woensdag 20 juni 2012

'Sjaak kan alles leveren'

Het liquidatieproces gaat gestaag verder met de pleidooien. Vandaag was het de beurt aan Mr. Marnix van der Werf, de advocaat van Sjaak Burger, inzake de vermeende wapenhandel. Dossier 'Bilbao', de vondst van een grote partij wapens in de villa van Katja Schuurman en de zaak 'Wapenhandel' vormden twee pijlpunten in het requisitoir van het OM in de poging om Sjaak Burger veroordeeld te krijgen. Volgens Mr. Van der Werf blijft er echter weinig over van het gepresenteerde bewijs en zou Burger op alle punten moeten worden vrijgesproken.


Sjaak Burger was dit keer aanwezig. Verderop zat Jesse Remmers, die samen met zijn raadsman Mr. Sander Janssen het betoog van Mr. Marnix van der Werf als belangstellenden volgden. Van der Werf begon meteen aan zijn pleidooi nadat rechtbankvoorzitter Lauwaars zich eerst verontschuldigde voor het iets later beginnen van de zitting. 'De rechtbank moest even bijkomen van het mislukken van het EK', grapte Lauwaars.

De raadsman van Sjaak Burger trapte af met de inleiding van zijn pleidooi, genaamd: "Sjaak kan alles leveren"

Mr. Marnix van der Werf:  Sjaak Burger was volgens het OM een groot aantal jaren de spin in het web in de Amsterdamse wapenhandel. Hij kon alles leveren, van eenvoudige wapens tot stingerraketten en semtex. Op bestelling en uit voorraad.

Het is deze mythe die in het hele dossier wordt uitgeademd. De voorraden zijn nooit gevonden. Burger is nog nooit verdachte geweest in een groot wapenonderzoek. De stingerraketten en de semtex zijn onder water gebleven en niemand, behalve La Serpe en Jesse Remmers, heeft hem ooit een wapenhandelaar genoemd, laat staan dat daar iets concreets van bewezen is.

Burger moet een hele grote geweest zijn in de wapenhandel, want als je stingerraketten kunt leveren ben je een machtig man. Met een stingerraket kan iedere aap een Boeing uit de lucht halen. En u mag mij daarin op mijn woord geloven. Ik heb ermee geschoten en een jaar mee geoefend in levensechte simulatoren, een "Award of Achievement" verdiend en de "Standard of Excellence" bereikt, voor wat het waard is. Voor het eerst van mijn leven heb ik er spijt van dat ik mijn Defensiediploma's heb vernietigd zodra dat kon, anders had ik ze aan uw Rechtbank laten zien. Maar wat ik bedoel te zeggen is: als je dit soort wapens kunt leveren krijg je echt niet alleen de Amsterdamse recherche achter je aan, je bent dan een gevaar voor de Staatsveiligheid. Dan komen er hele andere krachten los.

Alle zaaksdossiers tegen Burger impliceren de vooronderstelling dat hij een wapenhandelaar is. Wie de dossiers leest met die gedachte in het achterhoofd vindt daarvan telkens bevestiging. Maar die bevestiging is gekleurd door interpretatie van de feiten vanuit die gedachte.

Hoezo gaat het gesprek tussen Peter T. en Burger over wapens? Omdat Burger een wapenhandelaar is.

Hoezo ligt het voor de hand dat La Serpe de waarheid spreekt als hij Burger noemt als leverancier van de Glock en de Star? Omdat Burger een wapenhandelaar is.

Hoezo legt de bivakmuts met Burgers DNA een directe relatie met de wapens in de kist? Omdat Burger een wapenhandelaar is.

Wie deze vooronderstelling laat varen en objectief kijkt naar de gepresenteerde bewijsmiddelen zal tot een heel ander oordeel komen. Het Openbaar Ministerie is dat niet gelukt en dat is jammer.

Die vooronderstelling levert onnavolgbare bewijsconstructies op. Bewijsconstructies, waarbij dat wat bewezen moet worden, bewezen wordt met behulp van bewijsmiddelen die alleen maar kunnen bestaan doordat datgene dat bewezen moest worden als bewezen wordt beschouwd. En dat is met opzet een cryptische zin, maar hij klopt wel.

Ik geef een voorbeeld: In de zaken Houtman en Van der Bijl wordt expliciet betoogd dat het dossier Wapenhandel ondersteunend schakelbewijs is voor het bewijs in de zaken Houtman en Van der Bijl. In de zaak Wapenhandel daarentegen wordt expliciet betoogd dat het feit dat Burger de Glock en de Star geleverd zou hebben in de zaken Houtman en Van der Bijl ondersteunend schakelbewijs is voor het bewijs in de zaak Wapenhandel.

Het bewijs trekt zichzelf over en weer als het ware aan zijn eigen haren uit het moeras. Het bewijs veroorzaakt zichzelf. A kan bewezen worden door B en C; maar voor het bewijs van B en C is A nodig. Of beeldender: de trappen van Escher, zoals deze op de voorpagina zijn weergegeven. Als een trap omhoog de te bewijzen zaaksdossiers voorstellen merk je dat je bij het verzamelen van bewijs voor een feit telkens de bocht om wordt geleid, terug naar waar je begonnen bent, terug naar af. Het is een val waar je niet meer uitkomt.

Deze twee mechanismen, de vooronderstelling dat Burger een wapenhandelaar is en de val van de Eschertrappen, heeft het OM niet onderkend, of wel onderkend, maar daaraan geen conclusies verbonden.

Uw Rechtbank heeft mij één dag gegund voor pleidooi. Dat was een volledig terechte inschatting. Inmiddels is deze inschatting zelfs ruimschoots aan de ruime kant.

In de afgelopen vijf jaren is veel tijd besteed aan de kroongetuige. Hij is een geslepen boef en beantwoordt vragen nooit onbevangen; uiteraard niet, want hij is een kroongetuige. Van verschillende kanten zijn getuigen opgedoken om de betrouwbaarheid van zijn verklaringen te bevestigen of te ontkrachten. Getuigen met illustere namen als F1, F3, Q5, NN1-Hollowpoint, met allemaal hun eigen eigenaardigheden en juridische perikelen. Er is ook veel tijd gaan zitten in getuigen die eert trieste betrokkenheid hebben bij deze zaak, zoals mevrouw Houtman en haar familie, of een professionele, zoals Mr. Teeven en Mr. De Haas. Een andere tijdvreter is de zaak Bethlehem geweest, een nogal belangrijk onderdeel van de beoordeling van de verklaringen La Serpe.

Alle verklaringen van La Serpe, alle andere getuigen, de dossiers die door de recherche zijn afgescheiden en alle gebeurtenissen op de vele zittingen zou je kunnen zien als een grote dikke soep die in een enorme heksenketel.wordt rondgeroerd, met als draaikolkje in het midden die ene vraag: "Wat is er nou waar van wat die kroongetuige allemaal zegt?"

Tot zover de inleiding.

