vrijdag 22 juni 2012

'Die streep dient getrokken te worden door de niet-ontvankelijkheid van het OM uit te spreken'

***

Invrijheidstelling La Serpe


Mr. Nico Meijering: Op donderdag 7 juni jl. werd de verdediging opgeschrikt door het nieuws dat La Serpe door het OM in vrijheid was gesteld.

Het OM bleek wéér op de stoel van uw rechtbank te zijn gaan zitten.

De verbijstering was -en is nog steeds- groot.

Verbijstering eens te meer nu het contra legem* is, terwijl bovendien het OM uw rechtbank en ons eerder ter zake volledig de andere kant het bos in had gestuurd.

(*tegen de wet in)

Ik kom daar dadelijk over te spreken, want ik wil eerst een moment stil staan bij het misbaar dat in deze door de raadslieden van La Serpe is gemaakt in de media. Er zou volgens de raadslieden sprake zijn van lekken vanuit het OM: "Het komt niet uit onze hoek. Het moet dus door een lid van het Openbaar Ministerie zijn gelekt" en er is weer aangifte gedaan of aangekondigd "wegens schending van het ambtsgeheim".

Je vraagt je af waar dit van de toren blazen vandaan komt als je in de eerste plaats beziet dat mr. Van Schaik op de voorpagina van De Telegraaf van 18 mei jl. uitpakte met de 'onthulling' dat zijn cliënt waarschijnlijk de volgende maand (lees deze maand) al op vrije voeten zou komen. Volgens de raadsman was "dat een logisch gevolg van de afspraak" met het OM:

"De kroongetuige en huurmoordenaar komt waarschijnlijk volgende maand al op vrije voeten onthult Van Schaik. De belangrijkste troefkaart van justitie in het moordproces Passage kan dan met een schone lei, een andere identiteit en ruim een miljoen euro in het buitenland een nieuw leven beginnen.

De ophanden zijn de vrijlating is volgens La Serpes advocaat Jan Peter van Schaik een logisch gevolg van de afspraak met het openbaar ministerie."

Mr. Meijering: Interessanter is misschien de avond van het bekend worden van de invrijheidstelling van La Serpe, de als slachtofferadvocaat bekend staande mr. Korver bij het 8 uur-jourmaal van de NOS laat weten dat - vanwege dit lekken - het "heel voorstelbaar" is dat het slachtoffer La Serpe niet meer zal komen als getuige in dit proces "als zijn veiligheid kennelijk niet wordt gegarandeerd". Dat we het maar vast weten voor het hoger beroep: dit zal de reden zijn voor La Serpe om weg te blijven of zijn eisen weer op te schroeven.

Eén ding hebben de raadslieden wel duidelijk gemaakt en dat is dat het nooit de bedoeling is geweest dat de invrijheidstelling naar buiten zou komen. Ik geloof dat zeker, vooral ook nu het strookt met het feit dat eerst nadat het in de media bekend was geworden, het OM op zitting met de mededeling en uitleg van invrijheidstelling is gekomen.

En het feit dat men een en ander voor U en de overige proces partijen heeft willen weghouden, maakt het onderhavige vormverzuim des te erger.

La Serpe had namelijk natuurlijk nimmer eigenmachtig door het OM in vrijheid mogen worden gesteld. We hebben hier een en andermaal van doen met een ongeoorloofde prestatie. Een prestatie waarvan het overigens nog duister is of die prestatie is toegezegd. En zo ja, wanneer het dan zou zijn toegezegd.

Toezegging van een dergelijke prestatie zou des te meer de onrechtmatigheid in deze onderstrepen. Maar uiteraard is de prestatie van invrijheidstelling reeds onrechtmatig nu het in strijd is met artikel 553 Sv. en de Karman-jurisprudentie van de Hoge Raad.

Het OM heeft rechterlijke beslissingen te respecteren en uit te voeren.

Het OM heeft dit niet gedaan aangezien er een rechterlijke beslissing lag die strekte tot voorlopige hechtenis van La Serpe.

Het niet respecteren en uitvoeren van die beslissing is door ons hoogste rechtscollege al eind vorige eeuw als een betrekkelijke doodzonde gekwalificeerd.

Hoewel het in het arrest Karman ging om de ongeoorloofde toezegging van niet verdere vrijheidsberoving, "noch in het kader van de voorlopige hechtenis, noch in het kader van een eventueel doorde rechter op te leggen gevangenisstraf" is kraakhelder wat de kern van het arrest is: het staat het OM niet vrij al dan niet last te geven tot uitvoering van rechterlijke beslissingen. Het OM moet aan ieder onderdeel van een rechterlijke beslissing uitvoering geven (zeer bijzondere omstandigheden daargelaten). Dit is al uitgemaakt door de HR in 1991. Dat betekent zèlfs dat tenuitvoerlegging evenmin achterwege kan worden gelaten om zodoende compensatie te bieden voor in een andere zaak ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis.

In het Karman arrest werd een en ander in niet mis te verstane bewoordingen eens en voor altijd nog eens duidelijk gemaakt aan het adres van het OM. Het OM heeft zich
"een bevoegdheid (..) aangemeten die hem niet toekomt en (heeft) aldus de verhouding tussen het openbaar ministerie en de rechter bij de behandeling van strafzaken (..) miskend"

Het Hof had volgens de HR:

"terecht in aanmerking genomen het belang dat de gemeenschap heeft bij de inachtneming van het wettelijk systeem bij de berechting van strafzaken en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen"

Onze hoogste rechtscollege overwoog dat een en ander:

"in strijd (is) met de grondslagen van het strafproces en met name met de wettelijk voorziene verdeling van de bevoegdheden en verplichtingen tussen het openbaar ministerie en de rechter"

terwijl de handelswijze van het OM immers miskende

"dat weliswaar aan de officier van justitie de beslissing toekomt of en zo ja ter zake van welke feiten hij de verdachte vervolgt, maar dat de rechter, nadat de vervolging is ingesteld, indien overigens aan de voorwaarden voor een veroordeling is voldaan, zelfstandig beslist omtrent de strafoplegging, terwijl tenslotte het openbaar ministerie verplicht is de rechterlijke beslissing ten uitvoer te leggen."

Hoewel de overweging hier specifiek zag op de "veroordeling" is helder dat alle overwegingen één op één opgaan voor alle rechterlijke beslissingen waaronder die beslissingen die zien op voorlopige hechtenis.

Goed is nog wel hier even te blijven bij de overweging van de HR dat het de rechter is die ook zelfstandig beslist omtrent de strafoplegging. Het OM is daar als het goed is - mede binnen de kaders van de kroongetuigen regeling - heel wel van op de hoogte en opmerkelijk is het dan te zien dat de persofficier in genoemd NOSjournaal van 7 juni jl. doodleuk zegt - ik citeer - dat "wij ons aan de overeenkomst moeten houden" waaronder ook dat La Serpe "na tweederde van zijn straf moet vrijkomen".

En hier zien we dus kraakhelder wie meent te kunnen bepalen hoe de straf(maat) zal zijn voor La Serpe.

Net zo als het OM meent te kunnen bepalen of een rechterlijke beslissing tot voorlopige hechtenis al dan niet wordt uitgevoerd.

De redenen die het OM heeft aangevoerd op zitting van 7 juni jl. kunnen voorzichtig uitgedrukt het strijdig handelen met wet en keiharde jurisprudentie niet goed maken.

Het OM stelt in de eerste plaats:

Bij de beslissing tot invrijheidstelling ( ... ) is gebruik gemaakt van de bevoegdheid van het openbaar ministerie als neergelegd in art. 69, derde lid jo art. 67a} derde lid 5v.; in afwachting van de beslissing van de rechtbank} kan de officier van justitie een verdachte in vrijheid stellen indien het OM er ernstig rekening mee moet houden dat de voorlopige hechtenis langer zou duren dan (de tenuitvoerlegging van) de op te leggen straf.

Opmerkelijk is te zien hoe de genoemde bepalingen verhaspeld worden tot een voor het OM bruikbare uitleg.

Alsof het OM "de bevoegdheid" heeft ex. artikel 67a lid 3 "een verdachte in vrijheid stellen indien het er ernstig rekening mee moet houden dat de voorlopige hechtenis langer zou duren dan (de tenuitvoerlegging van) de op te leggen straf'.

Daar gaat het OM al direct de bocht uit, aangezien die bevoegdheid enkel en alleen de rechter toekomt. Art. 67a Sv. ziet immers op door het OM gevorderde bevelen, terwijl het derde lid stelt dat een dergelijk rechterlijk bevel "achterwege" blijft als "ernstig rekening moet worden gehouden" dat een straf zal uitblijven of voorlopige hechtenis een eventuele strafduur zal over overstijgen.

Het OM heeft die bevoegdheid dus in het geheel niet.

