donderdag 7 juni 2012

'Enkele dagen geleden is door het OM de invrijheidstelling van La Serpe gelast'

Kroongetuige Peter La Serpe is vrij man, dat zal u vast niet ontgaan zijn. Vanmorgen vroeg officier van justitie Mr. Betty Wind in verband daarmee even het woord aan de Passage-rechtbank in de bunker. Het openbaar ministerie wilde graag een mededeling doen, zo zei Mr.Wind. De officier veronschuldigde zich allereerst tegenover Mr. Stijn Franken en zijn cliënt Pinny Song. Hoewel men van plan was pas ná het pleidooi van Mr. Stijn Franken wat te zeggen, had het OM besloten nu reeds deze mededeling te doen over de vrijlating van La Serpe. Ze begreep wel dat de raadsman graag wilde beginnen aan zijn pleidooi.


Dat er in de media allerlei berichten opduiken, oa in NRC en bij NOS Journaal, had het OM doen besluiten al vóór het pleidooi van Franken met deze mededeling te komen. Dat er niet eerder mededelingen zijn gedaan hierover door het OM was vooral uit veiligheidsoverwegingen. De beslissing tot invrijheidstelling is mede op verzoek van de raadsman van La Serpe genomen. Ik zal de mededeling hier integraal publiceren.

Lees hier de mededeling van het openbaar ministerie

De advocaten van La Serpe Mrs. Jan Peter van Schaik (strafrecht) en Richard Korver (civielrecht) staan op de achterste benen om hun ongenoegen te laten blijken in de media, en Mr. Korver zou al aangifte hebben gedaan (de zoveelste ?) bij de Rijksrecherche wegens schending van het ambtsgeheim. (tegen wie?) Dit na de publicatie in NRC-next donderdag over de vrijlating.

Een NRC journalist zou deze week gebeld hebben met advocaat Mr. Jan Peter van Schaik en de advocaat hebben medegedeeld dat hij uit 'opsporingskringen' gehoord zou hebben dat La Serpe inmiddeld al was vrijgelaten.

Ik stelde me vanmorgen voor dat het ongeveer zo kan zijn gegaan:
De NRC-journalist belde met de advocaat van La Serpe en vertelde dat hij had gehoord dat La Serpe al was vrijgelaten. De advocaat zei daarop wellicht: Maar van wie weet u dat dan? Dat wil ik wel heel graag weten, want dat mag helemaal nog niet bekend zijn. De journalist zei: 'Dat wist ik ook nog niet, maar nu wel'... Hij hing op en begon aan zijn artikel.

Met bluf kom je soms een heel eind... Het was toch een vrij algemeen bekend gegeven dat La Serpe hoogstwaarschijnlijk 1 juni vrij zou komen? Soms heb je alleen bevestiging nodig... 

Zou maar zo kunnen...

(Binnenkort een verslag over het pleidooi van Mr. Stijn Franken inzake zaaksdossier 'Opa' voor zijn cliënt Pinny Song.)

Bondtehond

woensdag 6 juni 2012

De Pleidooien: 'Ik vraag u onze cliënt vrij te spreken van al hetgeen hem wordt verweten'

Maandag beten de raadslieden van Mohammed 'Moppie' Rasnabe, verdachte in de zaken Cobra, Opa en Tanta, de spits af in de Bunker te Osdorp met een flink pleidooi van rond de 200 pagina's dat zowat de hele dag in beslag nam. Mrs. Jan Hein Kuijpers en Mark Nillesen namen ieder een deel voor hun rekening, Mr. Nillesen het eerste deel. De vermeende bewijzen tegen Moppie Rasnabe werden gedurende deze lange procesdag tot in detail bestreden. Na de afronding rond 17:00 nam Mr. Jon Mul, de derde advocaat van Moppie, tot slot het roer over om te pleiten in deelonderzoek Indiana (poging liquidatie Tony Vaz).


