook op het BBClijstje dat zou zijn overhandigd door onder anderen Soerel en Akgün. Alle reden dus om bij de collega's in Amsterdam to gaan informeren naar informatie na het vermeend verkrijgen van de BBCinformatie van mevrouw Houtman.
En dan zien we dat er toch wel wat informatie voorhanden was.
In de eerste plaats was daar al de eerder aangehaald informatie van La Serpe die op 1 februari 2005 bij de CIE Amsterdam was binnengekomen dat een zekere Ali een grote neger wilde vermoorden en dat Ali deel zou uitmaken van de groepering van Dino Soerel. Die informatie dus ruim een jaar voor het vermeend door Teeven verkrijgen van de BBCinformatie van mevrouw Houtman.
En om bij de CIE van Amsterdam te blijven: we hebben gezien dat in de maand juni van 2006 via La Serpe op 21 en 27 juni achter elkaar informatie was binnen gekomen dat Akgün en Soerel betrokken zouden zijn bij opdrachten om de Turken te vermoorden en - een heel belangrijke - (Soerel) bij de opdracht tot liquidatie van Van der BijI die inmiddels al vermoord was. Laatstgenoemde informatie is ook daadwerkelijk uitgegeven op 4 juli 2006. En wie was een van de Turken in die informatie? Jawel: Atilla Önder. Die was geïdentificeerd door de Amsterdamse recherche volgens het pvb van Van Brenk. En dat was precies degene waarvan mevrouw Houtman had gezegd dat die op het BBC-lijstje zou staan en dat was wat Teeven gehoord zou hebben van mevrouw Houtman. Alles zou dan bij elkaar moeten zijn gekomen. Tenminste: als het zo gelopen zou zijn als mevrouw Houtman en Teeven verklaard hebben.
Nu zal Teeven - zou hij al niet verschrikkelijk wakker zijn gemaakt op 9 februari 2006 toen hij de BBC-informatie van mevrouw Houtman zou hebben gekregen - verder ook klaar en klaarwakker zijn geworden toen op 20 april 2006 van der BijI werd vermoord. Het zou al het tweede slachtoffer van het vermeende BBC-lijstje van mevrouw Houtman dat te betreuren zou zijn geweest, terwijl nog steeds drie van de vier moordenaars buiten vrij rond liepen. Het zou een reden moeten zijn geweest voor Teeven om nu echt alles op alles te zetten. Niet alleen om de moordenaars uit te schakelen, maar ook om de laatste op het lijstje Onder het leven te kunnen redden. In de visie van Teeven dan toch met alles wat je hebt gaan zoeken naar goede startinformatie. En vooral de juist startinformatie, namelijk liquidatie-informatie. En daar waar dergelijke informatie er a] in Amsterdam was op 1 februari 2005, was die er ook in juni/juli 2006. En Teeven in die periode nog steeds bij het Landelijk Parket. Teeven verklaarde bij de RC op 23 januari 200979 dat hij in september pas vertrok naar de politiek, dus er was voor hem nog tijd genoeg geweest om de liquidatie-informatie die in juni/juli was binnengekomen te benutten om een daadwerkelijk onderzoek te stamen naar Akgün en Soerel.
Maar het raadsel wordt compleet indien we bedenken dat er a] in de maand april 2006 — niet in Amsterdam — maar bij het Landelijk Parket, althans de eigen Nationale Recherche liquidatie-informatie voor het oprapen lag. Verwezen kan worden naar het bewuste ClEverbaal waaruit blijkt dat "in de periode april 2006" bij de NR informatie is binnengekomen dat enkele weken voor de reeks liquidaties "in het criminele circuit bekend zou zijn geworden dat Dino Soerel en Willem Holleeder plannen hadden om drie man te liquideren":
Ik Jeroen Cornelis de Wit, inspecteur van politie en chef van de Criminele Infichtingen Eenheid bij de Nationale Recherche, verklaar het volgende:
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Nationale Recherche is in de periode april 2006 via een informant de navolgende informatie binnen gekomen:
"Enkele weken voor de reeks tiquidaties is in het Criminele circuit bekend geworden dat Dino Soerel en Willem Holleeder planner hadden om drie man te liquideren".
Het is wel herkenbare informatie als het bijvoorbeeld gaat om het vermeende lijstje van drie waar La Serpe over heeft gesproken (en wie weet waar hij dit nog meet heeft rondgeroepen) en "een oordeel over de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie" kon clan wel niet worden gegeven, maar dat maakt niet uit.
Teeven had dus al in april van 2006 liquidatie-informatie bij zijn eigen team voor het oprapen. "April, de maand dat Van der Bijl werd vermoord zouden dan toch daadwerkelijk alle alarmbellen bij Teeven moeten zijn afgegaan. Liquidatie-informatie die Teeven had kunnen benutten om een gericht onderzoek te starten op — in ieder geval —Soerel. Teeven had dus helemaal niet hoeven wachten op de Leeuw-drugsinformatie waarmee eerst in met op gestart werd.