Het OM heeft echter wel op basis van artikel 69 lid 3 Sv. de bevoegdheid om In afwachting van de beslissing van de rechtbank op een verzoek, een voordracht of een vordering tot het opheffen van een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding, ( .. ) de invrijheidstelling van de verdachte gelasten. Beslist de rechtbank afwijzend, dan wordt het bevel onverwijld verder ten uitvoer gelegd.

En zoals we hiervoor al gelet op heersende jurisprudentie zagen, kan zulks alléén in bijzondere gevallen en bovenal alléén indien er al een verzoek of vordering tot opheffing van het geldende bevel ligt.

Denkbaar is een geval waarin de verdachte evident onschuldig blijkt te zijn als bijvoorbeeld de ware dader met een pak bewijs tegen zich is gearresteerd. Het geval dat het als het ware niet anders kan dan dat de rechter positief op het opheffingsverzoek zal beslissen.

De uitdrukkelijke bepaling aan het slot van het artikellid dat - als de rechtbank afwijzend beslist - dan het bevel "onverwijld" verder ten uitvoer moet worden gelegd, laat ook zien dat zelfs in dergelijke uitzonderlijke gevallen nog steeds de rechter beslist en niet het OM.

In het geval van La Serpe geldt (1) in de eerste plaats dat het OM in het geheel geen vordering heeft gedaan (noch heeft de raadsman een verzoek gedaan), terwijl (2) het allesbehalve een gelopen race is wat betreft de eindbeslissing van de rechtbank.

Wat betreft het eerste punt had zowel het OM als de verdediging van La Serpe reeds lang geleden een vordering/verzoek kunnen doen. Het feit ook dat de verdediging nimmer eerder dit verzoek heeft gedaan, laat reeds zien dat in ieder geval hier kennelijk een afspraak met het OM is vooraf gegaan dat het OM La Serpe op de pseudo "VI-datum" in vrijheid zou stellen.

De door het OM in stelling gebrachte veiligheidsargumenten -veiligheid als rode draad voor het OM in Passage om contra legem te gaan - kunnen uiteraard ook geen uitkomst bieden. Net alsof er geen mogelijkheden waren om met een rechterlijke beslissing in de hand La Serpe op een veilige manier en moment weg te laten komen. Wij mochten de datum niet weten? Iedereen was in staat zijn "VI-datum" uit te rekenen en La Serpe had die datum zelf ook al een keer laten vallen op zitting. Ik kom daar aan het slot van deze paragraaf op terug.

Veiligheid? Dan toch een paar dagen later in vrijheid stellen? Dat heeft het OM kennelijk ook gedaan gelet op de inhoud van de toelichting die stelt dat die fictieve VI-datum op 2 juni zou hebben gelegen. En trouwens: wat dacht u van een verzoek doen en daarna in vrijheid stellen in afwachting van behandeling van het verzoek. En iedereen maar denken dat La Serpe nog vast zou zitten.

En uiteraard had er ook een vordering/verzoek gedaan moeten worden. Het is de enige wettelijke mogelijkheid die voor het OM bestaat om de invrijheidstelling te gelasten zonder een rechterlijke uitspraak.

Zoals eerder geconcludeerd: het OM heeft hier aldus in strijd met de wet en de jurisprudentie gehandeld door La Serpe deze prestatie te leveren.

En inderdaad: het zou alles behalve een gelopen race zijn geweest als het gaat om een beslissing van de rechtbank op een verzoek tot opheffing ex. artikel 67a lid 3 Sv.

Nota bene in de eerste principiële kroongetuigenzaak na de inwerkingtreding van de kroongetuigenregeling waarbij zo gigantisch veel te doen is geweest over zowel (de rechtmatigheid van) de deal als de vraag of La Serpe zich aan de overeenkomst heeft gehouden, neemt het OM eigenmachtig de beslissing tot invrijheidstelling.

Het is dan ook daadwerkelijk de wereld op zijn kop te noemen, dat het OM ook nog eens meent te kunnen stellen "niet alleen vanuit een bevoegdheid, maar tevens vanuit een verplichting"  te hebben gehandeld en dat motiveert met:

Het OM dient er voor te waken dat verdachten niet langer voorlopig gehecht zijn dan de duur van de (naar verwachting) op te leggen straf De beslissing ten aanzien van La Serpe is dan ook geen bijzondere.

In situaties waarin de duur van de voorlopige hechtenis de duur van de geformuleerde of nog te formuleren strafeis overschrijdt is het gangbare praktijk dat het tussentijds de invrijheidstelling van een verdachte gelast.

Is dit gangbare praktijk? Niet in die van mij van de afgelopen 25 jaar. Géén enkele keer, althans niet zonder dat er eerder een verzoek of een vordering tot opheffing werd gedaan.

Het OM weet dit uiteraard ook als geen ander, maar komt met deze onjuiste weergave van het recht en de rechtspraktijk kennelijk voor de bühne. Want uw rechtbank kan er niets mee. U bent immers gepasseerd en wordt aldus in ieder geval in dit stadium niet om een mening - laat staan een beslissing gevraagd.

Dit, terwijl (het aangehaalde slot van) lid 3 van artikel 69 Sv. juist laat zien dat het de bedoeling is van de wetgever dat uw rechtbank zo spoedig mogelijk wordt betrokken. Niet alleen gelet op het feit dat er al een verzoek/vordering tot opheffing moet liggen, maar ook omdat "onverwijld" de last tot invrijheidstelling weer moet worden teruggedraaid, zodra afwijzend op het verzoek/vordering wordt beslist.

Iedereen - behalve het OM en La Serpe - staat met lege handen en niemand kan er wat tegen doen. Wij kunnen u rechtbank niet vragen om een beslissing strekkende tot voorlopige hechtenis. Het zal afstuiten op ontvankelijkheid, terwijl het geen zin heeft nu er al een dergelijke beslissing ligt. En die beslissing wenst het OM al niet te executeren. Ambtshalve kan uw rechtbank ook in het geheel niets. U kunt pas wat doen, althans wat laten blijken bij eindvonnis.

Maar dan zijn we inderdaad - het OM ziet dat goed - al weer 7 of 8 maanden verder. En wat betreft die maanden wilde het OM kennelijk wel even vooruitlopen op die eindbeslissing - zonder zoals het hoort - na een wettelijk vereiste tussen beslissing.

Naast het altijd terugkerende misplaatste veiligheidsargument was er nog een andere reden om contra legem te gaan:

In de tweede plaats zou een dergelijk verzoek impliceren dat de rechtbank zich bij de beoordeling van het verzoek tevens (nu al, in de fase tussen requisitoir en pleidooien) een oordeel zou moeten vormen over de rechtmatigheid van de deal en de toegezegde strafeis. De rechtbank heeft - zonder meer begrijpelijk - meermalen te kennen gegeven daaromtrent niet tussentijds maar pas na afloop van de fase van repliek en dupliek in het eindvonnis een oordeel te kunnen en wiJlen vellen. Indien het openbaar ministerie dat eindvonnis zou afwachten en het vonnis zou inhouden dat de rechtbank de eis van het OM volgt, zou dat betekenen dat La Serpe 7 of 8 maanden langer dan de hem opgelegde straf in detentie zou hebben verbleven.

Het OM gaat wel even voor u bepalen hoe moeilijk u het wel niet zou gaan krijgen met een te nemen tussen beslissing en daarom heeft het OM u tegen u zelf in bescherming genomen door zelf maar de u toekomende beslissing te nemen. Inderdaad, uw rechtbank heeft in het verleden te kennen gegeven een oordeel over de rechtmatigheid van de deal en de toegezegde strafeis na afloop bij eindvonnis te willen geven. Uw rechtbank heeft zulks gedaan bij die gelegenheid die zich toen voordeed.

Dit is een andere gelegenheid en het is niet aan het OM te bepalen dat u zulks andermaal zou moeten overwegen.

Verder is het überhaupt de vraag of uw rechtbank iets dergelijks zou hebben moeten overwegen: zowel een afwijzende als toewijzende beslissing van uw rechtbank is denkbaar zónder vooruitlopen op een oordeel over de rechtmatigheid van de deal, om nog maar te zwijgen van de mogelijkheid van schorsing van de voorlopige hechtenis die evenzeer verzocht of gevorderd had kunnen worden.

Indien het openbaar ministerie dat eindvonnis zou afwachten en het vonnis zou inhouden dat de rechtbank de eis van het OM volgt, dat (zou) betekenen dat La Serpe maanden langer dan de hem opgelegde straf in detentie zou hebben verbleven.

Het OM hoefde helemaal niets af te wachten en als gezegd, sterker nog: het OM mócht niet afwachten.

