donderdag 28 juni 2012

'Teeven heeft zich voor zeker vergist'

Het pleidooi van Mr. Nico Meijering in het grote liquidatieproces Passage kent vele opmerkelijke passages. Vandaag pik in er één tussenuit. Zo zou toenmalig officier van justitie/crimefighter Fred Teeven ooit een briefje van mevrouw Maria Houtman hebben ontvangen met daarop de namen "Jesi Remis en Sjakie Burgers" en informatie dat Willem Holleeder, Dino Soerel en Ali Akgün liquidatie-opdrachten zouden hebben verstrekt in de Baja Beach Club (BBC).


Maria Houtman zou dat briefje en bijbehorende informatie van Thomas van der Bijl hebben gekregen. Over het briefje is al veel te doen geweest tijdens het liquidatieproces, want het OM ziet hierin steunbewijs voor het BBC-verhaal van kroongetuige Peter La Serpe.

De verdediging heeft Maria Houtman hier op zitting over gehoord. Mr. Meijering stelt dat Maria Houtman niet verklaarde uit eigen wetenschap, maar na het lezen van onder meer een publicatie van Paul Vugts in het kwartaalblad 'Koud Bloed' dat verscheen op 27 mei 2008. Daarin bleken twee foutjes te staan en deze waren door Maria Houtman overgenomen...

Eerder had zij ook aangegeven nooit van Ali Akgün te hebben gehoord. De verdediging gaat er vanuit dat Maria Houtman "de waarheid" een handje heeft willen helpen om zo de moordenaars van haar man achter de tralies te krijgen. Mevrouw Houtman voelt zich hierbij echter gesteund door een verklaring van Fred Teeven die heeft verklaard dat Maria Houtman hem dit briefje en bijbehorende informatie reeds op 9 februari 2006 zou hebben overhandigd.

Mr. Nico Meijering denkt echter dat Fred Teeven zich, nogal voorzichtig uitgedrukt, hierin vergist. De raadsman onderbouwt dat met het volgende betoog (paragraaf) in zijn pleidooi:

'Teeven heeft zich voor zeker vergist'

Mr. Nico Meijering:
In dit verhoor kwam aan de orde het feit dat Teeven had aangegeven dat het veel besproken Jesi Remis-briefje - tegelijk met de Baja-informatie van mevrouw Houtman – zou zijn overhandigd op 9 februari 2006, terwijl er eerst drie maanden later - in mei van dat jaar - het onderzoek Leeuw zou zijn gestart. Dat was opmerkelijk nu Teeven die heftige Baja-informatie zou hebben gekregen-, vanwege vermeende afscherming van de toen nog anonieme getuige mevrouw Houtman niet op haar informatie een onderzoek zou hebben willen starten, en daarom is gaan zoeken naar andere criminele informatie om toch een onderzoek op Soerel en Akgün te kunnen starten. Die informatie zou dan gevonden zijn in hiervoor ingescande CIE-informatie, maar die was pas op 5 april beschikbaar gekomen aan de recherche, terwijI de recherche dan nog eens eerst in mei aan het onderzoeken sloeg. En dat ook nog eens naar drugs in plaats van liquidaties.

Dus Teeven gevraagd hoe dat nu zat. Vooral: als nu Mevrouw Houtman informatie heeft gekregen dat Holleeder, Soerel, en Akgün aan Remmers de opdracht hebben gegeven om Van der Bijl, Houtman en Önder te vermoorden en Houtman al vermoord was en Soerel, Akgün en Remmers nog vrij rondliepen en
Aldus Van der Bijl en Önder denkelijk zeer groot gevaar zouden lopen; Waarom laat Teeven het dan al die tijd zo lang duren voordat er een onderzoek (naar drugs) wordt opgestart?

Ik loop met een en ander nu vooruit op bespreking van de zaken Houtman, Van der Bijl en Önder omdat het zo van belang is in het kader van deze paragraaf om in perspectief te plaatsen de wijze waarop client(en) toen reeds in beeld kwam(en) voordat de zaak Passage daadwerkelijk in april 2007 klapte.

Dus de vraag aan Teeven: waarom zo lang gewacht?

Meijering: maar laat ik het dan iets anders ... Dan heeft u op een gegeven moment meneer Öz
Getuige: ik denk vrij kort daama.
Meijering: goed. maar ondertussen gebeurt er maar niks.
Getuige: dat moet u niet zeggen. Dat andere team.. Je moet ook.. Gebeurt er maar niks, dat valt wel mee
Als u dat met die tapgesprekken rond Endstra zegt waar het hele jaar 2003 bijna niks mee gebeurt, dan hebt u een punt, denk ik. Maar als u dat rondom dit verhaal zegt, dat is niet waar. Ik denk dat de CIE zijn bestanden raadpleegt, die gaan misschien ook nog informeren bij andere CIE's in het land. Die moeten naar Noord Holland Noord, die moeten vragen wat weten jullie van die cliënt. Nou, bla bla bla. Dat kost enige tijd. Het heeft niet heel veel tijd gekost als ik het bekijk tussen half februari en begin mei. Dus het valt allemaal nog wel erg mee voor een opstartend onderzoek.
Meijering: maar heeft u... Laat ik het dan nog anders zeggen.. U krijgt die heftige informatie, u kan er niet zo gek veel mee. Anders dan dat u datgene doet wat u heeft verklaard en waar ik het nu over heb. U vraagt om informatie om te kijken of die twee gasten in de gaten gehouden kunnen worden.
Getuige: Soerel was al in beeld natuurlijk, maar Akgün niet.
Meijering: Soerel en Akgün. En hoe je het wendt of keert, los van wanneer u dan precies die informatie heeft opgevraagd bij.. En misschien heeft u dal wel vrij snel gedaan, maar dan kan ik nu niet overzien. Voordat er uiteindelijk een onderzoek gestart wordt is het begin mei, dan zijn we bijna drie inaanden vender. En heeft u niet af en toe in de tussentijd gevraagd: verdomme jongens, ik zit met die heftige informatie, wordt het nu niet eens tijd dat er wat daadwerkelijk opgestart wordt op Akgün?
Getuige: nee, ik heb niet gezegd: ik zit met die heftige informatie. Dat heb ik u uitgelegd.
Meijering: ja. maar...
RC: zo is het wel...
Meijering: U heeft het wel in uw hoofd.
Getuige: Ja. Tuurlijk. U moet het zo zien. Ik wil heel graag dat een team van de Nationale Recherche dat op dat moment met de Hell's bezig is, dat weer u ook wel uit anderen hoofde, dat dat team er op gaat werken. Dat was het team wat toen op dat moment de capaciteit had. Ik moet een team op iets zetten voor een onderzoek wat eigenlijk het Kolbak-onderzoek raakt. Althans die gaan werken op een verdachte die (...)

Mr. Meijering: Teeven legt dan uit dat "het wel mee valt" dat er niks gebeurd is. Hij denkt namelijk
"dat de CIE zijn bestanden raadpleegt, die gaan misschien ook nog informeren bij andere CIE's in het land. Die moeten naar Noord Holland Noord, die moeten vragen wat weten jullie van die client. Nou, bla bla bla."

En dan stuiten we op twee raadsels.

De eerst betreft de reeds hiervoor gestelde vraag, hoe het komt dat de NR kennelijk wel in staat is om Akgün te identificeren, en de Amsterdamse recherche niet. En we zagen dus zojuist al in de verklaring van Teeven dat het niet ongebruikelijk is om bij elkaar te gaan informeren bij andere CIE's in het land of er iets bekend is over een "client". Oke, misschien kan het antwoord op die vraag (deels) gevonden worden in het feit dat La Serpe kennelijk niet de achternaam van Ali heeft genoemd, en toegegeven, er zijn meerdere Ali's op de wereld. Dan nog is het opmerkelijk aangezien in de informatie van La Serpe verwerkt was dat Ali deel zou uitmaken van de groepering van Soerel, terwijl Soerel en de "onbekende "Ali" volgens La Serpe de opdracht zouden hebben gegeven om de Turken te liquideren. Om met een van die twee Turken te spreken: "een en een is twee" zou je dan toch denken. Even navraag doen bij de collega's van de NR en je bent er.

Het tweede raadsel komt voort uit de verklaring van Teeven, hoewel dit raadsel denken wij wel gemakkelijk op te lossen is.

