Het liquidatieproces Passage is al geruime tijd voorbij, de uitspraak van de diverse vonnissen vond plaats op
29 juni 2017 in het JCS (Justitieel Complex Schiphol). Ruim tien jaar heeft de enorme strafzaak geduurd en het moet dan ook een grote opluchting geweest zijn voor kapervisser Freek Stevens, dat hij -als enige- vrijspraak kreeg van het Hof. Van de andere verdachten hebben de meeste cassatie aangetekend tegen hun veroordeling. Daar horen we ongetwijfeld nog van de aankomende jaren. De advocaat van Freek Stevens, mr. Pelle Tuinenburg (foto) was natuurlijk dolblij zijn cliënt te hebben kunnen behoeden voor de vrijheidsstraf van 5,5 jaar waartoe hun cliënt was veroordeeld in eerste aanleg, ondanks dat het OM vrijspraak vroeg. Samen met collega mr. Max Blanken hadden zij er
in hun pleidooi in Hoger beroep groot vertrouwen in dat het Hof wél tot een vrijspraak zou komen. Zo geschiedde ook. Ik vraag me wel eens af hoe het nu met de verdachten en advocaten gaat en wat hen zoal bezig houdt. Het lijkt me leuk om daar af en toe eens op terug te komen op dit blog. Deze week begin ik met een stuk van mr. Pelle Tuinenburg.
Naar aanleiding van een
uitspraak van de Hoge Raad van vorige week heeft mr. Tuinenburg een
stuk geschreven over een onderwerp wat hem al een tijdje bezig houdt: Het nemen
van foto's en vingerafdrukken van iedere verdachte op het bureau. Dat is volgens de advocaat in
strijd met de wet en schreef daar het volgende over:
Stilzitten als je geschoren
wordt
De wasstraat: Het nemen van
foto’s en vingerafdrukken op het politiebureau om te identificeren of te
registreren?
De politie wil van iedereen
die als verdachte op het politiebureau komt foto’s maken en vingerafdrukken nemen
onder het motto de identiteit van de verdachte vast te stellen -ook als die
verdachte niet wordt aangehouden. Deze wijze van vaststellen van de identiteit
wordt ook wel ‘progrissen’ genoemd - naar het (oude) systeem waarmee voorheen een
identiteit werd vastgesteld - of populairder: ‘door de wasstraat halen’.
Hiertoe staan inmiddels zo’n 300 Identiteitszuilen (Progris-zuilen) op
verschillende politiebureaus. Tot voor kort bestond er discussie over de vraag
of de verdachte mee zou moeten werken aan deze wijze van het vaststellen van zijn
identiteit of dat hij zich hier tegen zou mogen verzetten. Het antwoord op deze
vraag heeft de Hoge Raad afgelopen week gegeven en luidt simpel gezegd: geen
van tweeën.
De bevoegdheid om de identiteit
van een verdachte vast te stellen middels de Identiteitszuil is gebaseerd op
artikel 55 c Wetboek van Strafvordering (WvSv). Deze bevoegdheid wordt steevast
voorgedaan als een verplichting,
waarbij de politie zich beroept op de wet, op interne richtlijnen of op de stelling
dat men niet door kan als u niet meewerkt en u dus langer op het bureau moet
blijven. Allemaal niet waar.
In Nederland bent u
verplicht zich te kunnen legitimeren. Op grond van artikel 1 van de Wet op de
Identificatieplicht kan dat met een geldig paspoort, rijbewijs, ID-kaart, of
andere in dat artikel genoemde documenten. Indien u als verdachte wordt
aangemerkt, geldt hetzelfde, maar is de wijze van identificeren uitgebreid met
het afnemen van vingerafdrukken. Artikel 55 c WvSv is het artikel waarop de
politie zich baseert als zij gelaatsfoto’s en vingerafdrukken wil afnemen. Het
artikel ziet op het ‘vaststellen van de identiteit’ van een verdachte. Voor een
verdachte van lichtere vergrijpen volstaat legitimatie aan de hand van een
ID-kaart, rijbewijs, paspoort e.d.. Bent u daarentegen verdachte van een
‘zwaarder’ vergrijp, dan komt u in aanmerking voor de ‘wasstraat’, ook al wordt
u alleen verhoord zonder dat u wordt aangehouden. Van een ‘zwaarder’ vergrijp
is overigens al heel snel sprake (bijvoorbeeld mishandeling, winkeldiefstal,
etc).