Mr. Jan Hein Kuijpers vertelde de aanwezige journalisten tijdens een eerste onderbreking dat de raadslieden van Rasnabe de bewijzen in de verschillende zaken zouden gaan fileren en tegenover elk feit een ander feit zouden zetten om zo andere, mogelijke scenario's zichtbaar te maken. Een eerste verweer is onder meer gebaseerd op een Spaanse overleveringswet die zou zijn verontachtzaamd door het Nederlandse openbaar ministerie. De verdediging van Rasnabe is van mening dat de overlevering van Rasnabe onrechtmatig is, dat hun cliënt vrijgelaten had moeten worden en dat de zaak Tanta, waar Rasnabe destijds voor is overgeleverd, overnieuw gedaan zou moeten worden.

Mr. Mark Nillesen ging allereerst uitgebreid in op deze onrechtmatigheid in de overleveringprocedure van Moppie Rasnabe vanuit Spanje. Volgens de Spaanse overleveringswet levert Spanje alleen uit als niet de doodstraf of levenslang wordt opgelegd door het land waaraan de verdachte wordt overgeleverd. En wat doet het OM? Men eist levenslang tegen Moppie Rasnabe. Daarom is de verdediging primair van mening dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair, in geval het toch tot een veroordeling mocht komen, zou Rasnabe echter maximaal 20 jaar gevangenisstraf kunnen krijgen. Dat was destijds de maximale straf die een verdachte kon krijgen in Nederland. Inmiddels is de maximale tijdelijke vrijheidsstraf wel 30 jaar geworden, maar Rasnabe moet zich verantwoorden voor feiten van voor die wetswijziging.

Ik zal hieronder nog wat opvallende passages uit de pleitnota van Kuijpers en Nillesen bespreken. Zoals ik al eerder vermeldde, het is ondoenelijk ieder pleidooi van a tot z samen te vatten en zal mij beperken tot enkele hoofdlijnen en de conclusies.

Als eerste dossier besprak Mr. Nillesen deelonderzoek Cobra, de dubbele liquidatie in Antwerpen. (liquidatie Henie Shamel/Anne de Witte - 9 mei 1993). Met name de telefoonprints in deze zaak zouden zijn witgewassen volgens de raadsman: In 1994, tijdens onderzoek 'Parthenon', naar de hasj-organisatie van Henk Rommy zijn taps uitgesloten voor bewijs. De Nederlanders geven deze informatie vervolgens toch aan Belgen, waardoor deze tap en/of onderliggende printgegevens kunnen terugvinden en de Belgen spelen op hun beurt de verkregen informatie door aan de Nederlanders.

Zie hier, het witwassen van illegaal verkregen info is geschiedt. Op basis van deze gegevens is namelijk onderzoek gedaan in de zaak Cobra. De Nederlanders hebben uitdrukkelijk sturing gegeven aan het onderzoek van de Belgen, aldus Mr. Nillesen. Conclusie van de verdediging: De prints dienen te worden uitgesloten voor bewijs daar het 'the fruits of the poisonous tree' betreffen.

Het is goed mogelijk dat prints thans worden gepresenteerd in de zaak Opa uiteindelijk afkomstig blijken uit onderzoek Cobra. Dat de prints in Cobra opzettelijk in incomplete vorm worden aangeleverd, omdat het dan lijkt dat de prints -vanwege compleetheid- wel uit Opa afkomstig moeten zijn. Ook in de zaak Opa (liquidatie Tonnie van Maurik - 19 april 1993) luidt de conclusie: Prints dienen te worden uitgesloten van bewijs vanwege de herkomst, te weten Cobra.