Dat raadsel betreft dat als gezegd volgens Teeven de BBCinformatie van mevrouw Houtman afgeschermd moest worden, terwijl anderzijds er natuurlijk groot belang was bij het stoppen van de moordenaars en het redden van levens. Het komt ook terug in het RC-verhoor van Teeven van 23 januari 2009.
Wat we zien is dat Teeven eerst nog eens opmerkt dat hij voor een "dilemma" stond omdat het hier informatie betrof tot een anoniem bedreigde getuige herleidbaar was en dus niet tactisch kon worden uitgezet".

lk laat hier even de veel door mij opgeworpen vraag waarom in hemelsnaam deze informatie ooit op mevrouw Houtman kon worden teruggebracht terzijde, maar daarom - zo vervolgt Teeven - heeft hij dan ook geen proces-verbaal opgemaakt.

Maar omdat er natuurlijk wel levens op het spel stonden en drie van de verdachten nog vrij rond liepen buiten, is zoals eerder besproken het onderzoek Leeuw gestart op basis van drugsinformatie. Teeven legt dan na herhaaldelijk daar naar te hebben gevraagd uit dat dat onderzoek weliswaar niet op basis was van het BBC-verhaal van mevrouw Houtman, maar dat dat wel de aanleiding was. Kort en goed volgens Teeven:

"Dus het briefje was de aanleiding om aan de slag te gaan, de CIE-info stelde ons in staat het onderzoek te starten."

Gevraagd wat ik met de informatie op en bij het briefje heb gedaan, merk ik eerst op dat ik voor een dilemma stond omdat het hier informatie betrof die tot een anoniem bedreigde geruige herleidbaar was en dus niet tactisch kon worden ingezet. Ik heb over deze informatie dan ook geen verbaal opgemaakt. In die tijd liep een groot onderzoek tegen Holleeder en niet tegen Soerel. Begin mei 2006 is toen door team 1, een ander NR-team dan de Kolbakzaak draaide, onderzoek Leeuw gestart. Dat onderzoek richtte zich op Ali Akgün en Dino Soerel.Opmerking rechter-commissaris: de getuige wordt door drie keer toe door mr. Meijering gevraagd of en zo ja, welke rol de informatie van Houtman bij de start van onderzoek Leeuw heeft gespeeld. Op een nadere vraag van mij antwoordt de getuige:
Dat onderzoek werd nict gestart op basis van de informatie die Maria Houtman had gegeven, maar die was wel de aanleiding voor dat onderzoek. Wij wilden de relatie tussen Akgün en Soerel in beeld brengen, kijken of zij strafbare feiten pleegden. Daarnaast bleek CIE-info te bestaan over Ali Akgün, Dino Soerel en een zekere A. In dat onderzoek speelde heroine en cocaine een rol.
Dus: het briefje was de aanleiding om aan de slag te gaan, de CIE-info stelde ons in staat het onderzoek te starten.

Mr. Meijering: Nu ja: "het" onderzoek? Nee. Een drugsonderzoek wel, want er was niemand volgens Teeven - behalve hijzelf - die op de hoogte was van wat de daadwerkelijke bedoeling was van het onderzoek Leeuw.

Maar zie hier dan het tweede raadsel.

Immers Teeven zegt in de eerste plaats duidelijk dat de tijd tussen het vermeend verkrijgen van de BBC-informatie van mevrouw Houtman op 9 februari en het uiteindelijk opstarten van het drugsonderzoek benut zal zijn om informatie in den lande op te vragen van betrokken "clienten".

En kennelijk is het niet anders dan dat het allemaal nu eenmaal lang heeft moeten duren totdat er eindelijk begin mei 2006 een onderzoek kon worden opgestart. Natuurlijk had Teeven het graag gezien dat er zo snel als mogelijk al direct na het verkrijgen op 9 februari 2006 van de BBC-informatie een onderzoek was opgestart, maar het heeft helaas nu eenmaal drie maanden moeten duren.

En natuurlijk had Teeven liever een liquidatieonderzoek opgestart in plaats van een drugsonderzoek. Je laat immers je rechercheurs liever gericht zoeken op liquidaties, in plaats van naar drugs zonder dat zij weten wat daadwerkelijk de bedoeling is van dat onderzoek.

Nog eens ander gezegd: jammer dat er in de zoektocht naar startinformatie t.b.v. een onderzoek op Soerel en Akgün niet eerder informatie beschikbaar was en jammer dat dat dan geen liquidatieinfo was.

Maar was dat alles nu het geval? Was er geen andere eerder bruikbare informatie voor handen.

Teeven – zelf ook CIE-officier geweest – wist natuurlijk ook als geen ander waar het best gezocht kon worden in het land naar informatie: in Amsterdam natuurlijk.

In de eerste plaats ging het immers om Amsterdamse 'clienten'. In de tweede plaats wares de liquidaties in Amsterdam gepleegd en liep er in de hoofdstad immers al het onderzoek naar de liquidatie van Houtman. En Houtman stond volgens mevrouw Houtman ook op het BBClijstje dat zou zijn overhandigd door onder anderen Soerel en Akgün. Alle reden dus om bij de collega's in Amsterdam to gaan informeren naar informatie na het vermeend verkrijgen van de BBCinformatie van mevrouw Houtman.

En dan zien we dat er toch wel wat informatie voorhanden was.
In de eerste plaats was daar al de eerder aangehaald informatie van La Serpe die op 1 februari 2005 bij de CIE Amsterdam was binnengekomen dat een zekere Ali een grote neger wilde vermoorden en dat Ali deel zou uitmaken van de groepering van Dino Soerel. Die informatie dus ruim een jaar voor het vermeend door Teeven verkrijgen van de BBCinformatie van mevrouw Houtman.

En om bij de CIE van Amsterdam te blijven: we hebben gezien dat in de maand juni van 2006 via La Serpe op 21 en 27 juni achter elkaar informatie was binnen gekomen dat Akgün en Soerel betrokken zouden zijn bij opdrachten om de Turken te vermoorden en - een heel belangrijke - (Soerel) bij de opdracht tot liquidatie van Van der BijI die inmiddels al vermoord was. Laatstgenoemde informatie is ook daadwerkelijk uitgegeven op 4 juli 2006. En wie was een van de Turken in die informatie? Jawel: Atilla Önder. Die was geïdentificeerd door de Amsterdamse recherche volgens het pvb van Van Brenk. En dat was precies degene waarvan mevrouw Houtman had gezegd dat die op het BBC-lijstje zou staan en dat was wat Teeven gehoord zou hebben van mevrouw Houtman. Alles zou dan bij elkaar moeten zijn gekomen. Tenminste: als het zo gelopen zou zijn als mevrouw Houtman en Teeven verklaard hebben.

Nu zal Teeven - zou hij al niet verschrikkelijk wakker zijn gemaakt op 9 februari 2006 toen hij de BBC-informatie van mevrouw Houtman zou hebben gekregen - verder ook klaar en klaarwakker zijn geworden toen op 20 april 2006 van der BijI werd vermoord. Het zou al het tweede slachtoffer van het vermeende BBC-lijstje van mevrouw Houtman dat te betreuren zou zijn geweest, terwijl nog steeds drie van de vier moordenaars buiten vrij rond liepen. Het zou een reden moeten zijn geweest voor Teeven om nu echt alles op alles te zetten. Niet alleen om de moordenaars uit te schakelen, maar ook om de laatste op het lijstje Onder het leven te kunnen redden. In de visie van Teeven dan toch met alles wat je hebt gaan zoeken naar goede startinformatie. En vooral de juist startinformatie, namelijk liquidatie-informatie. En daar waar dergelijke informatie er a] in Amsterdam was op 1 februari 2005, was die er ook in juni/juli 2006. En Teeven in die periode nog steeds bij het Landelijk Parket. Teeven verklaarde bij de RC op 23 januari 200979 dat hij in september pas vertrok naar de politiek, dus er was voor hem nog tijd genoeg geweest om de liquidatie-informatie die in juni/juli was binnengekomen te benutten om een daadwerkelijk onderzoek te stamen naar Akgün en Soerel.