En natuurlijk zou Teeven ook allang en breed of de Amsterdamse 1 februari 2005-informatie hebben opgepakt, of genoemde april-2006-informatie uit de eigen gelederen, of de Amsterdamse juni/juli- informatie 2006 waar nota bene Önder in voorkwam.
Teeven — bekend staande als een krachtig optredend officier van justitie die met name natuurlijk moorden wil oplossen en vooral voorkomen — zou zonder de minste twijfel die informatie direct hebben opgepakt als hij daadwerkelijk de BBC-informatie van mevrouw Houtman zou hebben verkregen op die 9e februari 2006. En als al niet die informatie, dan had Teeven nog achterbank- gesprekken vol met informatie uit 2003 om aanleiding te hebben gevonden een groot onderzoek op Soerel op te starten.
Mr. Meijering: En ik ben nog niet klaar.
Wat dacht u van de mogelijkheid om aanleiding te zien in de overvloedige hoeveelheid belastend liquidatiemateriaal dat er lag tegen Holleeder. De grote hoeveelheid mensen die reeds in Kolbak aanleiding hadden gegeven voor een verdenking dat Holleeder achter de geweiddadige dood van Houtman zou zitten. Op Holleeder had Teeven probleemloos een liquidatie-onderzoek kunnen starten. Voeg daarbij nog de minste geringste aanwijzing dat Holleeder ook wel eens over de telefoon met Soerel kon komen (en volgens de recherche was het toch "algemeen bekend dat zij een zakelijke en/of vriendschappelijke band" zouden hebben), en ziedaar de tapmogelijkheden op Soerel. Al te veel creativiteit heb je daar als officier niet voor nodig, terwij] nu juist bij een topofficier als Teeven alle creativiteit juist wel aanwezig was.
En als ik nu toch bezig ben, pak ik maar gelijk door.
Wat heeft het OM immers in eindrequisitoir over dit thema betoogd en dan vooral m.b.t. de wijze waarop Teeven het onderzoek heeft opgepakt door uiteindelijk het Leeuwonderzoek op te starten?
Ik verwijs naar het eindrequisitoir Agenda.
Het OM ziet "bevestiging" voor de verklaringen van Teeven in het opstarten van het onderzoek Leeuw. Een der door de verdediging opgeworpen punten om te veronderstellen dat Teeven zich vergist heeft, namelijk dat het onderzoek pas in mei 2006 is opgestart, ziet het OM niet.
Sterker nog: het OM ziet juist "veeleer" in het "al" opstarten van het onderzoek in mei "en dat het gegeven dat het überhaupt is gestart veelzeggend is".
Het OM legt uit: "Het ligt namelijk helemaal niet voor de hand dat de NR een onderzoeksteam formeert om onderzoek te doen op basis van slechts één CIE pv dat inhoudelijk slechts summiere informatie bevat over 'slechts' handel in verdovende middelen, waarbij niet uit de informatie blijkt dat het hier om iets grootschaligs ging"
Volgens het OM zou zo'n onderzoek "qua prioritering onder aan de stapel liggen, als het überhaupt al op de stapel komt" :
Bevestiging voor de verklaringen van Teeven kan worden gevonden in het opstarten van het onderzoek Leeuw door de Nationale Recherche. Teeven heeft toegelicht hoe hij in de situatie, waarin hij geen gebruik kon maken van de BBC-informatie op een andere manier heeft geprobeerd zicht op Soerel en Akgn te krijgen. Hij heeft de CIE gevraagd om operationeel te gebruiken informatie over hen en heeft die CIE-informatie ook gekregen. Die informatie is aanleiding voor de start van het onderzoek Leeuw. De raadsman ziet in het gegeven dat dit onderzoek pas begin mei 2006 is gestart aanleiding om te stellen dat de verklaring van Teeven ongeloofwaardig is. Maar die verklaring is helemaal niet ongeloofwaardig. Veeleer kan worden gesteld dat het onderzoek Leeuw al begin mei 2006 is gestart en dat het gegeven dat het überhaupt is gestart veelzeggend is. Het ligt namelijk helemaal niet voor de hand dat de Nationale Recherche een onderzoeksteam, formeert om onderzoek te doen op basis van slechts één CIE pv dat inhoudelijk slechts summiere informatie bevat over "slechts" handel in verdovende middelen, waarbij niet uit de, informatie blijkt dat het hier om iets grootschaligs ging. Zo'n mogelijk onderzoek zal bij de NR en het LP qua prioritering onderop de stapel liggen, als het überhaupt al op de stapel komt. Teeven heeft ook verklaard dat hij er bij de NR nogal op heeft moeten drukken om het voor elkaar te krijgen en dat dat moeilijk was nu hij zijn achterliggende redenen om dat onderzoek te willen op dat moment niet met de politie kon delen. Dat er toch al begin mei 2006 een onderzoeksteam is geformeerd en gestart is een bevestiging voor de betrouwbaarheid van de verklaring van Teeven.
Maar is dat nu zo wat het OM hier stelt? Is het juist dat op basis van slechts één CIE pv het onderzoek Leeuw/Leeuwin zou zijn gestart?
De stukken wijzen toch echt anders uit.