Indien het OM of La Serpe gewoon gevorderd/verzocht had om de voorlopige hechtenis op te heffen (of te schorsen) had uw rechtbank kunnen beslissen: toewijzend of afwijzend.

Toewijzend met bijvoorbeeld - zoals we dat vaak ik het strafproces zien als het gaat om nog door te hakken juridische knopen - de uitdrukkelijke overweging dat daarmee nog geen oordeel is gegeven over de rechtmatigheid van de deal, en afwijzend - juist met de overweging dat er nog niet vooruitgelopen kan worden op het rechtmatigheidoordeel en dat daarom nog niet zeker is of de strafeis gevolgd zal worden. Dat laatste gebeurt namelijk ook in het Nederlandse strafproces: dat de rechter het simpelweg nog niet weet, zich wil beraden en waarbij het inderdaad mogelijk is dat de uiteindelijke straf lager uitvalt dat de voorlopige hechtenis heeft geduurd.

Dat is volstrekt normaak en gebruikelijk in ons strafproces. Het gebeurt vaak genoeg dat verdachten óf eerder in vrijheid worden gesteld en later een hogere straf krijgen en andersom. Maar de rechter stelt al of niet in vrijheid. Niet het OM.

En het OM zou juridisch geen enkel probleem hebben gehad indien de opheffing gevraagd zou zijn en zou zijn afgewezen. Ook al zou dan later de strafeis door uw rechtbank gevolgd worden, zou La Serpe rechtmatig hebben gezeten. Immers, op basis van een rechterlijke uitspraak. Achteraf dan weliswaar te lang, maar als gezegd: dat kan gebeuren. Het kan zelfs voor een of meer van de Passageverdachten het geval zijn: na uw eindvonnis zal blijken of Passageverdachten al dan niet te lang hebben gezeten in voorarrest. Zo is ons systeem bedoeld en zo behoort ons systeem ook te werken.

Het OM wil er kennelijk niet aan. Het OM plaatst zich boven de wet en boven rechterlijke beslissingen. En La Serpe heeft kennelijk voldoende power opgebouwd om het OM voor hem contra legem te laten gaan. Wie weet ook wat er allemaal voor narigheid - we hebben er al veel van gezien in dit proces - vanuit La Serpe nog zou zijn gekomen als uw rechtbank een stokje voor zijn invrijheidstelling zou hebben gestoken. Misschien moest dat ook vooral maar voorkomen worden met het eigenmachtig invrijheidstellen.

Het slot van het betoog van het OM van 7 juni jl. is dan ook vooral weer een betoog dat om de essentie heen gaat daar waar gesteld wordt dat toch vooral uw beslissingsvrijheid in het eindvonnis niet geraakt wordt; de beslissing van het openbaar ministerie uw rechtbank niet zou binden en U zoals altijd, het laatste woord heeft: Uiteraard wordt met de invrijheidstelling van La Serpe geenszins de beslissingsvrijheid van de rechtbank in het eindvonnis geraakt. "rechtbank zal zich na afloop van de pleidooien, repliek en dupliek een oordeel kunnen en moeten vormen over de rechtmatigheid van de met de La Serpe gesloten deal en de hem toegezegde strafeis. Alsdan zal de rechtbank ook beslissen welke aan La Serpe tenlastegelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden en welke straf aan hem moet worden opgelegd.

"De beslissing van het openbaar ministerie bindt de rechtbank niet. De rechtbank heeft, zoals altijd, het laatste woord."

Wat het eindvonnis betreft, ja. Maar niet waar het hier om gaat: de beslissing om La Serpe in vrijheid te stellen (en daarmee overigens eigenmachtig vooruit te lopen op het eindvonnis).

Het eindvonnis wordt niet geraakt, maar de beslissing strekkende tot voorlopige hechtenis van La Serpe wordt wel in de kern geraakt. En wie heeft het hier over wie binden? Het gaat hier niet om de vraag of de rechtbank gebonden is aan de last tot invrijheidstelling. Daar hebben we weer de wereld op zijn kop. Het gaat om de vraag of het OM gebonden was aan de eerdere beslissing tot vrijheidsbeneming van La Serpe.

Dáár had de rechter het laatste woord in. Maar wat het OM betreft dus niet.

Ik rond af.

Het is allemaal in lijn met al hetgeen hiervoor reeds aan de orde is gekomen wat betreft de proceshouding van het OM. Van het sluiten van een onrechtmatige deal tot en met het niet vervolgen van La Serpe voor Bethlehem. Ook wat betreft het laatste kon de rechter volledig gepasseerd worden want het OM weet zelf wel te bepalen, te oordelen en te beslissen hoe het in die zaak zit.

Het is ook lijn met het in de vorige paragraaf besproken schenden van het verbod op plea bargaining.

Het OM was wat betreft de positie van La Serpe in Passage al op uw stoel gaan zitten in de zaken Bethlehem, Adjoeba, Önder, Imaç, Pels en de 140-zaak. En nu ook maar wat betreft de vrijheidsbeneming. Kennelijk moet uw oordeel in al die zaken en kwesties omzeild worden - of het nu contra legem is of niet.

En weet u dat ik nu niet eens zo goed weet wat ik het meest ernstig vindt? Het feit dat dit allemaal gebeurd'tf het feit dat we bovendien weer op zitting volledig het bos in zijn gestuurd door het OM.

Ik verwijs naar het debat dat heeft plaatsgevonden op zitting van 29 maart jl.143.

Ik neem u nog even terug.

Mr. Janssen verklaart, zakelijk weergeven:
Ik wil de officier van justitie vragen of zij nu al iets wil zeggen over het volgende. Ik ben nogal aangeslagen op de mededeling van La Serpe dat op 2 juni van dit jaar zijn VI-datum zou liggen. Dat lijkt mij een wat vreemde benadering van het begrip VI, vooruitlopend op iets anders, maar ik wil de officier van justitie vragen of zij daar nu al iets over kan zeggen.

Mr. Meijering verklaart, zakelijk weergeven:
Ik wil mij daarbij aansluiten. De VI-datum is natuurlijk niet aan de orde, sterker nog; de rechtbank zal uiteindelijk moeten oordelen of de deal rechtmatig is en of de voorgestelde straf ook gevolgd zal moeten worden, en de voorlopige hechtenis is door de rechtbank opgelegd of bevolen. Het lijkt mij dus niet dat het aan het openbaar ministerie is om iemand in vrijheid te stellen. Daar zal een rechterlijke beslissing aan ten grondslag moeten liggen. ( .. )

De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven:
Misschien moet ik even reageren op de vraag van mrs. Meijering en Janssen, want het zou niet goed zijn als daar een misverstand over blijft bestaan. Ons oordeel is dat de term VIdatum inderdaad geen juiste term is. Die datum van op of rondom 1 juni is ook niet geheel vreemd, want zou La Serpe de straf geëist en opgelegd krijgen die met hem is overeengekomen, namelijk de 16 jaar en daarvan de helft af vanwege zijn bereidheid tot verklaren, dan blijft er acht jaar over. En als je dat netto beschouwt, zou je uitkomen op of rondom 1 juni. Ik hoor La Serpe zeggen dat het 31 mei is, maar het gaat nu even niet om de precieze dag, dat is nu geen heilig punt. Maar het zou dus kunnen zijn dat op of omstreeks 1 juni de situatie van artikel 67a, lid 3, bereikt zou kunnen zijn. Het ligt dan in de lijn der verwachting dat la Serpe op of kort voor die datum een opheffings- dan wel een schorsingsverzoek zal doen. En ik kan u op dit moment nog niet zeggen wat het standpunt van het openbaar ministerie op dat moment zal zijn, of wij het verzoek zullen ondersteunen of niet. Uiteindelijk is het de rechtbank die daarop zal moeten beslissen. Ik kan u het standpunt nu nog niet geven, omdat het ook zal afhangen van de ontwikkelingen in de komende tijd.

Mr. Meijering: We zagen in de eerste plaats dus al dat er in het geheel niet spannend werd gedaan over de fictieve VI-datum van La Serpe.

In de tweede plaats zijn alle andere procesdeelnemers aldus door het OM faliekant het bos in gestuurd. En daar heb ik zo verschrikkelijk genoeg van gekregen in dit proces.

(Tussen)conclusie:
Moet hier zijn dat met de invrijheidstelling van La Serpe in strijd met de wet (en jurisprudentie) is gehandeld.

Hiermee is andermaal een ongeoorloofde prestatie aan La Serpe geleverd, waarvan overigens niet duidelijk is óf en wanneer daar een (ongeoorloofde) toezegging aan is voorafgegaan. Aannemelijk is in ieder geval dat zulks op enig moment is gebeurd nu La Serpe zelf geen verzoek tot invrijheidstelling heeft gedaan, hetgeen in de rede had gelegen indien het OM niet de toezegging tot invrijheidstelling eerder zou hebben gedaan.