Maar het raadsel wordt compleet indien we bedenken dat er a] in de maand april 2006 — niet in Amsterdam — maar bij het Landelijk Parket, althans de eigen Nationale Recherche liquidatie-informatie voor het oprapen lag. Verwezen kan worden naar het bewuste ClEverbaal waaruit blijkt dat "in de periode april 2006" bij de NR informatie is binnengekomen dat enkele weken voor de reeks liquidaties "in het criminele circuit bekend zou zijn geworden dat Dino Soerel en Willem Holleeder plannen hadden om drie man te liquideren":

Ik Jeroen Cornelis de Wit, inspecteur van politie en chef van de Criminele Infichtingen Eenheid bij de Nationale Recherche, verklaar het volgende:
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Nationale Recherche is in de periode april 2006 via een informant de navolgende informatie binnen gekomen:
"Enkele weken voor de reeks tiquidaties is in het Criminele circuit bekend geworden dat Dino Soerel en Willem Holleeder planner hadden om drie man te liquideren".

Het is wel herkenbare informatie als het bijvoorbeeld gaat om het vermeende lijstje van drie waar La Serpe over heeft gesproken (en wie weet waar hij dit nog meet heeft rondgeroepen) en "een oordeel over de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie" kon clan wel niet worden gegeven, maar dat maakt niet uit.

Teeven had dus al in april van 2006 liquidatie-informatie bij zijn eigen team voor het oprapen. "April, de maand dat Van der Bijl werd vermoord zouden dan toch daadwerkelijk alle alarmbellen bij Teeven moeten zijn afgegaan. Liquidatie-informatie die Teeven had kunnen benutten om een gericht onderzoek te starten op — in ieder geval —Soerel. Teeven had dus helemaal niet hoeven wachten op de Leeuw-drugsinformatie waarmee eerst in met op gestart werd.

En natuurlijk zou Teeven ook allang en breed of de Amsterdamse 1 februari 2005-informatie hebben opgepakt, of genoemde april-2006-informatie uit de eigen gelederen, of de Amsterdamse juni/juli- informatie 2006 waar nota bene Önder in voorkwam.

Teeven — bekend staande als een krachtig optredend officier van justitie die met name natuurlijk moorden wil oplossen en vooral voorkomen — zou zonder de minste twijfel die informatie direct hebben opgepakt als hij daadwerkelijk de BBC-informatie van mevrouw Houtman zou hebben verkregen op die 9e februari 2006. En als al niet die informatie, dan had Teeven nog achterbank- gesprekken vol met informatie uit 2003 om aanleiding te hebben gevonden een groot onderzoek op Soerel op te starten.

Mr. Meijering: En ik ben nog niet klaar.
Wat dacht u van de mogelijkheid om aanleiding te zien in de overvloedige hoeveelheid belastend liquidatiemateriaal dat er lag tegen Holleeder. De grote hoeveelheid mensen die reeds in Kolbak aanleiding hadden gegeven voor een verdenking dat Holleeder achter de geweiddadige dood van Houtman zou zitten. Op Holleeder had Teeven probleemloos een liquidatie-onderzoek kunnen starten. Voeg daarbij nog de minste geringste aanwijzing dat Holleeder ook wel eens over de telefoon met Soerel kon komen (en volgens de recherche was het toch "algemeen bekend dat zij een zakelijke en/of vriendschappelijke band" zouden hebben), en ziedaar de tapmogelijkheden op Soerel. Al te veel creativiteit heb je daar als officier niet voor nodig, terwij] nu juist bij een topofficier als Teeven alle creativiteit juist wel aanwezig was.

En als ik nu toch bezig ben, pak ik maar gelijk door.

Wat heeft het OM immers in eindrequisitoir over dit thema betoogd en dan vooral m.b.t. de wijze waarop Teeven het onderzoek heeft opgepakt door uiteindelijk het Leeuwonderzoek op te starten?

Ik verwijs naar het eindrequisitoir Agenda.

Het OM ziet "bevestiging" voor de verklaringen van Teeven in het opstarten van het onderzoek Leeuw. Een der door de verdediging opgeworpen punten om te veronderstellen dat Teeven zich vergist heeft, namelijk dat het onderzoek pas in mei 2006 is opgestart, ziet het OM niet.

Sterker nog: het OM ziet juist "veeleer" in het "al" opstarten van het onderzoek in mei "en dat het gegeven dat het überhaupt is gestart veelzeggend is".

Het OM legt uit: "Het ligt namelijk helemaal niet voor de hand dat de NR een onderzoeksteam formeert om onderzoek te doen op basis van slechts één CIE pv dat inhoudelijk slechts summiere informatie bevat over 'slechts' handel in verdovende middelen, waarbij niet uit de informatie blijkt dat het hier om iets grootschaligs ging"

Volgens het OM zou zo'n onderzoek "qua prioritering onder aan de stapel liggen, als het überhaupt al op de stapel komt" :

Bevestiging voor de verklaringen van Teeven kan worden gevonden in het opstarten van het onderzoek Leeuw door de Nationale Recherche. Teeven heeft toegelicht hoe hij in de situatie, waarin hij geen gebruik kon maken van de BBC-informatie op een andere manier heeft geprobeerd zicht op Soerel en Akgn te krijgen. Hij heeft de CIE gevraagd om operationeel te gebruiken informatie over hen en heeft die CIE-informatie ook gekregen. Die informatie is aanleiding voor de start van het onderzoek Leeuw. De raadsman ziet in het gegeven dat dit onderzoek pas begin mei 2006 is gestart aanleiding om te stellen dat de verklaring van Teeven ongeloofwaardig is. Maar die verklaring is helemaal niet ongeloofwaardig. Veeleer kan worden gesteld dat het onderzoek Leeuw al begin mei 2006 is gestart en dat het gegeven dat het überhaupt is gestart veelzeggend is. Het ligt namelijk helemaal niet voor de hand dat de Nationale Recherche een onderzoeksteam, formeert om onderzoek te doen op basis van slechts één CIE pv dat inhoudelijk slechts summiere informatie bevat over "slechts" handel in verdovende middelen, waarbij niet uit de, informatie blijkt dat het hier om iets grootschaligs ging. Zo'n mogelijk onderzoek zal bij de NR en het LP qua prioritering onderop de stapel liggen, als het überhaupt al op de stapel komt. Teeven heeft ook verklaard dat hij er bij de NR nogal op heeft moeten drukken om het voor elkaar te krijgen en dat dat moeilijk was nu hij zijn achterliggende redenen om dat onderzoek te willen op dat moment niet met de politie kon delen. Dat er toch al begin mei 2006 een onderzoeksteam is geformeerd en gestart is een bevestiging voor de betrouwbaarheid van de verklaring van Teeven.

Maar is dat nu zo wat het OM hier stelt? Is het juist dat op basis van slechts één CIE pv het onderzoek Leeuw/Leeuwin zou zijn gestart?

De stukken wijzen toch echt anders uit.

Daaruit blijkt dat er toch wel aanzienlijk méér CIE-verbalen voorhanden waren

Uit het onderzoek Leeuw/Leeuwin voeg ik kopieën van de navolgende stukken:
  • Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot het mobiele telefoonnummer van Sefer A.;
  • Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot de handel in verdovende middelen door Ali Akgün, Dino Soerel en Sefer A.;
  • Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot de verdovende middelen handel van een Turk genaamd "Hasan" en Ali Akgün.
  • Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot de handel in verdovende middelen door Sefer A.;
  • Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het gebruik van het voertuig van Ali Akgün
  • Een proces-verbaal van CIE informatie met betrekking tot het nummer van de semafoon van 06-6x6x7x5x;
  • Een proces-verbaal van afgeschermde informatie met betrekking tot de mobiele telefoonnummers van Dino Soerel;

Waaronder twee verdovende middelen-verbalen die op 5 april 2006 ter beschikking zijn gesteld van de NR; één vedomi-verbaal op 20 april 2006 en één vedomi-verbaal op 26 april. Op basis daarvan is men op 1 mei het onderzoek gestart.

Vier verbalen die over handel in verdovende middelen gingen derhalve.

Waarom zegt het OM nu een en ander in eindrequisitoir? Het is namelijk niet op feiten gebaseerd.

En lezing van die stukken inspireerde nog wel om het volgende in dit verband onder de aandacht te brengen. Het bewuste proces proces-verbaal leert namelijk nog dat het onderzoek heeft gelopen van 1 mei tot 26 juni 2006:

Van 01 mei 2006 tot 26 juni 2006, werd door Dienst Nationale Recherche, Unit RandstadNoord, team 1, een onderzoek ingesteld naar de handel in verdovende middelen, onder de naam "Leeuw/Leeuwin".
Dit onderzoek was gericht tegen een aantal personen, waaronder-
Sefer A., Geboren op xx november 19xx te A. (Turkije), wonende xxxxx xx te Amsterdam.
Dino Soerel, Geboren op 07 december 1960 te Amsterdam, wonende xxxxx xx ( te Purmerend.
Aliekber Akgun, Geboren op 18 januari 1974 te Alkmaar, wonende xxxxx xx te Alkmaar.

