vrijdag 7 mei 2010

Niet ontvankelijkheid na verpesten forensisch onderzoek?

Zoals aangekondigd, hier de tweede column van Ruben Poppelaars van forensisch adviesbureau Poppelaars & de Jongh - Forensic Consultancy. Afgelopen jaar is Ruben voor zichzelf begonnen en houdt kantoor in advocatenkantoor Kuijpers en van der Biezen in Den Bosch. Bij onze eerste ontmoeting vertelde de Forensisch onderzoeker/adviseur al e.e.a over zijn ambities. Spraakmakende zaken waar hij aan meewerkte liepen goed af voor de cliënten, zoals bij de rechtszaak ivm de liquidatie van Victor t'Hooft in Den Haag, alsook de Kastmoord te Nuth, waarbij de verdachten in beide gevallen, o.a. door het forensisch onderzoek opnieuw tegen het licht te houden, zijn vrijgesproken. Hiermee toonde Ruben eens en temeer het belang van goed (her-)onderzoek aan.


Ruben Poppelaars schrijft: Donderdag 29 april heeft het hof van ’s-Hertogenbosch de echtgenoot van Marga van Diessen, Hans L., veroordeeld voor 20 jaar cel, nadat de advocaat-generaal 18 jaar had geëist en de advocaat, mr. Arthur van der Biezen, had gepleit voor niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie door een opeenstapeling van vormverzuimen en onzorgvuldigheden op zowel juridisch als forensisch gebied, zoals dat de verdediging niet de kans heeft gehad om een tegenonderzoek te laten verrichten omdat de sporen onzorgvuldig waren behandeld of vernietigd, waardoor het scenario van de verdediging niet getoetst kon worden. Subsidiair pleitte de verdediging voor vrijspraak omdat er te veel twijfel was over wat zich nu precies heeft afgespeeld.

Met een uitspraak die hoger is dan de eis van de advocaat-generaal moge het duidelijk zijn dat het hof niet met de verdediging meeging. Volgens het hof was het onder meer de schuld van Hans dat het onderzoek bemoeilijkt is, doordat hij het lichaam van het slachtoffer twee maanden in de Belgische Ardennen heeft laten liggen.

In mijn betoog ga ik in op een aantal onzorgvuldigheden in het forensisch onderzoek. Hierbij heb ik het nog niet over de juridische vormverzuimen en onzorgvuldigheden, welke ook meer dan eens plaatsgevonden hebben.

Eerst zal ik kort vertellen wat er in deze zaak is gebeurd. Aan het begin van de zomer in 2006 geeft Hans zijn vrouw Marga Van Diessen op als vermist bij de politie. Twee maanden later rijdt Hans naar de Ardennen. Hierbij wordt hij gevolgd door de politie. De politie ziet dat Hans zijn auto in de Ardennen parkeert, het bos in loopt en met een pakket in landbouwplastic het bos uit komt lopen, welke hij in de kofferbak van zijn auto legt. Dan rijdt Hans weg, Duitsland in, waar hij door een Duits arrestatieteam wordt aangehouden. Hier blijkt dat in het in landbouwplastic ingepakte pakket een stoffelijk overschot bevat, wat later het stoffelijk overschot van zijn vrouw Marga Van Diessen blijkt te zijn.

Hans vertelt dat hij twee maanden eerder met Marga naar de Ardennen was gegaan om hun huwelijk te bespreken. Ook had Hans een luchtbuks bij zich die hij daar wilde uitproberen. Zijn vrouw zou gestruikeld zijn en met haar hoofd op de loop terecht zijn gekomen, welke vervolgens afging. Hij heeft haar toen in het bos achtergelaten.

Dit is natuurlijk een verschrikkelijk verhaal en ik wed dat vele na het horen van dit verhaal denken, “levenslang opsluiten!!”. Echter wat blijkt nou later als het lichaam onderzocht wordt? In de schedel zit inderdaad een gaatje wat veroorzaakt is door de luchtbuks en het kogeltje hiervan wordt teruggevonden in de oogkas. Alleen kan dit, volgens verschillende deskundigen, niet dodelijk zijn geweest. Er zitten echter nog een aantal andere gaten en beschadigingen in de schedel welke de dood wel degelijk kunnen verklaren.