Dit onrechtmatig handelen dient zonder meer (stapelend) bij te dragen tot de niet-ontvankelijkheid van het OM.

De schending van het recht is er immers - nog eens verwijzend naar het Karman-arrest - een die raakt aan het belang dat de gemeenschap heeft bij de inachtneming van het wettelijk systeem bij de berechting van strafzaken en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en in strijd (is) met de grondslagen van het strafproces.

De beslissing past ook in een patroon waarbij het OM onevenredig oog heeft voor de belangen van La Serpe in vergelijking tot die van andere Passage-verdachten - voor zoveel voor laatstgenoemden al oog is.

Ik verwijs in dat verband naar het zware verzet dat het OM liet klinken tegen het verzoek van de verdediging in de zomer van 2011 gedaan om de voorlopige hechtenis in de zaak tegen Soerel te schorsen op voorwaarde dat de voorlopige hechtenis in Zuil zou voortduren. Een volstrekt redelijk verzoek waarbij enerzijds de belangen van het OM niet tekort gedaan zouden worden, en anderzijds kon worden voorkomen dat - inderdaad - cliënt, voor het geval dat vrijspraak zou volgen in Passage, niet langer dan noodzakelijk in gevangenschap zou hebben doorgebracht..

Daar waar het OM zelfs contra legem gaat om toch maar vooral er alles aan te doen om te voorkomen dat La Serpe mogelijk een dag te lang zou zitten, is daar het schrille contrast met de opstelling van het OM als het gaat om de geschetste belangen van Soerel in deze.

Het hier aan de orde zijnde vormverzuim heeft verder aan gewicht toegenomen, daar waar het OM procespartijen ter zake ook nog eens op zitting van 29 maart jl. onjuist heeft voorgelicht.

Eindconclusie deal kroongetuige.

Er is nogal wat te zeggen geweest over de overeenkomst die het OM met La Serpe is aangegaan.

En Mr. Janssen gaat er nog veel meer over zeggen.

De slotconclusie moet zijn dat er te veel mankementen kleven aan de overeenkomst. Het mankeert al aan toezeggingen (plea bargaining, strafeis en beloning), transparantie (verklaringen van; gesprekken en contacten met La Serpe), toezien door OM op naleving door La Serpe van de deal, en de afspraak om de hoofdverdachte uit de verklaringen te houden waardoor de waarheidsvinding direct en onherstelbaar schade is toegebracht.

Vastgesteld moet worden dat het OM niet alleen op cruciale onderdelen van de overeenkomst onrechtmatig gehandeld heeft, maar dat men bovendien met de verkeerde persoon in zee is gegaan. En ongetwijfeld hangt het een nauw samen met het andere.

De verkeerde persoon heeft het OM kennelijk gedreven in de richting van afspraken en toezeggingen die het OM niet had mogen maken. En ontoelaatbare afspraken en toezeggingen motiveert niet echt tot totale transparantie.

Ik heb reeds eerder aangegeven begrip te hebben voor het feit dat men aanvankelijk met La Serpe in zee is gegaan. Hij weet het immers allemaal goed te brengen, dus ik kan mij heel wel iets voorstellen bij een aanvankelijke opgetogenheid aan de zijde van het OM.

Maar men had eerder op de rem moeten trappen. Volop de rem. Dat had al moeten gebeuren aan het begin bij de gedane toezeggingen, maar men had natuurlijk bijvoorbeeld ook het oordeel van de TGBgeschiktheid van La Serpe moeten afwachten. En dan heb ik het nog maar over het begin. Alsof er in het verdere verloop van het proces niet voldoende redenen bijgekomen zijn om te stoppen. Denk aan de TGBincidenten waarin La Serpe zelfs OMmedewerkers vals is gaan beschuldigen, maar denk ook aan de talloze keren waaruit bleek dat La Serpe zijn verplichtingen naar waarheid te verklaren niet is nagekomen.

Voorzitter, ben ik tegen het fenomeen kroongetuige?

Mijn kantoorgenoten en ik staan ze in ieder geval niet bij. Een van de redenen is dat - in het kader van de belangenbehartiging - je het als raadsman zomaar zou moeten laten passeren dat jouw cliënt mensen volstrekt ten onrechte beschuldigt.

Maar voor het fenomeen kroongetuige in zijn zuiverste vorm is best iets te zeggen. Althans, áls het zou werken. Een zuiver geval van een kroongetuige die zuiver heeft verklaard, zowel over zijn eigen daden als over daden van andere (grotere) criminelen; die zuiver wordt afgerekend op zijn eigen daden en die als beloning alleen strafvermindering krijgt: daar is in beginsel niet zoveel op tegen.

En dat is wat de wetgever voor ogen heeft gehad. Voor ogen heeft gehad in de jarenlange wetsgeschiedenis die tot de regeling geleid heeft. En men heeft daarbij óók voor ogen gehad de grote gevaren die op de loer liggen bij de uitvoering van de regeling. Gevaren variërend van afbreukrisico van integriteit van de overheid tot en met gevaren voor de waarheidsvinding. Vooral dat laatste interesseert mij het meest, want het gaat dan om mensenlevens. Mensen die mogelijk volstrekt ten onrechte de rest van hun leven in gevangenschap zullen moeten doorbrengen.

En het is helaas evident al direct mis gegaan in Passage. Op meerder fronten is het mis gegaan met de gesloten overeenkomst en de uitvoering die daaraan gegeven is. Misgegaan voor het OM, maar uiteraard ook mis gegaan voor cliënten.

Natuurlijk rust er een grote verantwoordelijkheid op uw schouders om in een dergelijk groot en belangrijk proces een oordeel te moeten geven over de eerste echte grote deal die gesloten is na de inwerkingtreding van de kroongetuigenregeling. En Natuurlijk zal de klap groot zijn als uw oordeel in negatieve zin die deal zou treffen. En uiteraard zal het dan allemaal uw schuld zijn en zal - ik besprak zulks reeds - de roep om ruimere wettelijke mogelijkheden van de hardliners direct volop toenemen.

Maar het ligt niet aan die regeling dat het mis is gegaan. Het ligt aan de persoon met wie men in zee is gegaan en aan het feit dat men al dan niet daardoor - zich op cruciale onderdelen niet aan de regeling heeft gehouden.

Dat is wat telt, en dat is het enige dat telt.

Nu moet er een streep getrokken worden, daar waar de wetgever die streep al lang getrokken heeft.

Meijering: Die streep dient mijns inziens getrokken te worden door op basis van het voorgaande de niet-ontvankelijkheid van het OM uit te spreken.

EINDE

Bondtehond 

woensdag 20 juni 2012

'Sjaak kan alles leveren'

Het liquidatieproces gaat gestaag verder met de pleidooien. Vandaag was het de beurt aan Mr. Marnix van der Werf, de advocaat van Sjaak Burger, inzake de vermeende wapenhandel. Dossier 'Bilbao', de vondst van een grote partij wapens in de villa van Katja Schuurman en de zaak 'Wapenhandel' vormden twee pijlpunten in het requisitoir van het OM in de poging om Sjaak Burger veroordeeld te krijgen. Volgens Mr. Van der Werf blijft er echter weinig over van het gepresenteerde bewijs en zou Burger op alle punten moeten worden vrijgesproken.


Sjaak Burger was dit keer aanwezig. Verderop zat Jesse Remmers, die samen met zijn raadsman Mr. Sander Janssen het betoog van Mr. Marnix van der Werf als belangstellenden volgden. Van der Werf begon meteen aan zijn pleidooi nadat rechtbankvoorzitter Lauwaars zich eerst verontschuldigde voor het iets later beginnen van de zitting. 'De rechtbank moest even bijkomen van het mislukken van het EK', grapte Lauwaars.

De raadsman van Sjaak Burger trapte af met de inleiding van zijn pleidooi, genaamd: "Sjaak kan alles leveren"

Mr. Marnix van der Werf:  Sjaak Burger was volgens het OM een groot aantal jaren de spin in het web in de Amsterdamse wapenhandel. Hij kon alles leveren, van eenvoudige wapens tot stingerraketten en semtex. Op bestelling en uit voorraad.

Het is deze mythe die in het hele dossier wordt uitgeademd. De voorraden zijn nooit gevonden. Burger is nog nooit verdachte geweest in een groot wapenonderzoek. De stingerraketten en de semtex zijn onder water gebleven en niemand, behalve La Serpe en Jesse Remmers, heeft hem ooit een wapenhandelaar genoemd, laat staan dat daar iets concreets van bewezen is.