Mr. Meijering: En dat is natuurlijk bizar indien we weer bedenken dat Teeven - indien hij de vermeende BBC-informatie zou hebben gekregen - uiteraard veel aangelegen zou zijn geweest om de daders te pakken en levens te redden.

Nog geen twee maanden onderzoek en dan al ophouden. Kennelijk verder niets meer aan onderzoek gedaan op de nog steeds vrij rond lopende BBC-moordenaars. Dit terwijI Teeven nog steeds werkzaam was bij het Landelijk Parket.

Het klopt niet alleen wat het OM in eindrequisitoir heeft betoogd: daarnaast laten deze feiten des te meer zien dat Teeven zich moet hebben vergist.

Een andere conclusie dan dat Teeven zich heeft vergist en aldus in het geheel geen BBC-informatie van mevrouw Houtman heeft gekregen is niet mogelijk. Mogelijk is dat Teeven het bewuste Jesi Remis-briefje heeft gehad van mevrouw Houtman, maar van het vermeend begeleidende BBC-verhaal is nimmer sprake geweest. Ik kom daar later nog op terug.

En dat brengt mij weer terug bij de wijze waarop Soerel (en Akgün) eerder in beeld zijn gekomen bij justitie en de vraag in hoeverre nu binnengekomen informatie daadwerkelijk serieus is genomen.

Want ook al kan vastgesteld worden dat Teeven nimmer die besproken BBC-informatie heeft binnengekregen, er was natuurlijk wel sprake van andere informatie afkomstig van La Serpe.

En aangezien client Soerel eerst begin 2007 als verdachte is aangemerkt, vragen wij ons af hoe serieus die informatie nu eigenlijk is genomen. De ernst van de gepleegde feiten was immers toch al een reden genoeg om met alles wat men had door middel van de door La Serpe verstrekte informatie volop op Soerel te gaan zitten. En Akgün. lk gaf immers reeds aan dat de NR recherche "Ali" immers al geïdentificeerd had.

En clienten ondertussen gewoon vrij rond lopend zonder dat er justitiele liquidatie-onderzoeks-ogen op hen gericht waren.

Wij kunnen toch niet anders dan het er voor houden dat in die periode kennelijk de bestaande binnengekomen informatie te weinig serieuze houvast heeft geboden om een onderzoek op hen te gaan starten.

Tot zover de wijze waarop Soerel de voorbije jaren justitieel in beeld is gekomen en hoe serieus nu eigenlijk tegen hem ingekomen informatie is opgepakt, of liever gezegd: niet is opgepakt.

*

En daar heeft Meijering natuurlijk wel een punt.

Later nog een verslag.

Bondtehond

dinsdag 26 juni 2012

'Het belang van zuivere waarheidsvinding is met deze vormverzuimen ernstig geschaad'

Het niet-ontvankelijkheidsverweer van Mr. Nico Meijering is maandagochtend voortgezet in de gerechtsbunker te Osdorp. Twee van de meest belanghebbenden, te weten Dino Soerel en Jesse Remmers, waren ook aanwezig en luisterden aandachtig naar het volgende deel van het enorme pleidooi dat weer de hele dag in beslag zou nemen. De rechters en officieren van justitie hadden zich vast ook weer voorbereid op een lange procesdag.

 Unus testis, nullus testis...

De rechtbank verzocht wel of Mr. Meijering rond vijf uur zou willen afsluiten om zijn betoog eventueel op een uitloopdag af te ronden. Ook voor de rechters en officieren van justitie zijn deze lange pleidooidagen natuurlijk erg intensief. Vanaf nu zullen de pleidooidagen voorlopig zelfs al om 09:00 uur beginnen, heeft de rechtbank besloten.

Mr. Betty Wind sputterde iets tegen, maar de rechtbank zette door. Met de pleidooien van Meijering en Janssen zal het OM toch iets vroeger op moeten staan.

Mr. Meijering begon vervolgens meteen aan het pleidooi - deel II - en zoomde verder in op 'verzuimen opsporing en vervolging'. Volgens de raadsman is er, los van voorgaand betoog dat in conclusie geresulteerd heeft dat reeds op basis van de gesignaleerde vormverzuimen inzake de overeenkomst de niet-ontvankelijkheid dient te worden uitgesproken, nog sprake geweest van een reeks andere vormverzuimen.

Stuk voor stuk besprak Meijering deze vormverzuimen verdeeld over paragrafen en verzocht de rechtbank het betoog van Mr. Janssen hier (tussen) in te lezen en tot de conclusies te komen die door Mr. Janssen later zullen worden bepleit.

Daarnaast verzocht de raadsman de telkens te signaleren vormverzuimen hier (gestapeld) mee te nemen in het betoog tot niet-ontvankelijkheid.

Meijering leidde dit deel van zijn pleidooi in met de zin: Ik heb een hekel aan de term "vormverzuimen"

Mr. Meijering (samengevat): De term doet namelijk veelal geen recht aan de ernst van het verzuim. Het doet direct denken aan Wakkere media die publieke verontwaardiging mobiliseren en aanhitsen omdat er door een 'vormfoutje' weer eens een zware crimineel zijn welverdiende straf zou ontlopen.

Alsof er alleen maar een 'vorm' ofwel processueel geneuzel van een stelletje wetgevingsnerds niet in acht genomen is, terwijl het materieel inhoudelijk allemaal best wel in orde is wat de overheid heeft gedaan.

Die 'vorm' is er niet voor niets, aangezien die garant moet staan voor het handhaven van de daar achter schuilgaande materiële normen. Vormen die de overheid in het gareel moeten houden opdat burgers zich beschermd weten tegen schending door de overheid van de achterliggende materiële normen en waarden. In hoofdzaak normen en waarden verband houdende met enerzijds 'het sociaal contract' dat 'het volk' gesloten heeft met de overheid en waarin het geweldsmonopolie (ter bescherming tegen criminelen) bij de overheid is gelegd, en - vooral - anderzijds, dat wij ons tegelijkertijd beschermd weten tegen een al te zeer 'voortvarend' optredende overheid. Normen en waarden die wat mij betreft grofweg op te delen zijn in twee categorieen: die - kort en goed - ter voorkoming van dat we zomaar van ons bed gelicht worden, én die ter borging van een zuivere waarheidsvinding opdat we niet langere tijd of misschien wel levenslang van ons eigen bed gelicht zullen blijven en zullen moeten doorbrengen tussen vier muren.

Het voorbeeld van ongeoorloofde toezeggingen gedaan aan La Serpe is op zichzelf genomen niet zo heel interessant. Deze "vorm" zullen velen in het land geen bal kunnen schelen. Een miljoentje meer of minder aan de crimineel La Serpe: het zal wel. Zeker als het door de verantwoordelijke overheid verbaal goed verpakt wordt.

Het door de wetgever gevreesde effect van onzuivere waarheidvinding vanwege die ongeoorloofde toezeggingen daarentegen is echter extreem interessant en zou een ieder moeten interesseren. Zeker het OM. Onzuivere waarheidsvinding die er niet alleen toe heeft geleid dat clienten van hun bed zijn gelicht, maar in de ogen van het OM er tevens toe zou moeten leiden dat zij de rest van hun leven tussen genoemde vier muren zullen moeten doorbrengen.

De na te bespreken 'vorm'verzuimen raken veelal de zuivere waarheid, zowel als het gaat om de wijze waarop die gevonden is, als de wijze waarop die gepresenteerd is. Want gedurende het gehele Passageproces is het ons inziens vele malen ook misgegaan met de zuivere waarheidspresentatie.

Het lijkt alleszins samen te hangen met een rechercheteam en een OM dat zeer overtuigd is geweest van de eigen visie als het gaat om de verdenkingen en beschuldigingen die aan het adres van clienten zijn geuit. Zoals bekend is het uitgangspunt van overtuiging van het eigen gelijk een extreem risicovolle basis voor zuivere waarheidsvinding en waarheidspresentatie. Het lijkt ook samen te hangen met de reeds door mij gesignaleerde en door Mr. Janssen nog te bespreken magistratelijkheid van het OM in dit proces: III Zorgvuldigheid en magistratelijkheid van het Openbaar Ministerie

III.1 Inleiding: Rechtshandhaving en magistratelijkheid

Mr. Meijering: lk zal in dat verband ook blijven signaleren dat het OM zich kennelijk telkens weer is gaan verplaatsen in de procespositie van de advocaat in ons strafproces. En dan ook nog eens een ongenuanceerd raadsman.