Buiten deze uitsluiting van de tap/printgegevens wordt door de verdediging ook in ogenschouw genomen dat deze incompleet en onbetrouwbaar zijn voor het bewijs. Telefoons wisselden in die tijd vaker van gebruiker vanwege de schaarste van deze ATF's, daar komt het volgens de verdediging op neer. Uit het dossier kan daarom nimmer blijken wie ten tijde van de liquidaties de beschikking had over de litigieuze (betwistte) nummers. Dat uitlenen van ATF's gebruikelijk was in de groep rondom Henk Rommy blijkt onder meer uit tapgesprekken tussen Henk Rommy en zijn vriendin, als ook met ene Tony C.

Mr. Nillesen begint vervolgens aan de zaak Cobra. Gezien de logica houdt de verdediging de volgorde Cobra, Opa en Tanta aan. Cobra is zeer sterk verweven met de zojuist besproken materie.

De verdediging schetst meerdere alternatieve scenario's en noemt mogelijke vijanden van Henie Shamel die er belang bij zouden hebben dat de diamant- en drugshandelaar vermoord zou worden. Nu wordt Henk Rommy aangewezen als mogelijke opdrachtgever, met als uitvoerders o.a. Moppie Rasnabe en Jesse Remmers echter dat is volgens de verdediging wat al te voorbarig.

Moppie was op de avond van de liquidatie gewoon thuis volgens zijn voormalige vriendin Estrella Verbaan. Zij kon zich dat nog goed herinneren omdat ze e.e.a. kon koppelen aan de verjaardag van Moppie. Zij zijn toen nog uit eten geweest met Henk Rommy en zijn vriendin Lonneke bij 'Het Kompas' te Loosdrecht. Zij geeft Moppie dus een alibi.

Het OM gaat ervan uit dat Moppie een aansturende rol heeft gespeeld en de organisator was en Henk Rommy de motiefhouder/opdrachtgever. Het OM beweert dat van 8/9 mei intensief contact was met de telefoon *1810 (op naam van Pauline N, de toenmalige vriendin Jesse Remmers) en *2004 (op naam bedrijf van Lesley V., chaufeur van Jesse Remmers). Echter volgens de verdediging dienen deze contacten te worden gezien tegen de achtegrond van andere contacten. Siegrfied Saez en Kenny Rampenburg hadden ook veel contacten met hun vriendinnen, doch deze vrienden en vriendinnen zijn telkens onverdacht.

Het OM heeft door onrechtmatig tappen geen informatie kunnen bekomen en kan dus niet anders dan speculeren. En al zou men wel kundig hebben getapt, dan nog zou dat tappen waarschijnlijk geen belastende informatie hebben opgeleverd. Er werd immers alleen over koetjes en kalfjes gesproken. Behalve over koetjes en kalfjes kan er natuurlijk ook over de drugswinkel van Henk Rommy gesproken zijn, in code. De drugswinkel van Henk was niet bepaald een 9.00 - 17.00 business.

Mr. Nillesen: De verdediging heeft problemen met getuige Harry W. en kwam uitgebreid aan de orde in het pleidooi. Waar hebben ze deze figuur vandaan getrokken? Alles aan deze getuige riekt. Deze getuige is natuurlijk niet serieus te nemen. Om te beginnen is de disclosure ronduit belachelijk. Na een inhoudelijk proces van 4 jaar verschijnt W. als een 'deus ex machina' ten tonele. Hij verklaart over feiten van meer dan 15 jaar geleden. Hij doet dit ook nog eens op zodanige wijze dat ik de indruk krijg dat hij het gezellig vindt om in de bunker te verklaren. Het is aan de verdediging om deze man eens tegen het licht te houden. Het openbaar ministerie heeft dat immers bewust niet willen doen. Uw rechbank alleen voor zover het betreft de inhoudelijkheid van W's verklaringen. Wanneer de verdediging informeerde naar motieven anders dan die door W. zelf geopenbaard, kreeg de verdediging de deksel op de neus.