Burger moet een hele grote geweest zijn in de wapenhandel, want als je stingerraketten kunt leveren ben je een machtig man. Met een stingerraket kan iedere aap een Boeing uit de lucht halen. En u mag mij daarin op mijn woord geloven. Ik heb ermee geschoten en een jaar mee geoefend in levensechte simulatoren, een "Award of Achievement" verdiend en de "Standard of Excellence" bereikt, voor wat het waard is. Voor het eerst van mijn leven heb ik er spijt van dat ik mijn Defensiediploma's heb vernietigd zodra dat kon, anders had ik ze aan uw Rechtbank laten zien. Maar wat ik bedoel te zeggen is: als je dit soort wapens kunt leveren krijg je echt niet alleen de Amsterdamse recherche achter je aan, je bent dan een gevaar voor de Staatsveiligheid. Dan komen er hele andere krachten los.

Alle zaaksdossiers tegen Burger impliceren de vooronderstelling dat hij een wapenhandelaar is. Wie de dossiers leest met die gedachte in het achterhoofd vindt daarvan telkens bevestiging. Maar die bevestiging is gekleurd door interpretatie van de feiten vanuit die gedachte.

Hoezo gaat het gesprek tussen Peter T. en Burger over wapens? Omdat Burger een wapenhandelaar is.

Hoezo ligt het voor de hand dat La Serpe de waarheid spreekt als hij Burger noemt als leverancier van de Glock en de Star? Omdat Burger een wapenhandelaar is.

Hoezo legt de bivakmuts met Burgers DNA een directe relatie met de wapens in de kist? Omdat Burger een wapenhandelaar is.

Wie deze vooronderstelling laat varen en objectief kijkt naar de gepresenteerde bewijsmiddelen zal tot een heel ander oordeel komen. Het Openbaar Ministerie is dat niet gelukt en dat is jammer.

Die vooronderstelling levert onnavolgbare bewijsconstructies op. Bewijsconstructies, waarbij dat wat bewezen moet worden, bewezen wordt met behulp van bewijsmiddelen die alleen maar kunnen bestaan doordat datgene dat bewezen moest worden als bewezen wordt beschouwd. En dat is met opzet een cryptische zin, maar hij klopt wel.

Ik geef een voorbeeld: In de zaken Houtman en Van der Bijl wordt expliciet betoogd dat het dossier Wapenhandel ondersteunend schakelbewijs is voor het bewijs in de zaken Houtman en Van der Bijl. In de zaak Wapenhandel daarentegen wordt expliciet betoogd dat het feit dat Burger de Glock en de Star geleverd zou hebben in de zaken Houtman en Van der Bijl ondersteunend schakelbewijs is voor het bewijs in de zaak Wapenhandel.

Het bewijs trekt zichzelf over en weer als het ware aan zijn eigen haren uit het moeras. Het bewijs veroorzaakt zichzelf. A kan bewezen worden door B en C; maar voor het bewijs van B en C is A nodig. Of beeldender: de trappen van Escher, zoals deze op de voorpagina zijn weergegeven. Als een trap omhoog de te bewijzen zaaksdossiers voorstellen merk je dat je bij het verzamelen van bewijs voor een feit telkens de bocht om wordt geleid, terug naar waar je begonnen bent, terug naar af. Het is een val waar je niet meer uitkomt.

Deze twee mechanismen, de vooronderstelling dat Burger een wapenhandelaar is en de val van de Eschertrappen, heeft het OM niet onderkend, of wel onderkend, maar daaraan geen conclusies verbonden.

Uw Rechtbank heeft mij één dag gegund voor pleidooi. Dat was een volledig terechte inschatting. Inmiddels is deze inschatting zelfs ruimschoots aan de ruime kant.

In de afgelopen vijf jaren is veel tijd besteed aan de kroongetuige. Hij is een geslepen boef en beantwoordt vragen nooit onbevangen; uiteraard niet, want hij is een kroongetuige. Van verschillende kanten zijn getuigen opgedoken om de betrouwbaarheid van zijn verklaringen te bevestigen of te ontkrachten. Getuigen met illustere namen als F1, F3, Q5, NN1-Hollowpoint, met allemaal hun eigen eigenaardigheden en juridische perikelen. Er is ook veel tijd gaan zitten in getuigen die eert trieste betrokkenheid hebben bij deze zaak, zoals mevrouw Houtman en haar familie, of een professionele, zoals Mr. Teeven en Mr. De Haas. Een andere tijdvreter is de zaak Bethlehem geweest, een nogal belangrijk onderdeel van de beoordeling van de verklaringen La Serpe.

Alle verklaringen van La Serpe, alle andere getuigen, de dossiers die door de recherche zijn afgescheiden en alle gebeurtenissen op de vele zittingen zou je kunnen zien als een grote dikke soep die in een enorme heksenketel.wordt rondgeroerd, met als draaikolkje in het midden die ene vraag: "Wat is er nou waar van wat die kroongetuige allemaal zegt?"

Tot zover de inleiding.

La Serpe
Er is volgens de raadsman alle reden om de verklaringen van La Serpe inhoudelijk minutieus te bespreken, ook voor zover het de directe belangen van Burger voorbijgaat. Van der Werf doet dat echter niet. Kantoorgenoot Mr. Nico Meijering heeft zich de afgelopen jaren bijzonder verdiept in deze materie en zal opnieuw, ook ten behoeve van Burger, de betrouwbaarheid van La Serpe onder de loep nemen. Ook wat betreft mevrouw Houtman en andere getuigen. Van der Werf sluit zich aan bij Mr. Meijering.

Binnen het kantoor was afgesproken dat Mr. Van der Werf het pleidooi over de totstandkoming en de rechtmatigheid van de overeenkomst met La Serpe voor zijn rekening zou nemen. Echter, gebleken is de afgelopen tijd dat Mr. Sander Janssen zich al geruime tijd in hetzelfde onderwerp verdiepte en al vergevorderd was met zijn betoog. Besloten is, ook om de rechtbank twee versies van dat verhaal te besparen, maar ook omdat 'wij tegen Mr. Janssen op dat gebied toch niet op kunnen', aldus Van der Werf, dat Mr. Janssen daarover zal gaan spreken. In de zaken Soerel, Akgün en Burger sluit de verdediging zich aan bij het betoog van Mr. Janssen.

Mr. Van der Werf ging vervolgens toch nog vrij uitgebreid in op de kroongetuige. Vele bladzijden lang bespreekt de raadsman de kroongetuige. Aan bod kwamen: Kroongetuige, Typering, Gevaarlijke ontwikkeling en Beloning van La Serpe. Zoals gezegd, later meer over La Serpe door de andere raadslieden.

Vervolgens gaat Van der Werf inhoudelijk in op de tenlastegelegde zaken 'Houtman en Van der Bijl',  'Vinkeveen' en 'Wapenhandel'. Uiteraard kan ik die niet alle zaken van a tot z weegeven. Ik zal deze eruit pikken: Wapenhandel

Mr. Marnix van der Werf: Burger is het middelpunt van de Amsterdamse wapenhandel aldus het dossier. Het wapenhandeldossier is een allegaartje van in andere zaaksdossiers verzamelde feiten en omstandigheden, aangevuld met bevindingen uit wapenzaken tegen derden die niet voorkomen in het Passageproces.

De brij aan gegevens wordt in dit dossier op allerlei (suggestieve) manieren aan elkaar geknoopt. Daarbij wordt telkens uitgegaan van de veronderstelling dat Burger een wapenhandelaar is, terwijl dat nu juist hetgeen is dat bewezen moet worden.

Zo'n dossier is moeilijk te bespreken zonder telkens in herhaling te vallen en obligate argumenten te noteren. Nu het OM deze zaak zo serieus lijkt te nemen is dat tot op zekere hoogte echter wel nodig.

In het requisitoir wordt een reeks aan mogelijke bewijsmiddelen gepresenteerd voor de betrokkenheid van Burger bij beroepsmatige wapenhandel.

  • Het OM beroept zich op de verklaringen van La Serpe, Jesse Remmers,Francis K. en Arien Kaale.
  • Er wordt waarde gehecht aan de lijstjes met wapengegevens, aan foto's in de telefoon van Burger.
  • Het OM wijst op mogelijke relaties tussen Burger en B., T., Van den B., E. en Van L.
  • Daarnaast wijst het OM op tapgesprekken tussen Burger en T. en Burger en De J. de H.
  • En er wordt verwezen naar de bij Burger aangetroffen (gedeeltelijke) P22 Walther en de DVD waarop Burger kennelijk een gas- / alarmpistool afschiet.

Mr. Marnix van der Werf : Die opsomming lijkt indrukwekkend, maar is bij nadere beschouwing een stuk minder indrukwekkend. Allereerst kan worden vastgesteld dat elk van de gepresenteerde bewijsmiddelen op zichzelf niets tot zeer weinig toevoegt aan het bewijs van wapenhandel. Direct bewijs is er niet.