Een enkel woord nog over het fenomeen herstelbare vormverzuimen (art. 359a Sv.).

Herstelbaar is een relatief begrip. Daar waar de wetgever beoordelingsruimte laat aan de rechter om te bepalen of en zo ja, welke consequenties worden verbonden aan vormverzuimen, geldt zulks evenzeer voor het beoordelen of vormverzuimen al dan niet (on)herstelbaar zijn.

Neem de zaak 'Acroniem' (deel 4) waarin de rechtbank Amsterdam tot niet ontvankelijkheid kwam na geconstateerde herhaaldelijke inbreuken op de regelgeving rond het verschoningsrecht.

(Zie ook: deel 1 , deel 2 , deel 3 -red.) 

Waren dat herstelbare verzuimen? Alles en niets is (on)herstelbaar. De telefoontaps konden toch gewoon alsnog vernietigd worden? Verzuimen zijn dan toch hersteld?

Neen. Vanwege de geconstateerde ernstige, grootschalige en herhaaldelijke inbreuken op de regelgeving, was het vertrouwen van de burger in dat wat hij in vertrouwen met een advocaat bespreekt ook geheim blijft, naar het oordeel van de rechtbank ondergraven. Het gebrek aan verantwoording door het Openbaar Ministerie hieromtrent versterkte die vertrouwensbreuk volgens de rechtbank. Een en ander steeg uit boven schending van de individuele rechtsbelangen van een verdachte in een concrete strafzaak en raakte het vertrouwen in de rechtspleging in zijn geheel. Daarbij speelde nog het gebrek aan informatie van de zijde van het Openbaar Ministerie dat de rechtbank in ernstige mate belemmerd had in de controlerende taak die zij heeft inzake de rechtmatigheid van het toepassen van dwangmiddelen in het strafproces.

Hiervoor zijn reeds vormverzuimen aan de orde gekomen. Wat betreft het verzuim van de weglatingsafspraak is evident dat de gevolgen van dat verzuim onmogelijk meer hersteld kunnen worden. Daar waar immers enerzijds La Serpe niet naar waarheid is gaan verklaren en in de plaats is gaan stellen, terwijl hij anderzijds er groot belang bij heeft om zoveel mogelijk zijn onwaarheden niet te erkennen of te maskeren, is dergelijk herstel illusoir. Daarbij speelt ook dat de overheid (speciaal en generaal preventief) ervan weerhouden moet worden nog eens de font in te gaan waardoor alleen de zwaarste consequentie op zijn plaats is.

Bij vele nog na te bespreken vormverzuimen speelt met name die waarheidsvinding een grote rol. Waarheidsvinding die in strijd met beginselen van behoorlijk procesrecht ten nadele van de verdediging uitpakte. Hetzij in het niet presenteren-, het te laat presenteren of het onjuist presenteren. Enkele onjuiste weergaven van de werkelijkheid zijn zelfs bij voortduring - tot en met eindrequisitoir -teruggekomen.

Al die vormverzuimen bij elkaar genomen, makes minstgenomen dat geconcludeerd kan worden dat die ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van clienten aan hun recht op een eerlijk behandeling van hun zaak te kort is gedaan.

Daarbij dient ook bedacht te worden dat - juist ook in de visie van het OM - het in zaken als de onderhavige het zeer moeizaam is om de waarheid te achterhalen.

Daar zitten echter twee kanten aan. Daar waar het OM meent dat clienten schuldig zijn, zal men het niet op prijsstellen dat die waarheid zo moeilijk te achterhalen is.

De andere kant is echter de kant van clienten. Daar waar zij van meet af aan duidelijk hebben gemaakt zich niet schuldig te hebben gemaakt aan de hen verweten ernstige delicten, stellen zij het evenzeer niet op prijs dat die waarheid zo moeizaam vindbaar is.

De "kleintjes" gaan dan tellen als het gaat om die waarheidsvinding. Hard feitenmateriaal is schaars. Het OM spreekt in requisitoir ook vaak van "brokjes bewijs" die in de visie van het OM dan toch tot een bewezenverklaring zou moeten leiden. Maar op het OM rustte van meet af aan de verantwoordelijkheid om ook "brokjes" ontlastend materiaal tijdig in te brengen en op de juiste wijze te presenteren.

Bij vele van dergelijke incidenten is dan het debat aan de orde gekomen of het wel om "ontlastend" materiaal ging waarbij het er veelal op leek dat het OM alleen materiaal als zodanig meende te kunnen kwalificeren als direct en onmiskenbaar de onschuld van clienten zou blijken. Zo werkt het natuurlijk niet. Ik heb dat debat veelal gevoerd door te verwijzen naar het "bezwarenlatje" dat het OM veelal aanlegde waarbij bepaald ook niet altijd bezwaren werden aangevoerd die vielen binnen de categorie die wezen op direct en onmiskenbare schuld van clienten.

Juist in een zaak als Passage waarin de belangen eindeloos groot zijn en waarin feitenmateriaal een schaars goed is, is het zaak dat de eindverantwoordelijke voor het aanleveren van feiten uit het onderzoek uiterst zorgvuldig te werk gaat. Als gezegd: niet alleen bij het zoeken van die waarheid, maar ook bij het presenteren van die waarheid. Daar waar er bijvoorbeeld sprake is van één (schaarse) de auditu-getuige (La Serpe) gaat het niet aan om tot in het eindrequisitoir te blijven volhouden dat er nog een belastende de auditu-getuige is (tegen Soerel). Ook niet voor de bühne. Ik doel dan bijvoorbeeld op getuige De Boer en waar ik nog op terug kom.

Clienten zijn volledig afhankelijk van die waarheidsvinding en dat kan voor hun het verschil maken van vrijheid of levenslang zitten voor iets dat zij niet gedaan hebben.

Om nog maar eens bij de Acroniemuitspraak te blijven - wat is er ernstiger? De in die zaak geconstateerde ernstige inbreuken op de geheimhoudersregeling, óf de inbreuken die gemaakt zijn in Passage als het direct betreft de vinding en presentatie van de waarheid? Naar ik meen is het laatste ernstiger nu als gezegd zulks direct het verschil kan uitmaken tussen langdurige vrijheidsstraf en vrijheid.

Ook het vertrouwen van de burger in een overheid die de macht van waarheidsvinding toebedeeld heeft gekregen wordt daarmee ondergraven. Het gebrek aan verantwoording hieromtrent door het Openbaar Ministerie versterkt die vertrouwensbreuk mijns inziens.

Een en ander stijgt nog eens uit boven schending van de individuele rechtsbelangen van clienten in deze concrete strafzaak en raakt het vertrouwen in de rechtspleging in zijn geheel.

Daarbij dient nog mee te wegen het gebrek aan informatie van de zijde van het Openbaar Ministerie dat Uw rechtbank in ernstige mate belemmerd heeft in de controlerende taak die U heeft inzake de rechtmatigheid van het toepassen van dwangmiddelen in het strafproces. Daarbij denk ik uiteraard met name aan het dwangmiddel van voorlopige hechtenis.

Het is daarom dat ik meen dat na te noemen verzuimen eveneens (gestapeld) dienen te leiden tot de conclusie van niet-ontvankelijkheid.

Tot slot teken ik hier nog aan dat ik mij bij het benoemen van de vormverzuimen beperkt heb. Sedert de inwerkingtreding van art. 359a Sv kan in beginsel zeer veel als vormverzuim worden aangemerkt. Het systeem is als gezegd dat het aan de rechter is om te bepalen of er sprake is van een dergelijk verzuim evenals de rechter bepaalt of het herstelbaar is en of er al dan niet processuele consequenties aan verbonden moeten worden. Dit betekent dat in beginsel zelfs een onaardig ondervragen rechercheur of een veel te boos kijkende officier op zitting al als verzuim door de verdediging kan worden gepresenteerd en het erge voor u is dat u daar dan nog op zou moeten reageren ook. Als je als verdediging toch aan het stapelen bent geslagen, zou je natuurlijk ook kunnen gaan miezemuizen*. Gelet op het navolgende hebben wij dat volgens mij niet gedaan. (* 'miezemuizen' is een woord van Annie MG Schmidt, legt Meijering nog uit.)