Op grond van artikel 447 e van
het Wetboek van Strafrecht (WvSr) is strafbaar ‘het niet voldoen aan de verplichting
om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden of medewerking te verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, hem opgelegd krachtens
de Wet op de identificatieplicht, het Wetboek van Strafvordering
(etc)’. Als u dit leest, denkt u (en de politie ook) dat u wel mee moét werken
aan het afnemen van vingerafdrukken. Dat is dus op grond van de uitspraak van
de Hoge Raad niet het geval.
Die uitspraak komt in grote
lijnen op het volgende neer: Een verdachte mag niet worden gedwongen om aan
zijn eigen veroordeling mee te werken (het ‘nemo-tenetur’ beginsel). Daarop
bestaan uitzonderingen, maar voor die uitzonderingen gelden strikte voorwaarden.
Eén van die voorwaarden is dat de wet uitdrukkelijk zegt dat de verplichting om mee te werken wél
bestaat. Deze verplichting dus niet op eigen initiatief door het OM of de
politie worden geschapen (dit zou in strijd zijn met het zgn. ‘lex
certa-beginsel’). De Hoge Raad stelt nu, in navolging van het Gerechtshof ’s
Hertogenbosch, dat artikel 55c WvSv de verplichting
om mee te werken aan het afnemen van vingerafdrukken niet bevat. Daarom kan
artikel 447 e WvSr niet worden overtreden, aangezien daar alleen
strafbaar is gesteld om niet te voldoen
aan de verplichting om zich te legitimeren. Artikel 55 c WvSv schept een bevoegdheid voor de politie, maar geen verplichting voor en verdachte.
Het niet meewerken aan het nemen van vingerafdrukken is dan ook
niet strafbaar, als de bevoegdheid op artikel 55c WvSv wordt gebaseerd. Laat
dit dan ook niet zomaar gebeuren.
De politie kan u wel trachten
te bewegen tot medewerking en de Hoge Raad zegt dat u de ‘feitelijke toepassing’
zult moeten dulden, en daar wordt het spannend. Want als u zich hiertegen met
geweld verzet (en dat zal snel het geval zijn) maakt u zich schuldig aan
wederspannigheid (artikel 180 WvSr). Het advies is dan ook: geen geweld
gebruiken, niet duwen of trekken, maar de handen gevouwen houden en gewoon stilzitten
als men u wil ‘wassen’. Dan doet u niets verkeerd en de onnodige en
vernederende gang door de wasstraat wordt u bespaard.
Waarschuwing: Rekent u
zichzelf niet rijk. Op grond van artikel 29 c lid 2 WvSv kunt u namelijk wél
worden verplicht mee te werken indien een rechterlijk
ambtenaar u beveelt mee te werken aan het nemen van vingerafdrukken. Een
officier van justitie is, ondanks alles, ook een rechterlijk ambtenaar. Hieraan
niet meewerken is dus wél strafbaar.
Over het maken van foto’s
spreekt de wet overigens alleen in artikel 55c WvSv en dat betekent dat u dit
in geen geval hoeft te accepteren, ook niet als de officier van justitie dit
zou bevelen.
Tot slot: De politie zal
zich in de uitoefening van haar taak moeten houden aan de beginselen van
proportionaliteit en subsidiariteit. Dit houdt in dat de politie zich steeds
moet afvragen of 1) datgene wat zij doet in verhouding staat tot de inbreuk die
wordt gemaakt op de persoon om wie het
gaat, en 2) het beoogde doel niet op een andere manier kan worden bereikt. Gaat
het om vaststellen van de identiteit,
dan zou dit dus moeten plaatsvinden op de wijze die de Wet op de
Identificatieplicht voorschrijft: gewoon een ID-kaart, paspoort of rijbewijs
opvragen. Al het overige zal al snel neerkomen op registratie in plaats van
identificatie. Daar is artikel 55 c WvSv niet voor bedoeld.
<<0>>
Duidelijk. Mr. Pelle Tuinenburg dacht dat het wellicht wat te juridisch was voor een blogtekst, echter ik weet dat onder mijn lezers veel advocaten en op andere wijze bij rechtspraak betrokken personen zijn, dus ik heb besloten het voor de volledigheid zo te laten.
Bondtehond