La Serpe
Er is volgens de raadsman alle reden om de verklaringen van La Serpe inhoudelijk minutieus te bespreken, ook voor zover het de directe belangen van Burger voorbijgaat. Van der Werf doet dat echter niet. Kantoorgenoot Mr. Nico Meijering heeft zich de afgelopen jaren bijzonder verdiept in deze materie en zal opnieuw, ook ten behoeve van Burger, de betrouwbaarheid van La Serpe onder de loep nemen. Ook wat betreft mevrouw Houtman en andere getuigen. Van der Werf sluit zich aan bij Mr. Meijering.

Binnen het kantoor was afgesproken dat Mr. Van der Werf het pleidooi over de totstandkoming en de rechtmatigheid van de overeenkomst met La Serpe voor zijn rekening zou nemen. Echter, gebleken is de afgelopen tijd dat Mr. Sander Janssen zich al geruime tijd in hetzelfde onderwerp verdiepte en al vergevorderd was met zijn betoog. Besloten is, ook om de rechtbank twee versies van dat verhaal te besparen, maar ook omdat 'wij tegen Mr. Janssen op dat gebied toch niet op kunnen', aldus Van der Werf, dat Mr. Janssen daarover zal gaan spreken. In de zaken Soerel, Akgün en Burger sluit de verdediging zich aan bij het betoog van Mr. Janssen.

Mr. Van der Werf ging vervolgens toch nog vrij uitgebreid in op de kroongetuige. Vele bladzijden lang bespreekt de raadsman de kroongetuige. Aan bod kwamen: Kroongetuige, Typering, Gevaarlijke ontwikkeling en Beloning van La Serpe. Zoals gezegd, later meer over La Serpe door de andere raadslieden.

Vervolgens gaat Van der Werf inhoudelijk in op de tenlastegelegde zaken 'Houtman en Van der Bijl',  'Vinkeveen' en 'Wapenhandel'. Uiteraard kan ik die niet alle zaken van a tot z weegeven. Ik zal deze eruit pikken: Wapenhandel

Mr. Marnix van der Werf: Burger is het middelpunt van de Amsterdamse wapenhandel aldus het dossier. Het wapenhandeldossier is een allegaartje van in andere zaaksdossiers verzamelde feiten en omstandigheden, aangevuld met bevindingen uit wapenzaken tegen derden die niet voorkomen in het Passageproces.

De brij aan gegevens wordt in dit dossier op allerlei (suggestieve) manieren aan elkaar geknoopt. Daarbij wordt telkens uitgegaan van de veronderstelling dat Burger een wapenhandelaar is, terwijl dat nu juist hetgeen is dat bewezen moet worden.

Zo'n dossier is moeilijk te bespreken zonder telkens in herhaling te vallen en obligate argumenten te noteren. Nu het OM deze zaak zo serieus lijkt te nemen is dat tot op zekere hoogte echter wel nodig.

In het requisitoir wordt een reeks aan mogelijke bewijsmiddelen gepresenteerd voor de betrokkenheid van Burger bij beroepsmatige wapenhandel.

  • Het OM beroept zich op de verklaringen van La Serpe, Jesse Remmers,Francis K. en Arien Kaale.
  • Er wordt waarde gehecht aan de lijstjes met wapengegevens, aan foto's in de telefoon van Burger.
  • Het OM wijst op mogelijke relaties tussen Burger en B., T., Van den B., E. en Van L.
  • Daarnaast wijst het OM op tapgesprekken tussen Burger en T. en Burger en De J. de H.
  • En er wordt verwezen naar de bij Burger aangetroffen (gedeeltelijke) P22 Walther en de DVD waarop Burger kennelijk een gas- / alarmpistool afschiet.

Mr. Marnix van der Werf : Die opsomming lijkt indrukwekkend, maar is bij nadere beschouwing een stuk minder indrukwekkend. Allereerst kan worden vastgesteld dat elk van de gepresenteerde bewijsmiddelen op zichzelf niets tot zeer weinig toevoegt aan het bewijs van wapenhandel. Direct bewijs is er niet.

Het OM beroept zich er op dat de opgevoerde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang moet worden bezien. De onderlinge samenhang is een term die vaak gebruikt wordt als juridische toverformule. Soms is de onderlinge samenhang van wezenlijke betekenis, maar dan moet er wel een samenhang zijn die die betekenis rechtvaardigt. Het OM heeft in het requisitoir geen samenhang benoemd en alleen maar gesteld dat die er zou zijn. Maar dat is niet zo. Het gaat om allemaal van elkaar losstaande gegevens.

Voor zover er een samenhang is, zegt die samenhang niet meer dan dat Burger kennelijk erg geïnteresseerd is in wapens en dat hij kennelijk mensen kent die (veel) wapens bezitten of erin handelen. Er is geen onderlinge samenhang te construeren op basis waarvan moet worden aangenomen dat Burger in wapens handelt.

Anders gezegd, u kunt mij aantreffen op een fiets. En volgend jaar op een andere fiets. En bij mij thuis vindt u nog meer fietsen. In ieder geval één van de fietsen waar ik op rijd is een redelijk uniek object, waarvan er maar weinig zijn in Nederland. Ik heb thuis folders, literatuur en tijdschriften over fietsen. Ik bezit ook aantekeningen over onderhoud en onderdelen. Ik ken veel mensen die fietsen en ik ken ook fietsenmakers en fietshandelaren. Maar ik handel niet in fietsen; nooit gedaan. En als u mij o.g.v. deze feiten en omstandigheden daarvan zou beschuldigen, zou ik niets meer kunnen doen dan zeggen dat het niet zo is.

Mr. Van der Werf loopt aansluitend de bewijsmiddelen langs. Aan de orde kwamen verklaringen van La Serpe, Jesse R., Francis K., Arien K., wapenlijstjes en foto's, relaties met anderen en telefoontaps. Daarna komen we aan bij: De positie van Burger. De raadsman stelt hier enkele belangrijke vragen. Tot slot ga ik meteen verder met de conclusie van de raadsman.

Mr. Marnix van der Werf: Als het waar is dat Burger het middelpunt is van de Amsterdamse wapenhandel en alles kan leveren is een aantal zaken bijzonder opmerkelijk:

1. Waarom worden er wapens geregeld bij anderen?
Volgens La Serpe is er een kalashnikov opgehaald bij Peter van Dijk in Limburg. Dat is toch niet zo'n bijzonder wapen. Waarom kon Sjaak dat dan niet leveren?

Volgens La Serpe moest hij ivm de geplande moord op George van Dijk een UZI ophalen in Scheveningen. Waarom niet bij Sjaak?

Volgens La Serpe is er een wapen opgehaald bij Gilbert Rommy. Waarom niet bij Sjaak?

2. Waar zijn de voorraden?
Een wapenhandelaar van het kaliber dat aan Burger wordt toegeschreven houdt een voorraad aan. Maar waar zijn de voorraden van Burger dan?