II De verzuimen

Mr. Nico Meijering: Een goed deel van de verzuimen is reeds eerder voorbij gekomen bij bespreking van de opheffingsverzoeken die ik namens clienten bepleit heb. Op het eerste gezicht zou bij een enkel verzuim gedacht kunnen worden dat het alleen een der clienten zou regarderen. Dat is ook zo voor zover het bijvoorbeeld betreft de wijze van relateren (waarheidspresentatie) in de specifiek tegen een der clienten aanhangig gemaakte deelzaak. Toch raakt een dergelijk verzuim tevens de vervolging van de andere client(en). Niet alleen vanwege het vormverzuimen-patroon dat in de opsporing en de vervolging to ontwaren is, maar óók omdat de specifieke deelzaken ook terugkomen in de door het OM voorgestelde bewijsconstructie voor de clienten verweten 140Sr.-betrokkenheid.

Meijering besprak de vormverzuimen telkens appart en gaf daarbij tevens aan welke gevolgen dit diende te hebben aangezien het grootste belang dat de cliënten hebben in Passage, aldus de raadsman, het belang van de zuivere waarheidsvinding, met de gesignaleerde vormverzuimen ernstig is geschaad.

De paragrafen in het pleidooi onder 'vormverzuim' luidden onder meer:
Sturing met daderinformatie en ontbreken transparantie
Motel Akersloot-onderzoek
Selectief uitgewerkte verbatim verhoren La Serpe
Baja bleek BED te zijn
Een grote reeks verzuimen in de zaak Nicht
Onjuiste presentatie van de feiten
De wijze van samenstelling dossier

(Later kom ik hier op terug en ga ik dieper in op hetgeen Mr. Meijering hier bespreekt in zijn eindpleidooi - red.)


Tussenconclusie:

Mr. Meijering (samengevat): De voorbije Passagejaren is er ontzettend veel te doen geweest omtrent de dossiervorming en de wijze waarop u en wij geïnformeerd zijn over (al dan niet vermeende) onderzoeksbevindingen.

In ieder strafzaak – en zeker in een zaak als Passage – dient het OM kristalhelder te zijn als het gaat om
  • volledige opgave van opsporingshandelingen en resultaten;
  • volledigheid van inhoud van processen-verbaal;
  • volledigheid van het dossier;
  • beantwoording van vragen over deze drie aspecten.
Rechters en verdachten moeten er vanuit gaan dat die helderheid er altijd is.

Gelet op de rij aan hiervoor gesignaleerde vormverzuimen is van die helderheid onvoldoende sprake geweest.

Uw rechtbank heeft de afgelopen jaren meermalen van zich in niet mis te verstane bewoordingen laten horen en heeft zo ondermeer de noodzaak geuit van het produceren van een "stukkenlijst", die er uiteindelijk bepaald niet zonder slag of stoot is gekomen.

Nog duidelijker heeft uw rechtbank zich bij meerdere gelegenheden direct uitgesproken over het niet tijdig verstrekken van relevante stukken. Ik heb die tussenuitspraken hiervoor al gememoreerd. Daar waar uw rechtbank zich eerder kritisch heeft uitgelaten ging het altijd maar weer om het thema zuivere waarheidsvinding en – presentatie.

De verdediging durft het wel aan om vast te stellen dat met voorgaande opsomming van vormverzuimen te spreken van missers" (in de zaak Nicht en de 140-zaak) zoals door uw rechtbank destijds bedoeld. De ene misser ongetwijfeld ernstiger dan de andere. En zoals we gezien hebben ging het niet alleen om het achterhouden of niet tijdig presenteren van onderzoeksresultaten.

Ook ging het om niet presenteren van de wijze waarop de waarheid gevonden werd (sturing).

Een en ander klemt des te meer nu het bezwaren/relevantie-latje altijd zeer laag is gehanteerd door het OM.

Ondanks de diverse waarschuwingen van uw rechtbank, zijn meerdere uiterst relevante stukken/informatie veel te lang niet of in het geheel niet ingebracht.

Dit handelen of liever nalaten van het OM heeft een adequate verdediging in de weg gestaan, terwij] mogelijk nog steeds verborgen onderzoeksbevindingen nog altijd die verdediging in de weg staat.

Ik breng nog eens in herinnering enkele overwegingen van het Gerechtshof te Denhaag inzake Kouwenhoven in het arrest van 10 maart 2009 welke overwegingen naadloos op deze zaak passen:

7.5 De hiervoor beschreven wijze van inrichting van het opsporingsonderzoek, die als weinig kritisch en daardoor als eenzijdig de verdachte belastend moest worden aangemerkt, doet in de visie van het hof geen recht aan ons strafvorderlijk systeem, waarin aan de opsporingsorganen in het voorbereidend onderzoek een sleutelrol bij een in beginsel onbevangen materiële waarheidsvinding wordt toebedacht en bijvoorbeeld ook op basis van hun bevindingen en rapportages belangrijke beslissingen moeten worden genomen, zoals over de voorlopige hechtenis. De geschetste gang van zaken vervult het hof in zoverre ook met zorg, omdat deze een negatieve invloed kon hebben op de mogelijkheden van de rechter ter terechtzitting tot materiële waarheidsvinding en daarmee: op de kwaliteit van de rechterlijke oordeelsvorming. (...)

7.6 In het voorbereidend onderzoek dient in de visie van het hof als uitgangspunt te gelden dat de opsporing met een open oog voor de belangen van de verdediging plaatsvindt, en dus mede moet zijn gericht op de toetsing van de betrouwbaarheid van de afgelegde, belastende verklaringen.
(...)

De geschetste dossier - en informatie-incidenten vervult de verdediging met zorg, omdat deze naar onze overtuiging een negatieve invloed heeft gehad op de mogelijkheden van uw rechtbank ter terechtzitting tot materiële waarheidsvinding en daarmee: op de kwaliteit van de rechterlijke oordeelsvorming. Op basis van die materiële waarheidsvinding zijn onder meer ook belangrijke beslissingen genomen zoals over de voorlopige hechtenis.

De zo langzamerhand mantra-achtige mededelingen van het OM als: 'Van een op eerdere zittingen doelbewust de waarheid geweld aandoen, zoals door de raadsman geopperd is dus geen sprake. Vanzelfsprekend niet. Wij zijn op zoek naar de waarheid, iets wat met vrij structureel zwijgende verdachten geen makkelijke opgave is. Niet naar een koste wat kost bewezenverklaring, waarbij de waarheid van ondergeschikt belang is.' maken steeds minder indruk op ons.

Het zijn mooie woorden die genoemde incidenten niet kunnen wegnemen. Het zoeken van de waarheid kan zeker geholpen worden door verklarende verdachten - waarover dadelijk meer als het gaat om clienten. Maar de kwaliteit van de waarheidsvinding - waarin het OM een sleutelrol in vervult - staat op zichzelf en is niet afhankelijk van al dan niet verklarende verdachten. Die kwaliteit is met genoemde incidenten ernstig geweld aan gedaan, en het uitblijven van het tonen van besef daarin doet in ernstige mate afbreuk aan het vertrouwen in die kwaliteit.

Voornoemde vormverzuimen brengen mij tot de eindconclusie van hoofdstuk II.

Conclusie: niet ontvankelijkheid of bewijsuitsluiting

Hiervoor heb ik besproken vormverzuimen in relatie tot de overeenkomst die gesloten is met de kroongetuige La Serpe (II.2) en andere vormverzuimen (II.3) waarbij overigens vooruitgewezen is naar na te noemen verzuimen die meer praktisch te benoemen zijn in de komende hoofdstukken.

Gelet op die vormverzuimen wordt primair verzocht het OM niet-ontvankelijk te verklaren. Dat werd reeds verzocht op basis van de onder II.2 besproken verzuimen, maar de verzuimen benoemd onder II.3 maken des te meer dat niet-ontvankelijkheid is aangewezen.

Subsidiair wordt bewijsuitsluiting verzocht ex. artikel 359 lid 1 onder b. Sv. vanwege welke reden vrijspraak wordt bepleit voor alle feiten die clienten verweten worden.