Het OM beroept zich er op dat de opgevoerde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang moet worden bezien. De onderlinge samenhang is een term die vaak gebruikt wordt als juridische toverformule. Soms is de onderlinge samenhang van wezenlijke betekenis, maar dan moet er wel een samenhang zijn die die betekenis rechtvaardigt. Het OM heeft in het requisitoir geen samenhang benoemd en alleen maar gesteld dat die er zou zijn. Maar dat is niet zo. Het gaat om allemaal van elkaar losstaande gegevens.

Voor zover er een samenhang is, zegt die samenhang niet meer dan dat Burger kennelijk erg geïnteresseerd is in wapens en dat hij kennelijk mensen kent die (veel) wapens bezitten of erin handelen. Er is geen onderlinge samenhang te construeren op basis waarvan moet worden aangenomen dat Burger in wapens handelt.

Anders gezegd, u kunt mij aantreffen op een fiets. En volgend jaar op een andere fiets. En bij mij thuis vindt u nog meer fietsen. In ieder geval één van de fietsen waar ik op rijd is een redelijk uniek object, waarvan er maar weinig zijn in Nederland. Ik heb thuis folders, literatuur en tijdschriften over fietsen. Ik bezit ook aantekeningen over onderhoud en onderdelen. Ik ken veel mensen die fietsen en ik ken ook fietsenmakers en fietshandelaren. Maar ik handel niet in fietsen; nooit gedaan. En als u mij o.g.v. deze feiten en omstandigheden daarvan zou beschuldigen, zou ik niets meer kunnen doen dan zeggen dat het niet zo is.

Mr. Van der Werf loopt aansluitend de bewijsmiddelen langs. Aan de orde kwamen verklaringen van La Serpe, Jesse R., Francis K., Arien K., wapenlijstjes en foto's, relaties met anderen en telefoontaps. Daarna komen we aan bij: De positie van Burger. De raadsman stelt hier enkele belangrijke vragen. Tot slot ga ik meteen verder met de conclusie van de raadsman.

Mr. Marnix van der Werf: Als het waar is dat Burger het middelpunt is van de Amsterdamse wapenhandel en alles kan leveren is een aantal zaken bijzonder opmerkelijk:

1. Waarom worden er wapens geregeld bij anderen?
Volgens La Serpe is er een kalashnikov opgehaald bij Peter van Dijk in Limburg. Dat is toch niet zo'n bijzonder wapen. Waarom kon Sjaak dat dan niet leveren?

Volgens La Serpe moest hij ivm de geplande moord op George van Dijk een UZI ophalen in Scheveningen. Waarom niet bij Sjaak?

Volgens La Serpe is er een wapen opgehaald bij Gilbert Rommy. Waarom niet bij Sjaak?

2. Waar zijn de voorraden?
Een wapenhandelaar van het kaliber dat aan Burger wordt toegeschreven houdt een voorraad aan. Maar waar zijn de voorraden van Burger dan?

Jesse Remmers heeft gezegd dat de Vinkveenpartij van Burger was. Dat wordt betwist. Voor die partij zijn betere gegagdigden. Ik heb daar al het nodige over gezegd. Bovendien was dat in 2003. Waar zijn dan de voorraden voor de rest van de telastegelegde periode?

Volgens de Remmersverklaring uit Marokko had Sjaak ergens een partij liggen, maar daar bleek een oud vrouwtje te wonen.

La Serpe verklaarde dat Sjaak een tas vol thuis had en dat hij die heeft gezien in bijzijn van De J. de H., maar daarvan is nooit iets gebleken.

Onder andere op aanwijzing van La Serpe is er naar wapens gezocht op meerdere locaties die met Burger in verband gebracht zouden kunnen worden. Onder andere in een opslagruimte aan de Oderweg te Amsterdam, maar daar was niets.?? En in een loods aan de Spaklerweg, maar daar waren alleen motorfietsen en hennep (van een ander).

3. Wapenonderzoeken?
Er zijn in Amsterdam voortdurend langlopende onderzoeken naar wapenhandel. Daarin wordt getapt, geobserveerd, er worden verdachten aangehouden en veroordeeld. Maar waarom komt Burger daar dan nooit in voor?

Het dossier komt niet verder dan dat hij in een paar van die onderzoeken een enkeling zou kennen, of dat zijn telefoonnummer op een simkaart staat. Burger komt nooit op verdachte wijze in zo'n dossier voor. Of is hij geniaal en onzichtbaar?

4. Winkel
En waar is de winkel van Sjaak? Ik zeg het wat gekscherend, maar er zal toch ingekocht moeten worden, en verkocht. Waarom komen de leveranciers en de klanten dan niet in beeld? Waar haalde Burger die wapens vandaan? Al die unieke wapens en collectorsitems, als we het dossier mogen geloven? En waar zijn de daarmee gepaard gaande geldstromen? Burgers financiën worden in het dossier nauwelijks aan de orde, maar wat daarvan blijkt past eerder bij een kwakkelende tweedehands autohandelaar dan bij het middelpunt van de Amsterdamse wapenhandel.

Conclusie: Vrijspraak.

-Walther P22 en gas/alarmpistolen.
Het gedeeltelijke wapen en de patroonhouders en munitie die bij Burger zijn aangetroffen bij zijn aanhouding in 2007 zijn te laste gelegd onder feit 1 op dagvaarding.

Ten aanzien van de patroonhouders en de munitie refereer ik mij aan het oordeel van uw rechtbank.

Ten aanzien van het gedeeltelijke wapen kan het volgende worden opgemerkt.

Een vuurwapen is:
"Een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten ..."

Zo is bepaaldartikel 1 sub 3 Wet Wapens en Munitie

Ik stel mij op het standpunt dat de in beslag genomen Walther geen vuurwapen is in de zin van de Wet Wapens en Munitie. Het betreft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarvan een vuurwapen gemaakt zou kunnen worden als er een loop in aangebracht zou worden. In de staat waarin het bij Burger is aangetroffen was de Walther niet geschikt om projectielen mee af te schieten. Evenmin kan gesteld worden dat hij daartoe bestemd was, omdat een essentieel onderdeel voor die bestemming ontbreekt. Voor zover relevant is een bijpassende loop ook nooit aangetroffen.

Conclusie: Vrijspraak voor de Walther P22

-Gas/alarmpistolen
Onder feit 3 op telastelegging 13/529176-06 wordt Burger het bezit van 2 gas/alarmpistolen verweten in de periode januari 2004 tot en met 13 februari 2007.

Het bewijs is gegrond op DVD-opnames waarop Burger dit soort gas/alarmpistolen afschiet en de verklaring van De J. de H., waaruit blijkt dat zij dit heeft gefilmd.

Daarnaast is er een NFI-rapport d.d.19 november 2008, waarin als conclusie is opgenomen dat het vermoedelijk gaat om gas/alarmpistolen.79

Het NFI kan niet vaststellen of het om één of twee wapens gaat. 80 De discussie over één of twee wapens is daarmee, denk ik, beslecht in het voordeel van één.

Belangrijker is dat niet bewezen kan worden dat de DVD­opname is gemaakt in de te laste gelegde periode. Uit het feit dat vuurwerk te zien is op de opname en er blijkens het NFI­rapport vuurwerk wordt afgeschoten, kan worden afgeleid dat het een opname betreft die vermoedelijk op of omstreeks oudejaarsavond is gemaakt. Niet staat echter vast in welke jaar dit is geweest. Het NFI-rapport zegt hierover niets.
Burger zegt hierover niets. De getuige De J. de H. verklaart desgevraagd dat zij niet meer weet wanneer het was. Zij kan niet zeggen welk jaar.81

Conclusie:
-Primair: Niet bewijsbaar is dat het voorhanden hebben van dit wapens of deze wapens valt binnen de telastegelegde periode. Vrijspraak.
-Subsidiair: Slechts het voorhanden hebben van één wapen is bewijsbaar.

Criminele organisatie
Het dossier in verband met de criminele organisatie is opnieuw een compilatie van feiten en omstandigheden uit de andere zaaksdossiers. Het dossier bevat geen wezenlijk nieuwe elementen.

Opvallend was destijds dat het 140-verwijt werd toegevoegd en dat de gevangenneming voor die feiten werd gevraagd in een periode, waarin zowel de voorlopige hechtenis van Burger als die van Akgün op een einde dreigden te lopen. De voorlopige hechtenis van Burger was destijds immers alleen nog gegrond op de Vinkeveen-zaak en daarvoor dreigde de voorlopige hechtenis te lang te gaan duren.

De gevangenneming werd gelast en uiteindelijk heeft het Gerechtshof later op 12 oktober 2010 de voorlopige hechtenis van Burger in zowel de Vinkeveen-zaak als de 140-zaak opgeheven met het oog op artikel 67a lid 3 Sv.