Jesse Remmers heeft gezegd dat de Vinkveenpartij van Burger was. Dat wordt betwist. Voor die partij zijn betere gegagdigden. Ik heb daar al het nodige over gezegd. Bovendien was dat in 2003. Waar zijn dan de voorraden voor de rest van de telastegelegde periode?

Volgens de Remmersverklaring uit Marokko had Sjaak ergens een partij liggen, maar daar bleek een oud vrouwtje te wonen.

La Serpe verklaarde dat Sjaak een tas vol thuis had en dat hij die heeft gezien in bijzijn van De J. de H., maar daarvan is nooit iets gebleken.

Onder andere op aanwijzing van La Serpe is er naar wapens gezocht op meerdere locaties die met Burger in verband gebracht zouden kunnen worden. Onder andere in een opslagruimte aan de Oderweg te Amsterdam, maar daar was niets.?? En in een loods aan de Spaklerweg, maar daar waren alleen motorfietsen en hennep (van een ander).

3. Wapenonderzoeken?
Er zijn in Amsterdam voortdurend langlopende onderzoeken naar wapenhandel. Daarin wordt getapt, geobserveerd, er worden verdachten aangehouden en veroordeeld. Maar waarom komt Burger daar dan nooit in voor?

Het dossier komt niet verder dan dat hij in een paar van die onderzoeken een enkeling zou kennen, of dat zijn telefoonnummer op een simkaart staat. Burger komt nooit op verdachte wijze in zo'n dossier voor. Of is hij geniaal en onzichtbaar?

4. Winkel
En waar is de winkel van Sjaak? Ik zeg het wat gekscherend, maar er zal toch ingekocht moeten worden, en verkocht. Waarom komen de leveranciers en de klanten dan niet in beeld? Waar haalde Burger die wapens vandaan? Al die unieke wapens en collectorsitems, als we het dossier mogen geloven? En waar zijn de daarmee gepaard gaande geldstromen? Burgers financiën worden in het dossier nauwelijks aan de orde, maar wat daarvan blijkt past eerder bij een kwakkelende tweedehands autohandelaar dan bij het middelpunt van de Amsterdamse wapenhandel.

Conclusie: Vrijspraak.

-Walther P22 en gas/alarmpistolen.
Het gedeeltelijke wapen en de patroonhouders en munitie die bij Burger zijn aangetroffen bij zijn aanhouding in 2007 zijn te laste gelegd onder feit 1 op dagvaarding.

Ten aanzien van de patroonhouders en de munitie refereer ik mij aan het oordeel van uw rechtbank.

Ten aanzien van het gedeeltelijke wapen kan het volgende worden opgemerkt.

Een vuurwapen is:
"Een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten ..."

Zo is bepaaldartikel 1 sub 3 Wet Wapens en Munitie

Ik stel mij op het standpunt dat de in beslag genomen Walther geen vuurwapen is in de zin van de Wet Wapens en Munitie. Het betreft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarvan een vuurwapen gemaakt zou kunnen worden als er een loop in aangebracht zou worden. In de staat waarin het bij Burger is aangetroffen was de Walther niet geschikt om projectielen mee af te schieten. Evenmin kan gesteld worden dat hij daartoe bestemd was, omdat een essentieel onderdeel voor die bestemming ontbreekt. Voor zover relevant is een bijpassende loop ook nooit aangetroffen.

Conclusie: Vrijspraak voor de Walther P22

-Gas/alarmpistolen
Onder feit 3 op telastelegging 13/529176-06 wordt Burger het bezit van 2 gas/alarmpistolen verweten in de periode januari 2004 tot en met 13 februari 2007.

Het bewijs is gegrond op DVD-opnames waarop Burger dit soort gas/alarmpistolen afschiet en de verklaring van De J. de H., waaruit blijkt dat zij dit heeft gefilmd.

Daarnaast is er een NFI-rapport d.d.19 november 2008, waarin als conclusie is opgenomen dat het vermoedelijk gaat om gas/alarmpistolen.79

Het NFI kan niet vaststellen of het om één of twee wapens gaat. 80 De discussie over één of twee wapens is daarmee, denk ik, beslecht in het voordeel van één.

Belangrijker is dat niet bewezen kan worden dat de DVD­opname is gemaakt in de te laste gelegde periode. Uit het feit dat vuurwerk te zien is op de opname en er blijkens het NFI­rapport vuurwerk wordt afgeschoten, kan worden afgeleid dat het een opname betreft die vermoedelijk op of omstreeks oudejaarsavond is gemaakt. Niet staat echter vast in welke jaar dit is geweest. Het NFI-rapport zegt hierover niets.
Burger zegt hierover niets. De getuige De J. de H. verklaart desgevraagd dat zij niet meer weet wanneer het was. Zij kan niet zeggen welk jaar.81

Conclusie:
-Primair: Niet bewijsbaar is dat het voorhanden hebben van dit wapens of deze wapens valt binnen de telastegelegde periode. Vrijspraak.
-Subsidiair: Slechts het voorhanden hebben van één wapen is bewijsbaar.

Criminele organisatie
Het dossier in verband met de criminele organisatie is opnieuw een compilatie van feiten en omstandigheden uit de andere zaaksdossiers. Het dossier bevat geen wezenlijk nieuwe elementen.

Opvallend was destijds dat het 140-verwijt werd toegevoegd en dat de gevangenneming voor die feiten werd gevraagd in een periode, waarin zowel de voorlopige hechtenis van Burger als die van Akgün op een einde dreigden te lopen. De voorlopige hechtenis van Burger was destijds immers alleen nog gegrond op de Vinkeveen-zaak en daarvoor dreigde de voorlopige hechtenis te lang te gaan duren.

De gevangenneming werd gelast en uiteindelijk heeft het Gerechtshof later op 12 oktober 2010 de voorlopige hechtenis van Burger in zowel de Vinkeveen-zaak als de 140-zaak opgeheven met het oog op artikel 67a lid 3 Sv.

De bespreking van de feiten kan bijzonder kort zijn.
Het OM heeft ten aanzien van Burger opnieuw herhaald dat La Serpe belastende verklaringen over hem aflegt en dat hij een wapenleverancier zou zijn. Daaraan heeft het OM aan toegevoegd dat Burger en Remmers versluierd met elkaar praten over de telefoon en dat zij één op één telefoons zouden hebben gehad. Het OM meent dat de gesprekken tussen Remmers en Burger voor een buitenstaander niet te volgen zijn en dat er blijkbaar gesproken wordt over zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Burger wordt tevens in verband gebracht met het gebruik van de code "powerflush". En Burger wordt verweten dat hij over "broekhoest" praat als het gaat over geld. Ook bezit Burger een lijst met kanalen die door de politie worden gebruikt bij portofoonverkeer. Hij verbleef af en toe bij Reggie Remmers en hij maakte wel eens geld over naar het buitenland.

De waarde van de verklaringen van La Serpe over Burger en de waarde van de wapenhandelbeschuldigingen heb ik al besproken. De daarnaast genoemde feiten en omstandigheden geven wel aan dat er zaken zijn die de recherche niet begrijpt en die het Openbaar Ministerie als dubieus kwalificeert, maar uit die feiten en omstandigheden blijkt niet waarover het gaat, terwijl dat voor een veroordeling wel nodig is.