*
Later in de week nog een verslag: 'Teeven heeft zich voor zeker vergist'
met:
III Cliënten Akgün en Soerel - profiel en proceshouding
en:
IV Akgün: Bosnie, Adjoeba, Önder en witwassen

Bondtehond

vrijdag 22 juni 2012

'Moord is verschrikkelijk, maar ten onrechte daarvoor veroordeeld worden ook'

Het eindpleidooi van Mr. Nico Meijering ten behoeve van zijn cliënten Dino Soerel en Ali Akgün beloofde al ten tijde van het opheffingsverzoek (1) van Soerel (2) een gigantisch betoog te worden, uitgaande van het destijds reeds 473 pagina's tellende pleitnota. Die belofte bleek donderdagochtend uit te komen tijdens de voorbeschouwing van Mr. Meijering waarin hij tevens de opzet van zijn pleidooi aan de rechtbank kenbaar maakte in aanloop naar een lange bunkerdag.


De rechters, officieren van justitie en griffiers luisterden aandachtig in de verder lege rechtszaal. Als enige aanwezige verdachte zat Dino Soerel aan zijde van zijn raadsman. De immer oplettende parketwachters regelden het geluid en schonken regelmatig de bekertjes water vol bij alle procesdeelnemers in de zaal. De zitting kon beginnen.

In zijn voorbeschouwing zet Mr. Nico Meijering meteen de toon door al vrij vlot aan te geven dat hij aanstuurt op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Hoe verschrikkelijk moord ook is, het is ook verschrikkelijk om onschuldig daarvoor veroordeeld te worden, stelt de raadsman. Iedereen snapt dat moord staat voor de zwaartste strafbedreiging die het Nederlandse strafrechtsysteem kent. Niets is verschrikkelijker dan iemands leven willens en wetens te nemen om daarmee ook nog eens de levens van nabestaanden goeddeels kapot te maken. Het oplossen van moorden verdient derhalve ook de hoogste prioriteit, aldus Meijering.

Mr. Nico Meijering: 'Het OM heeft hierin een ongekende grote verantwoordelijkheid, naar de nabestaanden en de samenleving, maar niet in de laatste plaats ook naar de verdachte(n) en de omgeving van die verdachte(n). De diverse belangen zijn torenhoog. Die verantwoordelijkheid is natuurlijk heel zwaar en ongetwijfeld niet altijd even gemakkelijk te hanteren. Immers: in welke zaken is het in het verleden gebleken mis gegaan?

In zaken waarvoor grote publicitaire aandacht was. Bepaald niet uitgesloten mag worden dat publicitaire druk in die zaken bijgedragen heeft tot een druk op het OM om koste wat kost die zaken te willen "oplossen". Publicitaire druk in combinatie met eigen overtuiging de dader(s) te pakken te hebben, welke geleid heeft tot het buiten de oevers van strafvorderlijke regels te treden.

Het OM moet tegen dergelijke druk bestand zijn, anders kunnen er ongelukken gebeuren. De samenleving -met de media voorop- kan wel willen dat het OM koste wat kost een moordzaak tot een oplossing brengt, maar zulks is in iedere samenleving nu eenmaal niet altijd mogelijk. Zeker niet in een samenleving die rechtsstatelijk is ingericht. De prijs die een rechtsstaat noodzakelijk betaalt is het feit dat daders van misdrijven de dans kunnen ontspringen. Naar mate men minder bereid is een dergelijke prijs te betalen, zal het risico tot betaling van een veel grotere prijs evenredig toenemen: de prijs van vervolging en veroordeling van onschuldigen.

Niet alleen de samenleving kan van het OM verwachten koste wat kost ernstige misdrijven als moord op te lossen. Het OM mag dat ook niet van zichzelf verwachten. Laat staan daar naar handelen. Hoe zwaar die verantwoordelijkheid ook is: niet koste wat kost. Dan kan het teveel gaan kosten. Het OM mag evenmin van zichzelf verwachten te weten wie als dader is aan te merken. Het verleden heeft geleerd hoe gevaarlijk zulks kan zijn.

Het OM dient altijd voor zichzelf de mogelijkheid open te houden er wel eens naast te kunnen zitten met de gerezen verdenking. Het OM is helemaal niet gehouden om de eigen gerezen verdenking koste wat kost bekroond te krijgen met een veroordeling. Hoe groot de druk vanuit de samenleving ook is om tot een oplossing van ernstige misdrijven te komen. Hoe zwaar de verantwoordelijkheid van het OM bij de opsporing en vervolging van verdachten van dergelijke feiten ook is. Hoe vaak ook andere grote zaken in het verleden tot een vrijspraak of niet-ontvankelijkheid hebben geleid. Hoe moeilijk het ook is om uitvoering te geven aan die verantwoordelijkheid.

Maar hoe moeilijk is dat eigenlijk? Aan de ene kant natuurlijk verschrikkelijk moeilijk. Aan de andere kant op de keeper beschouwd in het geheel niet. Met die andere kant doel ik op het feit dat van het OM niet méér gevergd mag worden dat men met in achtneming van de regels de spreekwoordelijke stinkende best doet om de juiste perso(o)n(en) achter de tralies te krijgen.

Er mag nooit gevergd worden dat men buiten de regels gaat treden omdat er koste wat kost een veroordeling moet komen welke dan gelijk zou moeten staan aan een "oplossing" van een misdrijf. Hoe moeilijk zulks misschien ook is vanwege allerhande druk die er vanuit de samenleving komt.

Wat is er gemakkelijker dan je aan de regels te houden? Het wordt juist moeilijk indien men buiten de oevers van het opsporingsveld gaat treden. Per definitie al ongelukkig voor rechtshandhavers, maar vooral ook omdat men dan gemakkelijk in een mijnenveld terecht kan komen, waardoor onschuldige slachtoffers vallen.

Hoe veel gemakkelijker is het om binnen die oevers te blijven? Is het zo moeilijk omdat de vees overheerst dat de onderzochte misdrijven niet opgelost worden? Dan zal men troost moeten vinden in het feit dat de zaak door uw rechtbank hoe dan ook opgelost zal worden. Het specifieke misdrijf mogelijk niet, maar de zaak wel. Ook met vrijspraak is immers de zaak (in eerste aanleg) opgelost. De ernstige verdenkingen die ruim vijf jaar boven het hoofd van cliënten (tijdens jarenlange verblijf in de EBI) hebben gehangen, zouden daarmee eindelijk opgelost zijn.

Dat zou een magistratelijk OM in theorie evenzeer tevreden moeten stellen als bij een veroordeling. Dat heeft helemaal niets te maken met zaken "verliezen". Het recht zegeviert immers ook bij vrijspraak.'

Mr. Meijering kwam aan het einde van zijn voorbeschouwing toe aan 'de opzet' van zijn pleidooi. Maar liefst 4 dagen heeft de rechtbank ingeruimd om de advocaat zijn woord te kunnen laten doen. 'En dat is eigenlijk nog aan de korte kant', zo zei de advocaat tijdens de eerste pauze tegen aanwezige journalisten.

De opzet van het eindpleidooi leidt Meijering in met een compliment aan de rechtbank, tevens ook direct gericht tot de griffiers. Hoewel de raadsman eigenlijk vindt dat het niet past om complimenten aan de rechtbank te maken, omdat je volgens hem al snel de verdenking op je kunt laden het eindoordeel oneigenlijk te willen beïnvloeden, hoewel hij weet dat dat al snel op een ondeugdelijke poging zal uitdraaien, maakt hij er toch één, aldus Meijering.

Om u een idee te geven van de opbouw van het eindpleidooi van Meijering leest u hier: Opzet Pleidooi

Er staat ons dus nog wat te wachten aankomende Meijering-dagen. Mr. Meijering verwijst evenals Mr. Van der Werf in zijn pleidooi naar het betoog dat Mr. Sander Janssen, de raadsman van Jesse Remmers, binnenkort zal voordragen in de bunker. Hij voegt alvast een overzicht bij zijn eigen pleidooi: Ingelast betoog Mr. Janssen. Het pleidooi van Mr. Janssen zal vooral de juridische kanten die kleven aan de deal met La Serpe behandelen. De (on)rechtmatigheid van) de overeenkomst die is gesloten met La Serpe komt uitgebreid aan de orde, zei Meijering: 'Dat een dergelijke klus wel aan Mr. Janssen overgelaten kan worden is inmiddels genoegzaam bekend'.