De bespreking van de feiten kan bijzonder kort zijn.
Het OM heeft ten aanzien van Burger opnieuw herhaald dat La Serpe belastende verklaringen over hem aflegt en dat hij een wapenleverancier zou zijn. Daaraan heeft het OM aan toegevoegd dat Burger en Remmers versluierd met elkaar praten over de telefoon en dat zij één op één telefoons zouden hebben gehad. Het OM meent dat de gesprekken tussen Remmers en Burger voor een buitenstaander niet te volgen zijn en dat er blijkbaar gesproken wordt over zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Burger wordt tevens in verband gebracht met het gebruik van de code "powerflush". En Burger wordt verweten dat hij over "broekhoest" praat als het gaat over geld. Ook bezit Burger een lijst met kanalen die door de politie worden gebruikt bij portofoonverkeer. Hij verbleef af en toe bij Reggie Remmers en hij maakte wel eens geld over naar het buitenland.

De waarde van de verklaringen van La Serpe over Burger en de waarde van de wapenhandelbeschuldigingen heb ik al besproken. De daarnaast genoemde feiten en omstandigheden geven wel aan dat er zaken zijn die de recherche niet begrijpt en die het Openbaar Ministerie als dubieus kwalificeert, maar uit die feiten en omstandigheden blijkt niet waarover het gaat, terwijl dat voor een veroordeling wel nodig is.

Burger wordt verdacht van deelneming aan organisatie gericht op het vermoorden van mensen. De omstandigheden die door het Openbaar Ministerie genoemd worden gaan over het maken van afspraken, het betalen van geld en het versluierd praten over de telefoon. Daaruit blijkt niet een relatie met deelneming aan een organisatie die moord tot oogmerk heeft. In het dossier blijkt genoegzaam van diverse andere activiteiten die Burger ertoe gebracht kunnen hebben om op deze manier met Remmers en anderen om te gaan en over de telefoon te spreken.

Conclusie:
Als een organisatie, gericht op het plegen van moord, heeft bestaan tussen één of meer in de telastelegging genoemde personen, kan niet bewezen worden dat Burger daaraan heeft deelgenomen.

Voor eventuele andere activiteiten van Burger die in het kader van een criminele organisatie benoemd zouden kunnen worden, ontbreekt dat deze gericht zouden zijn op het plegen van moord.

Eindconclusie:
Na meer dan 5 jaar kan worden vastgesteld dat de verwijten aan Burger in de kern nog altijd bijna geheel gebaseerd zijn op de verklaringen van La Serpe.

De verklaringen van La Serpe zijn op de meeste punten van iedere steun ontbloot en moeten bovendien met extra behoedzaamheid worden bezien. Daarbij kan ik het woord extra niet hard genoeg benadrukken.

Technisch en ander bewijsmateriaal is er niet.

Ondersteunende verklaringen zijn er ook nauwelijks. De verklaringen van Maria Houtman zijn evident onjuist en de Marokkoverklaring van Jesse Remmers is algemeen, ongemotiveerd en op relevante punten nooit bevestigd.

De verklaringen van La Serpe vormen telkens de basis voor verdere zaaksdossiers, waarop telkens een nieuw juridisch etiketje wordt geplakt, zoals vuurwapenhandel of deelname aan een criminele organisatie.

De bewijzen worden door het OM in zaken over en weer ingezet in Escheriaanse redeneringen, waardoor er in feite telkens sprake is van dubbeltelling van bewijsmiddelen.

Eindconclusie is dat ik Uw Rechtbank verzoek Burger vrij te spreken ten aanzien van de feiten in verband met Van der Bijl, Houtman, Vinkeveen, wapenhandel, criminele organisatie, de Walther P22 en de gas/alarmpistolen.


*
Mr. Lauwaars bedankte Mr. Van der Werf voor zijn degelijke, maar wel op luchtige wijze gebrachte betoog. Het was nog vroeg in de middag en verder stond er niets meer op het programma vandaag, dus iedereen kon huiswaarts. Sjaak Burger en zijn raadsman liepen nog wat na te babbelen. Buiten scheen de zon.

*
Donderdag 21 juni komen Mrs. Nico Meijering en Leon van Kleef pleiten voor cliënten Ali Akgün en Dino Soerel.

Bondtehond

maandag 11 juni 2012

'Eens met vrijspraak, alleen een klein verschil in opvatting over de weg erheen'

De advocaat van Freek S. hield vanmorgen zijn pleidooi voor de rechtbank in de Bunker te Osdorp. Mr. Pelle Tuinenburg was er, ondanks zijn overtuiging dat er in het zaaksdossier 'Opa' echt geen veroordeling voor S. in besloten lag, wel steeds vanuit gegaan dat het openbaar ministerie een veroordeling zou vragen. Het zal dus niemand verbazen dat Mr. Tuinenburg het met het eindoordeel (vrijspraak voor Freek S.) van het OM eens is. Alleen is er nog een klein verschil in opvatting over de weg erheen. Vandaar dat de raadsman toch nog een en ander te melden heeft over de beschuldigingen aan het adres van Freek S.


(De pleidooien van Mr. Van Gaalen : Nan Paul de B. (zaaksdossier : Opa) en Mrs. Silvis & Hagenaars : Siegfried Saez (zaaksdossier : Cobra) zijn overigens uitgesteld tot 10 juli, om (nog)onbekende reden. Dat is/was een van de uitloopdagen.)

Mr. Pelle Tuinenburg: 'Het is voor S. belangrijk dat uw rechtbank expliciet zal overwegen dat op basis van dit dossier niet kan worden vastgesteld dat hij op de tijd en plaats van de liquidatie van Van Maurik aanwezig is geweest. De vrijspraak van het OM is gebaseerd op de redenering dat zelfs als je S. op 19 april 1993 bij het Altea-hotel kunt plaatsen, in gezelschap van de andere verdachten, dan nog kun je niet vaststellen dat hij op voorhand wetenschap had dat Van Maurik geliquideerd zou worden en dus niet dat hij de opzet hierop had. Voor die vaststelling zijn immers geen bewijsmiddelen voorhanden. Dat is de verdediging het met het OM eens'.

Mr. Tuinenburg gaat niet in op de vraag of, en zo ja, in hoeverre de deal met La Serpe rechtmatig is. De raadsman sluit zich op dat punt gemakshalve, maar overigens ook op verzoek van de rechtbank, aan bij wat Mr. Sander Janssen op dit punt zal zeggen. Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat het OM niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard, dan gaat Tuinenburg er van uit dat dit ook in de zaak van zijn cliënt gebeurt. Ook in dat geval verzoekt de raadsman de rechters een oordeel te geven over zijn standpunten die wat hem betreft moeten leiden tot vrijspraak.

Mr. Tuinenburg: 'De mogelijke bewijsmiddelen in de zaak van Freek S. zijn beperkt: Het gaat om (1) de telecomgegevens en (2) de verklaringen van La Serpe. Als schot voor de boeg meld ik dat de verklaringen van La Serpe ten eerste verklaringen van horen zeggen zijn, ten tweede verklaringen van een kroongetuige betreffen, ten derde verklaringen zijn over gebeurtenissen die jaren eerder zouden hebben plaatsgevonden. Deze drie elementen tasten mogelijk ieder vanuit hun eigen invalshoek de betrouwbaarheid van de verklaringen aan'.

Mr. Tuinenburg: 'Maar hier past ongetwijfeld enige nuance: Ook de auditu verklaringen van een kroongetuige die over jaren geleden spreekt kunnen waar zijn, of delen bevatten die waar zijn. Maar de nuance in het oordeel over de betrouwbaarheid laat tegelijkertijd zoveel ruimte over voor alternatieven, voor vergissingen, voor fouten in het geheugen dat deze nuance met zich brengt dat dat oordeel zonder redelijke twijfel niet kan worden gegeven. En de strafrechtelijke reactie op twijfel is dan juist weer volstrekt ongenuanceerd: bij twijfel zal uw rechtbank moeten vrijspreken'.

'Ik zal bespreken waarom ook de vaststelling dat S. aanwezig was bij of in de buurt van de liquidatie, laat staan als chauffeur zou hebben opgetreden, niet kan worden gedaan op basis van dit dossier. Om deze stelling te onderbouwen is toch een vrij uitgebreide bespreking nodig van met name de verklaringen -en uiteindelijk de betrouwbaarheid- van La Serpe'.

'Daarnaast moeten we nogmaals kijken naar de telecomgegevens uit 1993. De conclusie van deze nadere blik, maar dan door de ogen van de verdediging, zal zijn dat het op basis van de telecomgegevens mogelijk is om verschillende scenario's uit te denken en daar vervolgens de telecomgegevens bij te selecteren, Dat heeft het OM gedaan en dat kan de verdediging ook. Een volledige reconstructie maken is echter onmogelijk zonder ook oproepen of locaties over te houden die logisch gezien juist niet passes binnen het scenario dat erop wordt losgelaten. Het blijft een Logikwiz met open vakjes'.