Burger wordt verdacht van deelneming aan organisatie gericht op het vermoorden van mensen. De omstandigheden die door het Openbaar Ministerie genoemd worden gaan over het maken van afspraken, het betalen van geld en het versluierd praten over de telefoon. Daaruit blijkt niet een relatie met deelneming aan een organisatie die moord tot oogmerk heeft. In het dossier blijkt genoegzaam van diverse andere activiteiten die Burger ertoe gebracht kunnen hebben om op deze manier met Remmers en anderen om te gaan en over de telefoon te spreken.

Conclusie:
Als een organisatie, gericht op het plegen van moord, heeft bestaan tussen één of meer in de telastelegging genoemde personen, kan niet bewezen worden dat Burger daaraan heeft deelgenomen.

Voor eventuele andere activiteiten van Burger die in het kader van een criminele organisatie benoemd zouden kunnen worden, ontbreekt dat deze gericht zouden zijn op het plegen van moord.

Eindconclusie:
Na meer dan 5 jaar kan worden vastgesteld dat de verwijten aan Burger in de kern nog altijd bijna geheel gebaseerd zijn op de verklaringen van La Serpe.

De verklaringen van La Serpe zijn op de meeste punten van iedere steun ontbloot en moeten bovendien met extra behoedzaamheid worden bezien. Daarbij kan ik het woord extra niet hard genoeg benadrukken.

Technisch en ander bewijsmateriaal is er niet.

Ondersteunende verklaringen zijn er ook nauwelijks. De verklaringen van Maria Houtman zijn evident onjuist en de Marokkoverklaring van Jesse Remmers is algemeen, ongemotiveerd en op relevante punten nooit bevestigd.

De verklaringen van La Serpe vormen telkens de basis voor verdere zaaksdossiers, waarop telkens een nieuw juridisch etiketje wordt geplakt, zoals vuurwapenhandel of deelname aan een criminele organisatie.

De bewijzen worden door het OM in zaken over en weer ingezet in Escheriaanse redeneringen, waardoor er in feite telkens sprake is van dubbeltelling van bewijsmiddelen.

Eindconclusie is dat ik Uw Rechtbank verzoek Burger vrij te spreken ten aanzien van de feiten in verband met Van der Bijl, Houtman, Vinkeveen, wapenhandel, criminele organisatie, de Walther P22 en de gas/alarmpistolen.


*
Mr. Lauwaars bedankte Mr. Van der Werf voor zijn degelijke, maar wel op luchtige wijze gebrachte betoog. Het was nog vroeg in de middag en verder stond er niets meer op het programma vandaag, dus iedereen kon huiswaarts. Sjaak Burger en zijn raadsman liepen nog wat na te babbelen. Buiten scheen de zon.

*
Donderdag 21 juni komen Mrs. Nico Meijering en Leon van Kleef pleiten voor cliënten Ali Akgün en Dino Soerel.

Bondtehond

maandag 11 juni 2012

'Eens met vrijspraak, alleen een klein verschil in opvatting over de weg erheen'

De advocaat van Freek S. hield vanmorgen zijn pleidooi voor de rechtbank in de Bunker te Osdorp. Mr. Pelle Tuinenburg was er, ondanks zijn overtuiging dat er in het zaaksdossier 'Opa' echt geen veroordeling voor S. in besloten lag, wel steeds vanuit gegaan dat het openbaar ministerie een veroordeling zou vragen. Het zal dus niemand verbazen dat Mr. Tuinenburg het met het eindoordeel (vrijspraak voor Freek S.) van het OM eens is. Alleen is er nog een klein verschil in opvatting over de weg erheen. Vandaar dat de raadsman toch nog een en ander te melden heeft over de beschuldigingen aan het adres van Freek S.


(De pleidooien van Mr. Van Gaalen : Nan Paul de B. (zaaksdossier : Opa) en Mrs. Silvis & Hagenaars : Siegfried Saez (zaaksdossier : Cobra) zijn overigens uitgesteld tot 10 juli, om (nog)onbekende reden. Dat is/was een van de uitloopdagen.)

Mr. Pelle Tuinenburg: 'Het is voor S. belangrijk dat uw rechtbank expliciet zal overwegen dat op basis van dit dossier niet kan worden vastgesteld dat hij op de tijd en plaats van de liquidatie van Van Maurik aanwezig is geweest. De vrijspraak van het OM is gebaseerd op de redenering dat zelfs als je S. op 19 april 1993 bij het Altea-hotel kunt plaatsen, in gezelschap van de andere verdachten, dan nog kun je niet vaststellen dat hij op voorhand wetenschap had dat Van Maurik geliquideerd zou worden en dus niet dat hij de opzet hierop had. Voor die vaststelling zijn immers geen bewijsmiddelen voorhanden. Dat is de verdediging het met het OM eens'.

Mr. Tuinenburg gaat niet in op de vraag of, en zo ja, in hoeverre de deal met La Serpe rechtmatig is. De raadsman sluit zich op dat punt gemakshalve, maar overigens ook op verzoek van de rechtbank, aan bij wat Mr. Sander Janssen op dit punt zal zeggen. Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat het OM niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard, dan gaat Tuinenburg er van uit dat dit ook in de zaak van zijn cliënt gebeurt. Ook in dat geval verzoekt de raadsman de rechters een oordeel te geven over zijn standpunten die wat hem betreft moeten leiden tot vrijspraak.

Mr. Tuinenburg: 'De mogelijke bewijsmiddelen in de zaak van Freek S. zijn beperkt: Het gaat om (1) de telecomgegevens en (2) de verklaringen van La Serpe. Als schot voor de boeg meld ik dat de verklaringen van La Serpe ten eerste verklaringen van horen zeggen zijn, ten tweede verklaringen van een kroongetuige betreffen, ten derde verklaringen zijn over gebeurtenissen die jaren eerder zouden hebben plaatsgevonden. Deze drie elementen tasten mogelijk ieder vanuit hun eigen invalshoek de betrouwbaarheid van de verklaringen aan'.

Mr. Tuinenburg: 'Maar hier past ongetwijfeld enige nuance: Ook de auditu verklaringen van een kroongetuige die over jaren geleden spreekt kunnen waar zijn, of delen bevatten die waar zijn. Maar de nuance in het oordeel over de betrouwbaarheid laat tegelijkertijd zoveel ruimte over voor alternatieven, voor vergissingen, voor fouten in het geheugen dat deze nuance met zich brengt dat dat oordeel zonder redelijke twijfel niet kan worden gegeven. En de strafrechtelijke reactie op twijfel is dan juist weer volstrekt ongenuanceerd: bij twijfel zal uw rechtbank moeten vrijspreken'.