De verdediging had gehoopt dat het OM zou stoppen, niet met Passage, maar met de kroongetuige. De kroongetuigeregeling is voor het eerst gebruikt tijdens Passage en er zal ongetwijfeld jurisprudentie geschreven gaan worden naar aanleiding van uitspraken in het Passage-proces. De verdediging vindt het maar een griezelig iets die kroongetuigeregeling en wat schetste hun verbazing, het OM komt in het requisitoir al op pagina 1 met verwijzingen naar het buitenland. Daar zou allemaal veel meer mogen. Dus, zo formuleert Meijering, kort en goed komt dat hier op neer: Het OM zegt eigenlijk tegen de rechtbank: "Edelachtbaar college, indien u tot de door ons gevreesde conclusie komt dat de deal geheel of op onderdelen onrechtmatig (tot stand gekomen) is, wilt u dan toch vooral voorbij gaan aan die onrechtmatigheid nu er immers in het buitenland veel meer mag en het eigenlijk bij ons ook zo zou moeten zijn"

"Toevallig" verscheen kort voor het requisitoir een artikel van criminoloog prof. Fijnaut. Het OM citeert daaruit in het requisitoir. Fijnaut is misschien wel de grootste aanhanger van de kroongetuigeregeling en pleitbezorger voor de uitbreiding/versoepeling van die enge regeling. De timing was meer dan helder, aldus Meijering, aan de vooravond van de eindbeslissing. Alleen kent Fijnaut de Passage-perikelen rondom deze uiterst onbetrouwbare kroongetuige niet eens, de prof. mist enige Passage-dossierkennis. Verder dan beschrijven wat er in het buitenland allemaal mogelijk is, komt hij niet, zonder overigens een woord te besteden aan de vraag of in dat buitenland het systeem aantoonbaar heeft gewerkt en ook daadwerkelijk de ware dader(s) achter de tralies gaan.

Dat Janssen straks met een juridisch doortimmerd pleidooi verschijnt, wil overigens niet zeggen dat Meijering niets te zeggen had over de kroongetuige, integendeel. Ook Meijering stond uitgebreid stil bij La Serpe. De raadsman ging daarnaast ook dieper in op andere thema's als de Holleeder-weglatingsafspraak en de zaak Bethlehem. Eindconclusie telkens: Niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.

Het is Meijering nog steeds een raadsel waarom Willem Holleeder niet vervolgd wordt en zijn cliënten Dino Soerel en Ali Akgün wel, terwijl er aan bezwaren minder ligt dan tegen de nog niet zo lang geleden in vrijheid gestelde Holleeder. De Holleeder-weglatingen die pas eind vorig jaar bij het Passagedossier werden gevoegd, geven een beeld dat La Serpe veel krachtiger heeft verklaard over Willem Holleeder dan over Soerel en Akgün.

Voorbeeld dat in het oog spingt: We zien dat La Serpe verklaard dat hij:
Holleeder 3 keer heeft ontmoet/gesproken en Holleeder in gezelschap heeft gezien van Jesse Remmers.
terwijl:
La Serpe cliënt Soerel nooit heeft ontmoet/gesproken en Soerel nooit heeft gezien in gezelschap van Jesse Remmers.

Reeds in 2006 sprak La Serpe over ontmoetingen met Holleeder waar er gesproken zou zijn over liquidaties. Proportioneel gezien zie je hier direct dat relatief gezien, ofwel in proporties bezien, de rol van Holleeder in verklaringen van La Serpe die van cliënt Soerel overstijgt.

Vervolgens bespreekt Meijering enkele belangrijke momenten uit de Holleeder-weglatingen.
- Gelderlandplein-moment (Houtman prioriteit, niet auditu maar direct)
- Naarden-Vesting-moment.
- Holeeder wacht in café-moment.
- Prioriteit-Van der Bijl-Ping-moment.
- 'Als deze goed gaat, nog een ander'-moment.
- Het Avis-moment.
- Jesse Remmers werkt voor Holleeder.
- Mieremet stond op de lijst.
- 'Holleeder had er genoeg'.
- Inzake Van der Bijl: 'Holleeder was de man'.

Meijering: Zonder volledigheid na te streven zien we hier reeds dat genoemde weglatingen over Holleeder qua hoeveelheid en kracht hetgeen La Serpe over cliënten heeft verklaard in zeer aanzienlijke mate overstijgt, of liever gezegd volledig overschaduwt.

Kortom, de weglatingsafspraak had nooit gemaakt mogen worden volgens Meijering en is dus onrechtmatig. Alleen al op deze gronden moet volgens de raadsman tot de conclusie van niet-ontvankelijkheid worden gekomen. Ook in de niet-liquidatiezaken in de zaken van zowel Soerel, Akgün en Burger. De vruchten uit opsporing en vervolging voortkomend uit een onrechtmatige deal mogen immers niet tot bewijs meewerken.

Over kroongetuige La Serpe kun je een encyclopedie vullen, dat is inmiddels heel duidelijk geworden tijdens Passage, en één deel daarvan zou je makkelijk kunnen vullen met een poging tot het beantwoorden van de vraag wat het OM nou bezielde om nou in het bijzonder met deze kroongetuige in zee te gaan? Niet te volgen is volgens Mr. Meijering deze cryptische zinsnede in het requisitoir van het OM: "Zou La Serpe dus de verklaringen hebben afgelegd die hij heeft afgelegd, zonder dat met hem een deal zou zijn gesloten, dan zou het OM een eis van 16 jaren gevangenisstraf passend hebben gevonden".

Waar het om gaat, aldus Meijering, is wat het OM zou hebben geëist indien La Serpe nu juist géén verklaringen zou hebben afgelegd. Wat zou het OM hebben geëist indien La Serpe tegen de lamp gelopen was, geen verklaringen had afgelegd voor al die zaken die aan de orde zijn: Houtman, Van der Bijl, Van Dijk, Adjoeba, Önder, Imaç, (Pels en Bosnie) en deelname aan een criminele organisatie? Meijering denkt, gelet op de geweldsantecedenten, zomaar geen 16 jaar, want anders kom je bij Ros, maar ook bij andere verdachten, niet tot een eis van levenslange gevangenisstraf. Dit alles nog los van het feit dat het OM gesteld heeft dat La Serpe te kennen zou hebben gegeven dat hij zijn leven te willen beteren.

Meijering: We weten dat zulks bepaald niet het geval is, daar waar La Serpe geen moment (tijdens Passage i.i.g. niet - red.) van spijt of berouw heeft getoond en kennelijk heeft aangegeven alleen met een smak geld zijn leven kan beteren, aangezien hij anders weer zou terugvallen in criminaliteit. En zoals we weten heeft het OM hem daarin gevolgd.

In een aantal gevallen is het OM op de stoel van de rechter gaan zitten, zo zien we in Passage. Ten onrechte wordt La Serpe niet vervolgd voor (minimaal) de liquidatiefeiten Adjoeba, Önder, Imaç, Pels en de 140-zaak.

Meijering: Het OM heeft met voorgaande in strijd met het gewone vervolgingsbeleid gehandeld en daarmee in strijd met de kroongetuigenregeling, die dergelijke toezeggingen tot niet vervolging ontoelaatbaar heeft gemaakt. Het OM heeft zaken aan uw volle beoordeling onttrokken. Uw rechtbank had moeten oordelen over die zaken en ten volle moeten betrekken bij de door u te bepalen strafmaat. Hetzelfde zagen we in de zaak Bethlehem. Een en ander, tezamen met de andere reeds geconstateerde en nog te constateren vormverzuim, leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.

De raadsman ging tot slot van deze zittingsdag in op de vrijlating van La Serpe.

Vrijlating La Serpe
Over de vrijlating van La Serpe is veel geschreven in de media, echter over de grote vraag of dit nou allemaal zomaar mag volgens de wet hebben we weinig kunnen teruglezen en dat is dan nog buiten het feit dat ik wel een aantal mensen heb horen afvragen: "of Lauwaars en zijn rechtbank zich niet gepasseerd zullen voelen?" Misschien zelfs wel geminacht door het OM door uit eigen initiatief zonder uitspraak van de rechtbank het lijdend voorwerp van de afgelopen 5 jaar vrij te laten en naar ...?... te sturen. Je zou toch zeggen dat het nog helemaal niet vaststaat of de rechtbank wel meegaat met die overeenkomst of regeling of whatever als blijkt dat de verdediging goede argumenten aandraagt om die van tafel te krijgen. En daar ziet het vooralsnog wel naar uit, eerlijk gezegd.

Meijering besteedde ruim aandacht aan de vrijlating van de kroongetuige. Tot slot van het eerste deel van het pleidooi hetgeen Meijering hierover betoogt.

Lees hier: Vrijlating La Serpe

Als geen ander weet Meijering weer de vinger op de zere plekken te leggen.

Wordt maandag 25 juni vervolgd....

Bondtehond