Tegen het licht houden, deed de verdediging, en hoe. Op zitting is W. al uitgebreid doorgezaagd over zijn redenen om te verklaren over de '93 zaken, waar het vandaag dus weer over gaat, maar in hun pleidooi laten de advocaten van Moppie Rasnabe werkelijk geen spaan heel van deze koopgetuige, althans een getuige met wel heel ongeloofwaardige motieven en als het gaat om de integriteit van getuige W. die plots is komen opduiken in het liquidatieproces Passage.

De verdediging wantrouwt het dat er geen audio-opnamen zijn gemaakt van verhoren van W. in de aanloopfase richting zijn getuigenis in Passage. Er waren nog maar zes politiekorpsen in Nederland met een ontheffing, waaronder kennelijk het korps dat W. heeft verhoord. De verdediging sluit niet uit dat de problemen, de incidenten met Peter La Serpe, hebben geleid tot deze uitzonderingspositie. Met andere woorden: men heeft ervan geleerd bij het OM. De verdediging is echter een belangrijk toetsingsinstrument ontnomen, stelt Mr. Nillesen. Uiteindelijk is W. niets meer dan een de-auditu getuige. Maar dat is La Serpe natuurlijk ook. Sterker nog, de overeenkomsten zijn zeer opvallend. Beide kunnen de van overheidswege geregelde bescherming goed gebruiken. Dat en geld. Volgens de verdediging kan de verklaring van getuige W. niet als bewijs worden gebruikt. De verklaring is aantoonbaar onbetrouwbaar...

Mr. Nillesen: Conclusie: De verdediging en het openbaar ministerie zijn het er over eens dat cliënt op het moment van de moord gewoon thuis was. Cliënt heeft aantoonbaar geen uitvoeringshandelingen verricht. Er zitten geen harde bewijsmiddelen in het dossier in verband met het vooraf plannen van het een of ander. Een "verklaring" als dat van Harry W. zou in een rechtvaardig strafrecht nimmer het dossier in cliënt's nadeel mogen ombuigen. VRIJSPRAAK.

Mr. Jan Hein Kuijpers nam vervolgens de zaak Opa en als sluitstuk van het pleidooi de zaak Tanta voor zijn rekening. Op zijn kenmerkende vlotte en plezierige wijze van pleiten die ik inmiddels gewend ben van de raadsman ging Kuijpers rap door het pleidooi heen, overigens zonder aan efficiëntie in te boeten, en behandelde hij de laatste twee deeldossiers minitueus tot in de kleinste details.

Opa: De liquidatie van Tonnie van Maurik. Aan de orde kwamen onder meer:
(samengevat)

De vele potentiële kandidaten (verdachten) die ooit in beeld kwamen voor de moord.
- Nan Paul de B.
- Freek S.
- Peter ten W.
- NN (volgens Jacky A.)
- Adem U.
- De zoons van Pinny Song.
- Tonny V. sr.
- Joegoslaven (volgens CID-informatie)
- Taxichaufeur Jaap T.

Kuijpers: Tot voor het requisitoir kregen vooral Jesse, cliënt en Pinny aandacht in verband met dit dossier, terwijl er verschillende scenario's mogelijk zijn, met name richting Nan Paul de B en Freek S. Bij requisitoir veranderde deze houding. Vooral in de richting van Nan Paul de B. die opeens prominent als schutter werd gepresenteerd. De lijn Freek S. heeft het OM om onduidelijke redenen niet doorgezet.

Zolang het OM niet goed kan of wil uitleggen waarom bij dezelfde hoeveelheid bewijs de één wel en de andere niet dient te worden veroordeeld, is er volgens mij überhaupt onvoldoende bewijs.