'Ik zal bespreken waarom ook de vaststelling dat S. aanwezig was bij of in de buurt van de liquidatie, laat staan als chauffeur zou hebben opgetreden, niet kan worden gedaan op basis van dit dossier. Om deze stelling te onderbouwen is toch een vrij uitgebreide bespreking nodig van met name de verklaringen -en uiteindelijk de betrouwbaarheid- van La Serpe'.

'Daarnaast moeten we nogmaals kijken naar de telecomgegevens uit 1993. De conclusie van deze nadere blik, maar dan door de ogen van de verdediging, zal zijn dat het op basis van de telecomgegevens mogelijk is om verschillende scenario's uit te denken en daar vervolgens de telecomgegevens bij te selecteren, Dat heeft het OM gedaan en dat kan de verdediging ook. Een volledige reconstructie maken is echter onmogelijk zonder ook oproepen of locaties over te houden die logisch gezien juist niet passes binnen het scenario dat erop wordt losgelaten. Het blijft een Logikwiz met open vakjes'.

'Dit zal uiteindelijk betekenen dat uw rechtbank wel kan uitgaan van het scenario dat het meest logisch overkomt, of lijkt, maar nooit zeker kan zijn over het antwoord op de vraag, hoe het nu precies gegaan is en, in deze van belang, of S. wel of niet is meegereden naar het Altea hotel. Dit betekent dat u ook de vaststelling niet zult kunnen doen, dat S. überhaupt aanwezig was bij of in de buurt van de liquidatie en dus dat u hem om die reden al zou moeten vrijspreken.'

De raadsman gaat toch nog uitgebreid in op de telecomgegevens en de verklaringen van La Serpe in twee apparte hoofdstukken. Deze zal ik echter niet herhalen, maar het komt er op neer dat Tuinenburg scenario's schetst die hij voor mogelijk houdt naar aanleiding van die telecomgegevens en 'waar hij uren op heeft zitten broeden', aldus de raadsman. Dat is hetzelfde zoals het OM gedaan heeft, echter met een andere uitkomst.

Mr. Tuinenburg: 'Conclusies t.a.v. telecomgegevens: De telecomgegevens zijn beperkt bruikbaar omdat er geen uitsluitsel uit kan volgen over de precieze locatie van de gebruikers van de toestellen. Daarnaast zijn de telecomgegevens niet betrouwbaar omdat de combinaties van tijden, nummers en locaties verplaatsingen laten zien die eenvoudigweg onmogelijk zijn, ook wanneer rekening wordt gehouden met de kleine tijdverschillen die het gevolg zijn van het handmatig op tijd zetten. Bovendien blijven er met de gegevens die nu voorhanden zijn nog teveel verschillende mogelijke scenario's over'.

'Als er al iets uit de gegevens op te maken is, dan is het wel dat S. in die periode zijn telefoon regelmatig aan anderen ter beschikking stelde en dat ook op 19 april 1993 de telefoon door anderen is gebruikt. Het is vervolgens niet vast te stellen, of zelfs onaannemelijk dat S. die dag in Amsterdam is geweest, laat staan in de buurt van de liquidatie is geweest. De telecomgegevens kunnen dan ook niet bijdragen tot het bewijs van de stelling dat S. als chauffeur van Remmers bij de liquidatie betrokken is geweest'.

'Conclusie t.a.v. de betrouwbaarheid van de verklaringen van La Serpe: De vraag is, of dit alles La Serpe zelf onbetrouwbaar maakt. Hebben we te maken met een onbetrouwbare getuige, of zelfs met een onbetrouwbaar mens? Dat weet ik niet, maar ik ben er niet van overtuigd dat La Serpe in de zaak Van Maurik opzettelijk onwaarheden heeft verteld. Opzettelijk in de zin van voorwaardelijk opzet misschien wel, gezien de onverschilligheid en onvoorzichtigheid waarmee hij zijn beschuldigingen uit, maar ik heb niet de indruk dat hij doelbewust onwaarheden heeft verteld. Hij had in de zaak Van Maurik ook geen enkel motief om dat te doen, in ieder geval niet ten aanzien van S'.

'Ook het enkele felt dat La Serpe als kroongetuige optreedt maakt hem -in deze zaak- niet per definitie onbetrouwbaar, ook weer gezien het ontbreken van een motief om te liegen in deze zaak. Ik denk dan ook dat we kunnen vaststellen dat de intentie om naar eer en geweten te verklaren er op zichzelf wel is geweest. In zoverre is La Serpe dan ook niet onbetrouwbaar'.

'Dat hij een de-auditu getuige is, is echter wel een reden om aan zijn n betrouwbaarheid te twijfelen. Zoals gezegd levert dat over het algemeen minder indringende herinneringen op hetgeen vanzelfsprekend zijn weerslag heeft op de reproductie van gebeurtenissen. In zoverre is La Serpe geen betrouwbare getuige'.

'Dan zijn verklaringen. Kunnen we die dan als betrouwbaar aanmerken? lk ben overtuigd van niet. Samengevat kunnen wij op dit moment over de verklaringen van La Serpe -ten aanzien van de zaak Van Maurik- het volgende stellen:

  • Hij verklaart onjuist over de gang van zaken tijdens de liquidatie;
  • Hij verklaart onjuist over de mogelijke opdrachtgever en doet dat op basis van aannames;
  • Hij verklaart onjuist over de vraag of het Remmers' eerste liquidatie was;
  • Hij doet meermaals uitlatingen op grond van aannames waarvan hij later moet erkennen dat deze niet juist zijn;
  • Hij erkent het bestaan van meer dan een informatiebron (hij heeft dossiers gelezen) en erkent ook dat hij niet meer goed weet welke informatie hij waar heeft opgedaan;
  • De kans dat hetgeen hij verklaart het gevolg is van het vermengen van verschillende elementen uit verschillende bronnen is –ook gezien het tijdsverloop- levensgroot aanwezig;
  • Hij maakt vanaf de eerste verklaring voorbehouden over datgene wat hij verklaart over de zaak Van Maurik. Hij is zelden zeker over wat hij verklaart en wat precies de reden van wetenschap is. Hij plaatst alle door hem genoemde elementen in de context van een brij aan herinneringen, waarvan wij/u maar moet(en) uitmaken wat bewezen zou kunnen worden verklaard en wat niet.
  • Hij erkent de mogelijkheid van het door elkaar lopen van bronnen en herinneringen;
  • Er bestaat een zeer groot risico op fouten in de allereerste informatieoverdracht, in de duizenden verhalen die Remmers aan La Serpe zou hebben verteld.

'De conclusie van de nogal uitgebreide opsomming is duidelijk: Ondanks de ongetwijfeld oprechte intenties waarmee La Serpe heeft getracht naar waarheid te verklaren (in de zaak van Maurik) horen zijn verklaringen gezien de genoemde gebreken en gevaren niet thuis in de bewijsvoering. Uw rechtbank zou wel zeer veel risico nemen door nu nog iets van La Serpe in de zaak Van Maurik aan te willen nemen en ik ga ervan uit dat uw rechtbank daar veel te nauwkeurig voor is. De verklaringen van La Serpe kunnen in de zaak van Van Maurik dan ook niet tot enig bewijs bijdragen omdat zij daar veel te onbetrouwbaar voor zijn'.