Daaruit blijkt dat er toch wel aanzienlijk méér CIE-verbalen voorhanden waren
Uit het onderzoek Leeuw/Leeuwin voeg ik kopieën van de navolgende stukken:
- Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot het mobiele telefoonnummer van Sefer A.;
- Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot de handel in verdovende middelen door Ali Akgün, Dino Soerel en Sefer A.;
- Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot de verdovende middelen handel van een Turk genaamd "Hasan" en Ali Akgün.
- Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot de handel in verdovende middelen door Sefer A.;
- Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het gebruik van het voertuig van Ali Akgün
- Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot het nummer van de semafoon van 06-6x6x7x5x;
- Een proces-verbaal van afgeschermde informatie met betrekking tot de mobiele telefoonnummers van Dino Soerel;
Waaronder twee verdovende middelen-verbalen die op 5 april 2006 ter beschikking zijn gesteld van de NR; één vedomi-verbaal op 20 april 2006 en één vedomi-verbaal op 26 april. Op basis daarvan is men op 1 mei het onderzoek gestart.
Vier verbalen die over handel in verdovende middelen gingen derhalve.
Waarom zegt het OM nu een en ander in eindrequisitoir? Het is namelijk niet op feiten gebaseerd.
En lezing van die stukken inspireerde nog wel om het volgende in dit verband onder de aandacht te brengen. Het bewuste proces proces-verbaal leert namelijk nog dat het onderzoek heeft gelopen van 1 mei tot 26 juni 2006:
Van 01 mei 2006 tot 26 juni 2006, werd door Dienst Nationale Recherche, Unit RandstadNoord, team 1, een onderzoek ingesteld naar de handel in verdovende middelen, onder de naam "Leeuw/Leeuwin".
Dit onderzoek was gericht tegen een aantal personen, waaronder-
Sefer A., Geboren op xx november 19xx te A. (Turkije), wonende xxxxx xx te Amsterdam.
Dino Soerel, Geboren op 07 december 1960 te Amsterdam, wonende xxxxx xx ( te Purmerend.
Aliekber Akgun, Geboren op 18 januari 1974 te Alkmaar, wonende xxxxx xx te Alkmaar.
Mr. Meijering: En dat is natuurlijk bizar indien we weer bedenken dat Teeven - indien hij de vermeende BBC-informatie zou hebben gekregen - uiteraard veel aangelegen zou zijn geweest om de daders te pakken en levens te redden.
Nog geen twee maanden onderzoek en dan al ophouden. Kennelijk verder niets meer aan onderzoek gedaan op de nog steeds vrij rond lopende BBC-moordenaars. Dit terwijI Teeven nog steeds werkzaam was bij het Landelijk Parket.
Het klopt niet alleen wat het OM in eindrequisitoir heeft betoogd: daarnaast laten deze feiten des te meer zien dat Teeven zich moet hebben vergist.
Een andere conclusie dan dat Teeven zich heeft vergist en aldus in het geheel geen BBC-informatie van mevrouw Houtman heeft gekregen is niet mogelijk. Mogelijk is dat Teeven het bewuste Jesi Remis-briefje heeft gehad van mevrouw Houtman, maar van het vermeend begeleidende BBC-verhaal is nimmer sprake geweest. Ik kom daar later nog op terug.
En dat brengt mij weer terug bij de wijze waarop Soerel (en Akgün) eerder in beeld zijn gekomen bij justitie en de vraag in hoeverre nu binnengekomen informatie daadwerkelijk serieus is genomen.
Want ook al kan vastgesteld worden dat Teeven nimmer die besproken BBC-informatie heeft binnengekregen, er was natuurlijk wel sprake van andere informatie afkomstig van La Serpe.
En aangezien client Soerel eerst begin 2007 als verdachte is aangemerkt, vragen wij ons af hoe serieus die informatie nu eigenlijk is genomen. De ernst van de gepleegde feiten was immers toch al een reden genoeg om met alles wat men had door middel van de door La Serpe verstrekte informatie volop op Soerel te gaan zitten. En Akgün. lk gaf immers reeds aan dat de NR recherche "Ali" immers al geïdentificeerd had.
En clienten ondertussen gewoon vrij rond lopend zonder dat er justitiele liquidatie-onderzoeks-ogen op hen gericht waren.
Wij kunnen toch niet anders dan het er voor houden dat in die periode kennelijk de bestaande binnengekomen informatie te weinig serieuze houvast heeft geboden om een onderzoek op hen te gaan starten.
Tot zover de wijze waarop Soerel de voorbije jaren justitieel in beeld is gekomen en hoe serieus nu eigenlijk tegen hem ingekomen informatie is opgepakt, of liever gezegd: niet is opgepakt.
*
En daar heeft Meijering natuurlijk wel een punt.
Later nog een verslag.
Bondtehond
Later nog een verslag.
Bondtehond
Labels:
Advocaten
,
Ali Akgün
,
De Bunker
,
Dino Soerel
,
Fred Ros
,
Jesse Remmers
,
Passage
,
Peter La Serpe
,
Pleidooi
,
Sjaak Burger
Abonneren op:
Posts
(
Atom
)