Telecomgegevens:
De telecomgegevens zoals tapgesprekken en onderliggende printlijsten is de verdediging in Cobra reeds uitvoerig op ingegaan. Primair is de verdediging van mening dat deze uitgesloten moeten worden van het bewijs. De inclompeetheid doet afbreuk aan de bewijswaarde van de informatie, aldus Kuijpers, er kunnen nimmer harde conclusies worden verbonden aan de door het OM gepresenteerde gegevens. Structuren die de opstellers als 'opvallend' kenschetsen, hoeven niet noodzakelijkerwijs opvallend te zijn wanneer deze in het grotere geheel worden geplaatst. Bijvoorbeeld: wanneer de *1810 (Jesse Remmers) en de *9952 (ATF Freek S.) ten tijde van de moord op Van Maurik de Van Madeweg aanstralen, kan dit an sich als belastend worden gezien, doch niet wanneer die telefoons (en opvolgers en/of voorgangers daarvan) daar gedurende langere periode met enige regelmaat aanstralen. (Kuijpers toont vervolgens een lijst met willekeurige voorbeelden - zonder volledig te (kunnen) zijn.)

Kuijpers: Laat ik daarbij stellen dat bij rechtmatig tappen onderhavige discussie niet gevoerd had hoeven te worden; dan wisten we wie gebeld had; dan hadden we stemherkenning. Nu dit niet is gebeurd speculeert het OM naar hartelust. Aanname wordt op aanname gestapeld. Er wordt aangenomen wie de beller is, wie de gebelde is, waarom er überhaupt wordt gebeld en waarom juist vanaf die locatie wordt gebeld. Destijds, voor het sepot van cliënt, kwam men er niet uit. Men kon geen chocola maken van die telecombrij. De vraag is of dit thans anders zou moeten zijn en vooral: waarom? Vanwege de verklaring van La Serpe? Kennelijk...

Kennelijk is het de bedoeling om in ieder geval het door La Serpe genoemde tweetal in te kleuren in het telecomverbaal. Het gaat namelijk uitdrukkelijk over kleuren, invullen, interpreteren van pluri-interpretabele informatie.

Een hilarisch moment tijdens het pleidooi van Kuijpers:

Het ging over getuige W. die op een gegeven moment bij de poltie verklaarde over wat hij wist van de liquidatie van Tonnie van Maurik. W zegt: 'Ze zijn te voet gevlucht heb ik begrepen'.

Nou moet u weten, mobiele ATF-telefoons die in 1993 werden gebruikt waren nog flinke bakbeesten, getuige deze afbeeldingen van het mobieltjes museum die de verdediging heeft opgevraagd. De telefoon die destijds gebruikt zou zijn, de *9952 van Freek S.,was een model met een flink krulsnoer, die wel uit de auto kon, maar dan aan een accu of aggregaat van rond de 5 kilo en een antenne erop, aldus diverse getuigen die Freek S. kenden/kennen en iemand van het het mobieltjesmuseum.

Kuijpers: Wolzak verzint maar wat. Het klopt niet met de historische prints en praktisch is het nagenoeg onmogelijk, vluchten met 5 kilo.
Kuijpers wijkt even af van zijn pleitnota en grapte richting de rechters: Ziet u het voor u, edelachtbare?: Twee daders... rennend... met in de ene hand een pistool en in de andere hand een telefoon met zo'n grote zware accubak van 5 kilo en een lange antenne erop die alle kanten opzwiept.... (De tribune was leeg 's middags, maar Bondtehond kon, overigens net als Lauwaars, een glimlach niet onderdrukken... Kuijpers is altijd wel goed in dit soort sfeerbepalende betogen.)

(Donderdag gaat Mr. Stijn Franken pleiten voor Pinny Song in de zaak Opa.)

Mr. Kuijpers: Conclusie: Terzake Pinny is geen eenduidige lijn uit te zetten, laat staan voor cliënt. Een aaneenschakeling van elkaar tegensprekende de-auditu's maakt dit niet anders. Het openbaar ministerie gaat er inmiddels ook vanuit dat cliënt niet geschoten heeft. Harde aanwijzingen dat cliënt op de plaats-delict is geweest, zijn er niet. De bewering dat cliënt in de organisatie betrokken is geweest, is puur speculatief. VRIJSPRAAK.