'Algemene conclusie (primair)
Nu noch uit de verklaringen van La Serpe noch uit de telecomgegevens kan blijken dat S.ook maar in de buurt van de liquidatie is geweest zal uw rechtbank niet anders kunnen dan hem van de ten laste gelegde feiten vrij te spreken'.

'Subsidiair
Inderdaad bevinden zich in het dossier geen stukken waaruit kan blijken dat S., ook al zou hij ergens in de buurt geweest zijn, op voorhand heeft geweten wat er zou gaan gebeuren en dus dat hij de opzet heeft gehad op de dood van Van Maurik. Om die reden vroeg het openbaar ministerie om vrijspraak. Dat lijkt me terecht, zij het subsidiair'.

'Ik wijs daarnaast op het arrest van de Hoge Raad van 14-2-201216, waarin wordt bepaald dat telefoongegevens op zichzelf geen uitsluitsel kunnen geven ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking, ook al ging het in die zaak om een jongen wiens telefoon op de tijd en plaats delict had aangestraald en hij had verklaard de telefoon niet uit te lenen tenzij hij in de buurt was. Ook op grond van deze uitspraak kan ten aanzien van S. geen bewijs in de telecomgegevens worden gevonden'.

'Ook in het geval uw rechtbank er van uit zou gaan dat S. wel in de buurt van de liquidatie geweest is, kan ten aanzien van hem geen strafrechtelijk relevante rol worden bewezen zodat u hem subsidiair om die reden zal moeten vrijspreken'.

'Feit 2, de semtex
Geen wettig bewijs, laat staan enige overtuiging, nu alleen getuige O. stelt dat er sprake is van het voorhanden hebben van semtex. Bovendien zou uit het verhaal van getuige O. slechts blijken van bezit door hemzelf in de ten laste gelegde periode. Voor medeplegen is in het geheel niets aannemelijk. Onzin. Vrijspraak'.

*

De rechter bedankte Mr. Tuinenburg voor zijn op prettige wijze gebrachte pleidooi en meldde dat de volgende zitting dinsdag a.s. is.

*

De eerstvolgende pleidooien zijn op:

Dinsdag 19 juni - Pleidooi van Mr. Marnix van der Werf voor zijn cliënt Sjaak Burger.

Donderdag 21 juni - Pleidooi van Mrs. Nico Meijering en Leon van Kleef (waarschijnlijk) voor cliënt Ali Akgün.


Bondtehond

zaterdag 9 juni 2012

'Dan zal de rechtbank Pinny Song vrijspreken en wordt naar mijn mening recht gesproken'

Dat Mr. Stijn Franken, de advocaat van Pinny Song, in het rijtje    topadvocaten in het Amsterdamse liquidatieproces Passage thuishoort, werd donderdag nog maar eens extra onderstreept tijdens zijn pleidooi. De raadsman wist in een urenlang betoog puntsgewijs en zeer nauwkeurig de vermeende bewijzen terug te brengen tot overzichtelijke proporties, waaraan de rechtbank maar een conclusie kan verbinden, aldus de raadsman, en dat is dat Pinny Song zal moeten worden vrijgesproken van al het in zaakdossier 'Opa' tenlastegelegde. Want overtuigend is het bewijs allerminst, zo zal later blijken gedurende het pleidooi.


De zitting begon echter met een mededeling van het openbaar ministerie m.b.t de vrijlating van Peter La Serpe, zoals ik gisteren reeds schreef. Na deze mededeling grapte Mr. Franken: Dacht ik dat ik vandaag in het middelpunt van de belangstelling zou staan, wordt het nieuws wéér gedomineerd door La Serpe. Ik dacht eerst nog, zal ik er wat over zeggen, maar laat ik nu maar beginnen.

De raadsman, onder meer bekend vanwege de geruchtmakende vrijspraak van Lucia de Berk en als de huidige advocaat van Willem Holleeder, heb ik tijdens Passage leren kennen als een rustige man met humor en iemand die altijd tijd heeft voor een praatje, waarbij de raadsman zijn woorden goed kiest en nooit teveel zegt. Daar is het dan ook een advocaat voor. Donderdag stond hij vooraan naast cliënt Pinny Song die een rotsvast vertrouwen heeft in Franken en aandachtig de verrichtingen van haar raadsman aan haar zijde gadesloeg. Verdere aanwezigen waren Jesse Remmers en zijn tweede raadsman Robert Malewicz. De rechters en de leden van het OM luisterden aandachtig.

Pleidooi:
Het eerste hoofdstuk waar Mr. Franken aandacht aan besteedde in zijn pleidooi heette: 'Obstakels voor de waarheidsvinding'. Daarin gaat Franken uitgebreid in op de gebrekkige kwaliteit van het opsporingsonderzoek in de jaren '90, de invloed van de media, het proces van collaborative storytelling en de kwalijke rol die opsporingsamtenaren in dit verband hebben gespeeld. De waarheidsvinding is gefrustreerd doordat eendimensionaal is gezocht naar de bevestiging van de onwrikbare hypothese dat Pinny Song achter de moord op Van Maurik zit.

Voor de hand liggende aanknopingspunten voor (nader) onderzoek zijn niet opgepakt. Nimmer is werk gemaakt van een alternatieve hypothese, hoewel daarvoor wel degelijk aanwijzingen waren. Politie en openbaar ministerie hebben zich beperkt tot een oppervlakkig, op beeldvorming gestuurd onderzoek.

Mr. Stijn Franken: Uw rechtbank moet zich daardoor niet laten leiden en uw verantwoordelijkheid voor deugdelijke waarheidsvinding serieus nemen. Ik ben ervan overtuigd dat uw rechtbank Pinny Song dan zal vrijspreken.

Een voorbeeld geeft Franken al in de eerste alinea's van zijn pleitnota. De verbalisant, ene Hageman, zegt in een verhoor van getuige G. tegen deze getuige: "U heeft haar bezocht in de Barndesteeg. U heeft van alles voor haar betaald. Zij leeft gewoon met haar ex-man op de woonboot. Zij heeft een jarenlange intieme relatie met Tonnie van Maurik. Speelt de hoer als een paard. Trouwt met u en kleedt u financieel helemaal uit. Op z'n Amsterdams gezegd is het een 'pleuriswijf'.