'Dit zal uiteindelijk betekenen dat uw rechtbank wel kan uitgaan van het scenario dat het meest logisch overkomt, of lijkt, maar nooit zeker kan zijn over het antwoord op de vraag, hoe het nu precies gegaan is en, in deze van belang, of S. wel of niet is meegereden naar het Altea hotel. Dit betekent dat u ook de vaststelling niet zult kunnen doen, dat S. überhaupt aanwezig was bij of in de buurt van de liquidatie en dus dat u hem om die reden al zou moeten vrijspreken.'

De raadsman gaat toch nog uitgebreid in op de telecomgegevens en de verklaringen van La Serpe in twee apparte hoofdstukken. Deze zal ik echter niet herhalen, maar het komt er op neer dat Tuinenburg scenario's schetst die hij voor mogelijk houdt naar aanleiding van die telecomgegevens en 'waar hij uren op heeft zitten broeden', aldus de raadsman. Dat is hetzelfde zoals het OM gedaan heeft, echter met een andere uitkomst.

Mr. Tuinenburg: 'Conclusies t.a.v. telecomgegevens: De telecomgegevens zijn beperkt bruikbaar omdat er geen uitsluitsel uit kan volgen over de precieze locatie van de gebruikers van de toestellen. Daarnaast zijn de telecomgegevens niet betrouwbaar omdat de combinaties van tijden, nummers en locaties verplaatsingen laten zien die eenvoudigweg onmogelijk zijn, ook wanneer rekening wordt gehouden met de kleine tijdverschillen die het gevolg zijn van het handmatig op tijd zetten. Bovendien blijven er met de gegevens die nu voorhanden zijn nog teveel verschillende mogelijke scenario's over'.

'Als er al iets uit de gegevens op te maken is, dan is het wel dat S. in die periode zijn telefoon regelmatig aan anderen ter beschikking stelde en dat ook op 19 april 1993 de telefoon door anderen is gebruikt. Het is vervolgens niet vast te stellen, of zelfs onaannemelijk dat S. die dag in Amsterdam is geweest, laat staan in de buurt van de liquidatie is geweest. De telecomgegevens kunnen dan ook niet bijdragen tot het bewijs van de stelling dat S. als chauffeur van Remmers bij de liquidatie betrokken is geweest'.

'Conclusie t.a.v. de betrouwbaarheid van de verklaringen van La Serpe: De vraag is, of dit alles La Serpe zelf onbetrouwbaar maakt. Hebben we te maken met een onbetrouwbare getuige, of zelfs met een onbetrouwbaar mens? Dat weet ik niet, maar ik ben er niet van overtuigd dat La Serpe in de zaak Van Maurik opzettelijk onwaarheden heeft verteld. Opzettelijk in de zin van voorwaardelijk opzet misschien wel, gezien de onverschilligheid en onvoorzichtigheid waarmee hij zijn beschuldigingen uit, maar ik heb niet de indruk dat hij doelbewust onwaarheden heeft verteld. Hij had in de zaak Van Maurik ook geen enkel motief om dat te doen, in ieder geval niet ten aanzien van S'.

'Ook het enkele felt dat La Serpe als kroongetuige optreedt maakt hem -in deze zaak- niet per definitie onbetrouwbaar, ook weer gezien het ontbreken van een motief om te liegen in deze zaak. Ik denk dan ook dat we kunnen vaststellen dat de intentie om naar eer en geweten te verklaren er op zichzelf wel is geweest. In zoverre is La Serpe dan ook niet onbetrouwbaar'.

'Dat hij een de-auditu getuige is, is echter wel een reden om aan zijn n betrouwbaarheid te twijfelen. Zoals gezegd levert dat over het algemeen minder indringende herinneringen op hetgeen vanzelfsprekend zijn weerslag heeft op de reproductie van gebeurtenissen. In zoverre is La Serpe geen betrouwbare getuige'.

'Dan zijn verklaringen. Kunnen we die dan als betrouwbaar aanmerken? lk ben overtuigd van niet. Samengevat kunnen wij op dit moment over de verklaringen van La Serpe -ten aanzien van de zaak Van Maurik- het volgende stellen:

  • Hij verklaart onjuist over de gang van zaken tijdens de liquidatie;
  • Hij verklaart onjuist over de mogelijke opdrachtgever en doet dat op basis van aannames;
  • Hij verklaart onjuist over de vraag of het Remmers' eerste liquidatie was;
  • Hij doet meermaals uitlatingen op grond van aannames waarvan hij later moet erkennen dat deze niet juist zijn;
  • Hij erkent het bestaan van meer dan een informatiebron (hij heeft dossiers gelezen) en erkent ook dat hij niet meer goed weet welke informatie hij waar heeft opgedaan;
  • De kans dat hetgeen hij verklaart het gevolg is van het vermengen van verschillende elementen uit verschillende bronnen is –ook gezien het tijdsverloop- levensgroot aanwezig;
  • Hij maakt vanaf de eerste verklaring voorbehouden over datgene wat hij verklaart over de zaak Van Maurik. Hij is zelden zeker over wat hij verklaart en wat precies de reden van wetenschap is. Hij plaatst alle door hem genoemde elementen in de context van een brij aan herinneringen, waarvan wij/u maar moet(en) uitmaken wat bewezen zou kunnen worden verklaard en wat niet.
  • Hij erkent de mogelijkheid van het door elkaar lopen van bronnen en herinneringen;
  • Er bestaat een zeer groot risico op fouten in de allereerste informatieoverdracht, in de duizenden verhalen die Remmers aan La Serpe zou hebben verteld.

'De conclusie van de nogal uitgebreide opsomming is duidelijk: Ondanks de ongetwijfeld oprechte intenties waarmee La Serpe heeft getracht naar waarheid te verklaren (in de zaak van Maurik) horen zijn verklaringen gezien de genoemde gebreken en gevaren niet thuis in de bewijsvoering. Uw rechtbank zou wel zeer veel risico nemen door nu nog iets van La Serpe in de zaak Van Maurik aan te willen nemen en ik ga ervan uit dat uw rechtbank daar veel te nauwkeurig voor is. De verklaringen van La Serpe kunnen in de zaak van Van Maurik dan ook niet tot enig bewijs bijdragen omdat zij daar veel te onbetrouwbaar voor zijn'.

'Algemene conclusie (primair)
Nu noch uit de verklaringen van La Serpe noch uit de telecomgegevens kan blijken dat S.ook maar in de buurt van de liquidatie is geweest zal uw rechtbank niet anders kunnen dan hem van de ten laste gelegde feiten vrij te spreken'.

'Subsidiair
Inderdaad bevinden zich in het dossier geen stukken waaruit kan blijken dat S., ook al zou hij ergens in de buurt geweest zijn, op voorhand heeft geweten wat er zou gaan gebeuren en dus dat hij de opzet heeft gehad op de dood van Van Maurik. Om die reden vroeg het openbaar ministerie om vrijspraak. Dat lijkt me terecht, zij het subsidiair'.

'Ik wijs daarnaast op het arrest van de Hoge Raad van 14-2-201216, waarin wordt bepaald dat telefoongegevens op zichzelf geen uitsluitsel kunnen geven ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking, ook al ging het in die zaak om een jongen wiens telefoon op de tijd en plaats delict had aangestraald en hij had verklaard de telefoon niet uit te lenen tenzij hij in de buurt was. Ook op grond van deze uitspraak kan ten aanzien van S. geen bewijs in de telecomgegevens worden gevonden'.

'Ook in het geval uw rechtbank er van uit zou gaan dat S. wel in de buurt van de liquidatie geweest is, kan ten aanzien van hem geen strafrechtelijk relevante rol worden bewezen zodat u hem subsidiair om die reden zal moeten vrijspreken'.

'Feit 2, de semtex
Geen wettig bewijs, laat staan enige overtuiging, nu alleen getuige O. stelt dat er sprake is van het voorhanden hebben van semtex. Bovendien zou uit het verhaal van getuige O. slechts blijken van bezit door hemzelf in de ten laste gelegde periode. Voor medeplegen is in het geheel niets aannemelijk. Onzin. Vrijspraak'.

*

De rechter bedankte Mr. Tuinenburg voor zijn op prettige wijze gebrachte pleidooi en meldde dat de volgende zitting dinsdag a.s. is.

*

De eerstvolgende pleidooien zijn op:

Dinsdag 19 juni - Pleidooi van Mr. Marnix van der Werf voor zijn cliënt Sjaak Burger.

Donderdag 21 juni - Pleidooi van Mrs. Nico Meijering en Leon van Kleef (waarschijnlijk) voor cliënt Ali Akgün.


Bondtehond