Tanta: De liquidatie van Salim Hadziselimovic en Djordje Ilic, aka 'De Barbecuemoorden' Een belangrijk deelonderzoek is die van de moord op de twee Joegoslaven bij de Ouderkerkerplas vlakbij waar de A2 en de A9 elkaar kruizen en op steenworp afstand van Amsterdam-Zuid-Oost.

Mr. Jan Hein Kuijpers (samengevat): Tanta, de zaak waarop cliënts voorlopige hechtenis is gestoeld, althans voor zolang het Europese Hof het in stand laat. Anders dan andere dossiers wordt in deze zaak wel verklaard door betrokkenen, met name Raymond Verbaan (22 verklaringen) en Malika Nassri (15 verklaringen). Normaliter doen verklaringen meer licht schijnen op een gebeurtenis, waarbij geldt dat hoe uitgebreider, gedetailleerder wordt verklaard, hoe duidelijker het allemaal wordt. In het geval van zaaksdossier Tanta echter niet. En dat is opmerkelijk. Ik moest zelfs denken aan Klinkhamers 'Woensdag gehaktdag' of de niet literaire variant in de vorm van Joran van der Sloot: 'De oceaan is groot'.

Verschillende geopperde scenario's spreken elkaar tegen en kunnen juist door de veelheid daarvan, niet tot één overtuigend beeld leiden.

Kuijpers gaat uitgebreid in op deze veelheid aan mogelijke daders, mogelijke schutters en verschillende (mogelijke) motieven genoemd in Tanta waardoor je door de bomen het bos niet meer ziet. Hij zet een overtuigend beeld neer, voor zover de raadsman dat tijdens zittingen nog reeds niet had gedaan.

Getuige Malika N.:
Iemand die veel verschillende versies heeft verteld is getuige Nassri. Ik herinner me de zittingen met de opmerkelijkste getuige (op zitting) in Passage, na La Serpe zelf dan, nog als de dag van gisteren. ( Malika Nassri : 22 september 200924 september 200925 september 200929 september 2009 /  9 maart 2010 / 10 maart 2010/ )

Je zou bijna zeggen dat N. een persoonlijke vete aan het uitvechten was tegen Mr. Kuijpers zelf. De advocaat kon weinig goeds doen bij deze vrouw. In '93 was zij de vriendin van Raymond Verbaan, een heroïne-prostituee. Zij zou door Verbaan meermaals in elkaar geslagen zijn en ze zou ondergedoken zijn geweest in een 'Blijf van mijn lijf-huis'. Geen makkelijke getuige.

Er was op ziting soms geen land met haar te bezeilen. Zuchten, steunen, woedeuitbartingen, schreeuwen, Kuijpers uitschelden, niets leek haar te weerhouden zichzelf volkomen belachelijk te maken, van jammeren en smeken als een dreinend klein kind of ze eindelijk weg mocht tot woedend wegrennen uit de rechtszaal aan toe.

De conclusie van Kuijpers m.b.t. Malika Nassri luidt: Nassri heeft verschillende versies in haar hoofd van hetgeen gebeurd zou zijn, soms zelfs innerlijk tegenstijdige versies. Het zou kunnen zijn dat zij zelf om de hete brei heen draait omdat ze er zelf bij was. Het zou kunnen zijn dat ze niet precies weet wat er gebeurd is en mitsdien de ontbrekende puzzelstukjes in alle vrijheid zelf invult. In alle gevallen is haar verklaring ongeschikt om als bewijs te gebruiken.

De lakmoesproef te dier zaken is de verklaring van haar voormalige partner, Peters. Hij onderkent dat er in de loop der jaren verschillende versies van het verhaal zijn afgelegd, waarbij zij de ene keer wel aanwezig was en e andere keer niet; waarbij de ene keer een zekere Moppie betrokken was en de andere keer een Jeffrey. Maar ja, als ze er zelf bij was, kan Nassri dat niet zeggen, want dan 'gaat ze voor moord', en als ze er niet bij was, blijft het natuurlijk gokken, want ze was er niet bij.