Mr. Franken geeft nog een aantal voorbeelden waaruit je kunt opmaken dat deze opsporingsambtenaar zich destijds niet altijd van zijn professionele kant liet zien op papier en tegen getuigen en zich al had vastgebeten in het verhaal dat Pinny Song wat te maken had met de dood van Tonnie van Maurik. Als dan het opsporingsonderzoek grondig en diepgaand zou zijn geweest, viel daar nog mee te leven, echter dat is niet het geval. Doordat tal van aanwijzingen niet of niet goed zijn uitgezocht, is het vrijwel een onmogelijke opgave nu, meer dan 19 jaar nadat Van Maurik van het leven is berooft, de strafrechtelijke relevante waarheid te achterhalen. Dat is een probleem. Het Wetboek voor Strafvordering maakt duidelijk dat het OM voor dat probleem de verantwoordelijkheid draagt. De officier is immers belast met de leiding van het opsporingsonderzoek. Dat de officieren van justitie die het OM in de huidige Passagezaak vertegenwoordigen niet persoonlijk kan worden verweten dat in de jaren '90 fouten zijn gemaakt, is niet relevant.

In deze zaak hebben ook ervaren opsporingsambtenaren zich niet kunnen ontrekken aan het proces van collaborative storytelling (grofweg: inbeelding door onderlinge communicatie) en door de rotsvaste overtuiging dat de verdachte schuldig is.

Mr. Franken geeft ook legio voorbeelden van verhalen die de ronde deden en doen sinds 1993. Onder andere ook in de media, onder andere bij 'opsporing verzocht'. Franken: 'Politie en OM laten weten dat zij kennelijk allang weten hoe de vork in de steel zit'

In het proces van collaborative storytelling heeft de overtuiging van Peter van Maurik, de broer van Tonnie van Maurik, een belangrijke rol gespeeld. Hij heeft verklaard dat het kwartje bij hem meteen viel. Peter van Maurik: "Het was voor mij heel simpel, het was mij duidelijk dat Pinny daarmee te maken had. Pinny en Tonnie spraken regelmatig af bij het Alteahotel. Toen het die avond daar bij het Alteahotel gebeurde, viel voor mij meteen het kwartje. Voor mij was het toen 'één en één is twee'.

Getuige Peter van Maurik wist niet meer of hij informatie wist voor de dood van zijn broer of erna. Als hij het na de liquidatie heeft gehoord, dan heeft hij die informatie gehoord van een politieman, aldus Franken, de politieman Hagemann heeft zo'n beetje alles verteld aan de broer van het slachtoffer. In Peter van Maurik's eigen woorden: 'Destijds heb ik veel met die Hageman gesproken. Ik was heel vaak op het politiebureau'

Opsporingsambtenaren zetten Pinny Song indringend en bij herhaling neer als een op geld belust 'pleuriswijf' en er is voortdurend getracht getuigen te bewerken. Een voorbeeld is het verhoord van ene getuige K. in juni 2008. Deze getuige heeft Pinny eerst een 'aardige, zachte beleefde en correcte vrouw' genoemd. Omdat dat beeld niet strookt met dat van de verbalisanten, is aan deze getuige voorgehouden dat Karin Swager in 1993 een voor Pinny Song belastende verklaring heeft afgelegd. En dan is K. om: nu zij dit van de verbalisanten hoort, zo zegt de getuige, 'heeft zij Pinny kennelijk behoorlijk verkeerd ingeschat en denkt ze dat Pinny mensen voor haar karretje heeft gespannen'. Van Pinny Song moet een negatief beeld worden geschetst. En van Van Maurik hebben opsporingsambtenaren juist een positief beeld voorgehouden bij getuigen, om zo hetzelfde doel na te streven.

Franken weet niet of het OM bereid is afstand van deze wijze van ondervraging te doen. Hij vreest van niet, aangezien in het requisitoir een zelfde patroon herkenbaar is. Bij herhaling heeft het OM in zijn betoog opmerkingen over de persoon Pinny Song gemaakt die tot doel hebben het gebrek aan bewijs te maskeren en de rechtbank te verleiden desondanks een bewezenverklaring uit te spreken. Franken begrijpt heel goed dat Pinny Song bij deze stand van zaken geen vertrouwen meer heeft in de onbevangenheid van het onderzoek.

In 1996 kreeg Pinny Song nog een kennisgeving van niet verdere vervolging. Het openbaar ministerie had de conclusie getrokken dat er eenvoudigweg niet voldoende materiaal was dat destijds belastend was voor Pinny Song om haar een betrokkenheid bij de dood van Van Maurik toe te dichten. Volgens Mr. Franken had het OM die conclusie in 2012 ook moeten trekken.
Wat vooraf ging: Op 27 april 1993 zocht de toen gedetineerde Geurt Roos contact met de politie in Amsterdam. Hij beweerde dat hij en Rick Lam enkele maanden daarvoor "zijn benaderd door 'een mokkeltje' dat op zoek was naar een huurmoordenaar". Ze vroeg of Lam bereid was voor 50.000 Van Maurik te liquideren. Dat mokkeltje is Karin Swager geweest, de collega prostituee van Pinny Song uit de Stoofsteeg.

Het onderzoek in de jaren '90:
Op basis van het onderzoek dat in de jaren '90 is verricht kan een aantal conclusies worden getrokken. De eerste is dat er niemand, behalve Swager, is geweest die heeft verklaard uit eigen wetenschap en Pinny Song in verband heeft kunnen brengen met de liquidatie van Van Maurik. Het verhaal met belastende passages voor Pinny Song van de inmiddels overleden Karin Swager kan door niemand worden bevestigd. De verklaring van Rick Lam en Geurt Roos bevestigen dat Swager in café De Moezel in Utrecht, daar gaat Franken ook wel vanuit, echter dat betekent niet dat op basis van de verklaringen van Swager kan worden aangenomen dat zij die vraag op verzoek van Pinny Song heeft gesteld, laat staan dat Swager betrouwbaar heeft verklaard toen zij meldde dat Pinny Song haar daarna in vertrouwen zou hebben gezegd Moppie Rasnabe te hebben ingeschakeld en hem te hebben betaald.

Voorts is van belang dat Swager een duidelijk motief had Pinny Song ten onrechte te belasten: Swager wilde geld van Pinny Song zien. Toen dat geld niet kwam, heeft zij eerst geprobeerd Song af te persen. Op 24 en 25 juli 1993 heeft Swager namelijk telefonisch aan Pinny Song duidelijk gemaakt dat zij naar de politie zou gaan en aldaar zou vertellen dat Pinny Song opdracht heeft gegeven tot de moord op Van Maurik als Pinny Song niet met geld over de brug kwam.

In de jaren '90 heeft het openbaar ministerie geconcludeerd dat de verklaringen van Swager niet voldoende zijn voor verdere vervolging van Pinny Song. Dat was een wijs besluit. Het OM heeft niet uitgelegd waarom daar nu anders over moet worden gedacht. Er is niets nieuws onder de zon. Uw rechtbank zou alleen al daarom niet het huidige standpunt van het OM moeten volgen, maar zich moeten laten leiden door de opvatting die in 1996 heeft geleid tot een kennisgeving van niet verdere vervolging. Op de verklaringen van Swager kan geen zaak tegen Pinny Song worden gebouwd.

Zittingen waar de liquidatie van Tonnie van Maurik ter sprake kwam: 10 september 2009 , 12 september 2009 , 11 maart 2010 , 12 maart 2010 , 19 mei 2010 , 7 juni 2011.