Over getuigen W. en GLS (Guiseppe 'Peter' La Serpe) is ook genoeg gezegd. Er komen echter nog veel meer pleidooien en om niet al teveel in herhaling te vallen, zal ik het beargumenteren van de (on)betrouwbaarheid van La Serpe bewaren voor latere zittingen.

Mr. Kuijpers: Eindconclusie: Ik vraag u onze cliënt vrij te spreken van al hetgeen hem wordt verweten. Ik vraag u tevens de voorlopige hechtenis per ommegaande, doch in ieder geval vóór uw vonnisdatum, op te heffen. Zoals betoogt zijn er geen ernstige bezwaren meer; er is geen wettig en overtuigend bewijs.

*

Mr. Jon Mul nam vervolgens zaaksdossier Indiana (poging liquidatie Tony Vaz) voor zijn rekening. Daar kom ik nog op terug op een later moment.

*

Donderdag 7 juni het pleidooi van Mr. Stijn Franken in de zaak Opa, voor zijn cliënt Pinny Song.

*

* bij nummers = zijn de laatste 4 cijfers van gebruikte telefoonnummers.


Bondtehond

dinsdag 5 juni 2012

De commercialisering van het NFI

Forensisch adviseur, tevens columnist op deze site, Ruben Poppelaars is terug van "weggeweest". Poppelaars heeft het na het uitgeven van zijn boek 'Op dood spoor' en na aanvang van zijn nieuwe rechtenstudie een tijdje rustiger aan gedaan met schrijven. Kan ik me goed voorstellen. Er gaat immers veel tijd in zowel zijn baan bij Advocatenkantoor Kuijpers & van der Biezen als deze studie zitten. Daar hebben we dus alle begrip voor. Er waren afgelopen week echter wat interessante ontwikkelingen op gebied van forensische opsporing en het NFI. Goede reden om Ruben te vragen hier commentaar op te geven. Laten we hopen dat Ruben weer wat vaker tijd kan vinden. Altijd interessant wat hij ons te vertellen heeft.



Ruben Poppelaars: Met de nieuwe “Regeling taken NFI” is dit instituut een weg ingeslagen waar ik lang op gewacht heb. Zolang als ik het werk als forensisch adviseur verricht, heb ik me verbaasd over het feit dat het niet mogelijk was voor de advocatuur om rechtstreeks aan te kloppen bij het NFI. Gelukkig was ik niet de enige en zorgden onderzoeksinstituten als Verlilabs, IFS en TMFI de afgelopen jaren dat het voor de verdediging in strafzaken mogelijk was om forensisch onderzoek te laten verrichten. Deze laboratoria zijn mijns inziens onmisbaar geweest voor de equality of arms in een strafproces.

De overheid lijkt dit ook eindelijk in te zien, hetgeen deze regeling voort heeft gebracht. Het lijkt een voortvloeisel uit de “Wet Deskundige in Strafzaken” die in 2010 in werking is getreden en de verdediging al meer rechten heeft toegekend. Het is echter niet alleen de advocatuur die voordeel trekt uit deze nieuwe regeling. Het NFI plukt er ook de vruchten van. En dan doel ik niet alleen op het financiële voordeel dat zij eruit kunnen halen.

Van advocaten heb ik namelijk vaak vernomen dat zij twijfelden aan de onafhankelijkheid van het NFI. Dit gevoel heeft mij nooit echt verbaasd. Het NFI is immers een uitvoeringsorganisatie van ministerie van Veiligheid en Justitie en daarmee van het Openbaar Ministerie. De tegenpartij van de verdediging. De enige manier om iets gedaan te krijgen voor de verdediging was om dit via de zittende magistratuur te laten verrichten. Dit kostte echter onnodig veel tijd. Door de oude Taakbeschikking NFI had het OM een flinke vinger in de pap in het onderzoek dat bij het NFI uitgevoerd wordt.

Zoals ik al schreef, het vermoeden van partijdigheid van het NFI heeft mij nooit verbaasd. Echter, dit gevoel zag ik maar een enkele keer bevestigd worden in de onderzoeksresultaten van het NFI. Het onderzoeksinstituut verricht vrijwel altijd degelijke objectieve onderzoeken. Over de onafhankelijkheid van bepaalde conclusies heb ik wel nogal eens mijn twijfels. Dit is echter mijns inziens niet onder invloed van partijdigheid van het NFI, maar door eenzijdige informatieverschaffing die wordt gebruikt om in combinatie met onderzoeksresultaten conclusies te trekken. Het opsporingsapparaat bepaalt namelijk in grote mate welke informatie wordt verschaft aan de onderzoekers. Ik hoef u niet te vertellen dat er wel alle reden toe is te twijfelen aan de objectiviteit van hen.

De nieuwe regeling brengt hier een keer in. De verdediging kan kijken welke informatie zij van belang achten om het onderzoeksresultaat te interpreteren, dit voorleggen aan OM/RC en uitgaande van een juiste onderbouwing kan het NFI haar onderzoeksresultaten direct in het licht van deze informatie bezien. Via deze handelswijze kan de verdediging al veel bereiken, zonder dat zij hier kosten voor hoeven te maken. Als nadeel hiervan kan beschouwd worden dat de resultaten eveneens verstrekt worden aan het openbaar ministerie. Echter, indien de advocatuur zorgt voor een juiste informatieverschaffing op de juiste momenten, zal dit vrijwel altijd een positief effect hebben voor de verdediging en maakt het dus niet uit dat het OM de rapportage ook meteen krijgt.

Voorts is het feit dat het NFI voortaan rechtstreeks onderzoek kan doen voor de advocatuur zonder tussenkomst van het OM of de RC, weliswaar tegen betaling, goed voor het aanzien van het NFI. Voor wat betreft die betaling begrijp ik de reactie van de voorzitter van de NVSA Bart Nooitgedagt dat onvermogende partijen van deze mogelijkheid mogelijk geen gebruik kunnen maken wel. Echter, voor onderzoeken bij andere onderzoeksinstituten dient de advocatuur ook te betalen. Dus door de regeling wordt het NFI op gelijke voet gezet met andere onderzoeksinstituten en worden deze niet buiten spel gezet. Als er voor onderzoeken van het NFI niet betaald zou hoeven te worden terwijl dit wel zou moeten gebeuren bij andere onderzoeksinstituten, zouden deze namelijk buitenspel gezet worden. Dit zou een zeer onwenselijke ontwikkeling zijn. Het bestaan van verschillende onderzoeksinstituten zorgt namelijk voor een systeem van checks and balances die te allen tijde bewaard moet blijven. Het feit dat de advocatuur moet betalen voor de onderzoeken vloeit helaas voort uit de inrichting van de staat. Met de weg die de overheid in is geslagen door de verdediging meer rechten toe te kennen komt hier hopelijk op niet al te lange termijn nog een einde aan.

Tot slot wil ik nog een opmerking maken over de door Pim Volkers van Verilabs bekritiseerde stelling van NFI-directeur Tjark Tjan-A-Tsoi dat andere onderzoeksinstituten over minder onderzoeksmogelijkheden zouden beschikken. Net als Pim Volkers kan ik me met deze stelling niet verenigen. Alle onderzoeken die bij het NFI verricht kunnen worden, kan men net zo goed bij een ander onderzoeksinstituut laten verrichten. De deskundigenrapporten van andere instituten worden ter zitting niet minder gewaardeerd dan NFI-rapportages. Dit door de NFI-directeur genoemde voordeel van de nieuwe regeling lijkt mij derhalve dan ook uit de lucht gegrepen.
(Ruben Poppelaars)

Bondtehond