Een financiëel motief: Het verhaal dat het motief achter de liquidatie een financiëel motief zou zijn is ook een eigen leven gaan leiden. In een Proces-verbaal van 3 maart 2009 lichten verbalisanten RE-01 en RE-04 het aan Pinny Song toegedichte financiële motief toe: Zij stellen dat Van Maurik waardepapieren in zijn sportschool zou hebben gekocht van een klant, dat die aandelen volstrekt waardeloos waren, dat Van Maurik de beschikking had over een geldbedrag van 300.000 gulden dat van Jacky A. afkomstig zou zijn, dat Van Maurik geld gaf aan Pinny Song zodat een man in Brussel, een contact van Pinny Song, de aandelen kon verzilveren, dat Van Maurik op 20 april 1993 een afspraak had in een filiaal van de ABN-AMRO bank in de Bijlmermeer alwaar hij een kist met dollars kon ophalen en dat Pinny Song dus in tijdnood kwam omdat Van Maurik ten onrechte in de veronderstelling was gebracht dat hij met die waardepapieren veel geld zou verdienen.

Het proces van 'collaborative storytelling' zou volgens Mr. Franken ook hier sprake van zijn als het gaat om de verklaringen van getuigen die zijn gehoord in 1993 en in 2008/2009. Dat is af te leiden uit verklaringen van onder meer Peter van Maurik en Jacky A. Hetgeen in 2008/2009 verklaard wordt is doorspekt met details die in 1993 totaal niet ter sprake zijn geweest. Zo verteld Jacky A. in '93 niets over het geldbedrag van 300.000. En waarom zegt ze in '93 iets anders over het laatste telefonische contact met Van Maurik dan in 2008 en in 2009. waarom zegt ze in 1993 iets heel anders over een telefoongesprek met haar ex-vriend Peter ten W.?

Een tweede verklaring hiervoor houdt verband met de psychische conditie van Jacky A. Bij de rechter-commissaris verteld A. hoe ze gesprekken letterlijk kan terughalen: 'Ik ben in staat om gesprekken letterlijk terug te halen door in mijzelf te treden. Als u mij vraagt of dit mediteren heet, zeg ik: Dat vind ik te zweverig. Het is electrisch'...

De telecomgegevens: Volgens Franken roept de telecompresentatie van het OM meer vragen op dan dat daarin antwoorden kunnen worden gevonden. Waarom zijn in 1993 geen verkeersgegevens opgevraagd van uiterst relevante telefoonaansluitingen, zoals die van de woning van Pinny Song, de woning van Van Maurik en de woning van de ouders van Song? Waarop baseert het OM de hardop uitgesproken gedachte dat Van Maurik door Pinny Song is gelokt naar het Alteahotel? Ook in de zaak Opa komt men niet verder dan de vaststelling dat aan medeverdachten toegeschreven telefoons ten tijde van de liquidatie in de (ruime) omgeving van de plaats delict waren, maar ongetwijfeld zou grondig onderzoek hebben geleerd dat heel veel telefoontoestellen in de omgeving van de plaats delict te traceren zouden zijn.

Mr. Franken: De conclusie is eenvoudig: aan de verkeersgegevens kan geen enkele bewijswaarde ten laste van Pinny Song worden toegekend.

Een bijzondere getuige:
Kroongetuige Peter La Serpe
: Over La Serpe ga ik kort zijn. Franken geeft een overzicht van verklaringen van de kroongetuige. La Serpe heeft tot twee keer aan toe zonder omhaal Rommy aangewezen als opdrachtgever. Gehoord van Jesse Remmers.

In het requisitoir in de zaak Opa heeft het OM opgemerkt dat La Serpe gist dat Rommy de opdrachtgever zou kunnen zijn, maar dat hij het niet weet. Het is een teleurstellende samenvatting van diverse verklaringen die La Serpe heeft afgelegd over de moord op Van Maurik, vindt Franken, maar de raadsman begrijpt het wel. Die samenvatting past in het door het OM gecreëerde beeld dat Pinny Song opdracht heeft gegeven tot de moord. Men heeft La Serpe lovende woorden uitgesproken over de betrouwbaarheid van zijn verklaringen, maar dat geldt ineens niet als La Serpe zegt te hebben gehoord dat Rommy de opdrachtegever is voor de moord op Van Maurik. Misschien kan het OM dat nog eens uitleggen bij repliek. Hoe dan ook, La Serpe heeft nimmer Pinny Song aangemerkt.

Nog een bijzondere getuige:
Harry W.: In het requisitoir is het OM slechts oppervlakkig ingegaan op de verklaringen van Harry W.. Franken daarentegen besteedt nog ruim aandacht aan deze getuige. De conclusie is dat van de bewijswaarde van de verklaringen van W. in de zaak van Pinny Song niets over. W. weet niet wie de opdrachtgever is. Aan zijn verklaringen kan dus geen bewijs tegen Pinny Song worden ontleend.

"Een geheel nieuw licht over de zaak?"
Mr. Stijn Franken stelt in dit gedeelte van zijn pleidooi terecht een belangrijke vraag aan de rechtbank. Een vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de tweede vervolging van Pinny Song voor hetzelfde feit is gebaseerd op nieuwe bezwaren die een geheel nieuw licht werpen op de verdenking die tegen haar is gerezen? Het antwoord op die vraag kan naar oordeel van Franken slechts ontkennend zijn. De verklaringen en het OVC-gesprek waarnaar wordt verwezen in het proces-verbaal dat ten gronslag ligt aan het gerechtelijk vooronderzoek, zijn geen nieuwe bezwaren. Dat onderkent het OM zelf ook, als het zich baseert op de printgegevens van de twee telefoonnummers en op de verklaringen van La Serpe. De kroongetuige spreekt echter niet over Pinny Song, maar duidt Rommy als opdrachtgever aan. Nieuwe bezwaren tegen Pinny Song kunnen dus niet aan de verklaringen van La Serpe worden ontleend.

Mr. Franken: Het ontkennende antwoord op de gestelde vraag, betekent dat uw rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet verklaren in de (tweede) vervolging van Pinny Song.

Het laatste gedeelte van het pleidooi van Mr. Stijn Franken is tevens een mooie afsluiter van dit verslag. Beter dan de raadsman kun je het toch niet verwoorden. Dit gedeelte kunt u hier integraal lezen:

Lees hier: De bewijsvraag

De jongste rechter bedankte Mr. Franken na afloop van zijn pleidooi voor zijn boeiende betoog. Het repliek is op 10 september, meldde ze, en tot slot wenste ze iedereen nog een prettig dag.

*

Maandag 11 juni zullen de volgende advocaten hun pleidooi ter gehore brengen in de Bunker te Osdorp:

Mr. Tuinenburg : Freek S. (zaaksdossier : Opa)
Mr. Van Gaalen : Nan Paul de B. (zaaksdossier : Opa)
Mrs. Silvis & Hagenaars : Siegfried Saez (zaaksdossier : Cobra)

Bondtehond