Het is dus van belang dat onderzocht wordt hoe deze gaten en beschadigingen zijn ontstaan, aangezien dit niet aansluit met het verhaal van Hans. En ook al is het nog zo verschrikkelijk wat Hans heeft gedaan, je kunt niet zomaar aannemen dat Hans ook de veroorzaker is van de andere gaten en beschadigingen in de schedel. Marga kan bijvoorbeeld ook overleden zijn door diervraat, of verdwaalde jachtmunitie.

Om deze mogelijkheden te onderzoeken is een goed onderzoek van de plaats delict van groot belang. En hier ging het al fout. Toen de surveillance-eenheid van de politie Hans aan het observeren was toen hij de pakketten in landbouwplastic in zijn kofferbak legde hebben ze deze plek, nadat Hans weg was gereden, gemarkeerd met een steen. Een plek in het bos markeren met een steen, om deze plek later terug te vinden lijkt mij nu niet de meest praktische oplossing. Deze plek hadden ze natuurlijk moeten markeren met iets waar geen honderdduizend andere exemplaren van in dat gebied liggen!

De volgende dag is de politie teruggekomen om de vermoedelijke plaats delict te onderzoeken. Hierbij is gezocht naar de plek waar het lichaam twee maanden lang gelegen zou moeten hebben. Dit is gebeurd met speurhonden. Deze speurhonden hebben de plek echter niet gevonden. Dit terwijl de honden, volgens de begeleider van de honden, al gek worden van een druppeltje bloed. Je zou dus verwachten dat zo’n speurhond het wel zou ruiken als op een plek een lichaam twee maanden lang heeft liggen ontbinden.

Buiten het feit dat men geen idee had waar het lichaam had kunnen liggen hebben ze ook geen andere sporen gevonden. Je zou dus haast gaan denken dat de politie haar onderzoek bij een andere steen, dan die ze de vorige dag hadden neergelegd, is gestart. Het belang van dit onderzoek was dat men had kunnen onderzoeken of er munitiedelen op de plek waar het lichaam lag, lagen. Was dit het geval, dan had men kunnen onderzoeken wat voor type munitie dit was en of dit past bij de hypothese van de verdediging of het Openbaar Ministerie.

Twee dagen na het aantreffen van het slachtoffer wordt de sectie verricht. Normaal gesproken wordt een sectie verricht door een forensisch patholoog. Deze onderzoekt de verschillende weefsels om een uitspraak te kunnen doen over de manier van overlijden. Gaat het echter om een skelet, dan is het de bedoeling dat een forensisch antropoloog de sectie verricht. In dit geval was het lichaam van Marga geskeletteerd maar is de sectie verricht door een forensisch patholoog. Weliswaar in het bijzijn van een forensisch antropoloog in opleiding, maar deze heeft geen rapport uitgebracht.

De forensisch patholoog heeft verklaard dat de gaten en beschadigingen in de schedel de dood kunnen verklaren, en dat er aan de rest van het lichaam niets te zien was. Hierdoor heeft de Officier van Justitie besloten alles behalve de schedel vrij te geven en is het skelet, behalve de schedel, een week na het aantreffen gecremeerd. Hierdoor is aanvullend onderzoek aan het skelet onmogelijk geworden. Dit was voor de verdediging wel van belang omdat er gericht gezocht had kunnen worden naar sporen van diervraat en naar microscopisch kleine deeltjes die vrijkomen bij verschoten munitie. Ook dit valt voor de verdediging dus niet meer te onderzoeken.

Over de ontstaanswijze van de gaten in de schedel valt weinig te zeggen. Verschillende deskundigen in Nederland, België en de Verenigde Staten hebben zich erover gebogen, maar ze kunnen er weinig zinnigs over zeggen. Het kan door kogels zijn veroorzaakt, maar ook door klappen op het hoofd. Over de mogelijke veroorzaker van de gaten kan wellicht meer gezegd worden als er naar microscopische deeltjes op de schedel gezocht wordt. Dit is ook gedaan en hierbij zijn verschillende metaaldeeltjes aangetroffen. Het ontstaan van deze metaaldeeltjes kon op verschillende manieren verklaart worden, mede door een inslag van jachtmunitie.

De deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut geven echter ook aan dat de beschadigingen bevuild zijn met metaaldeeltjes uit hun airconditioning en het cirkelzaagje waarmee de beschadigingen zijn uitgenomen. Hierdoor is de onzekerheid over de ontstaanswijze van de gaten in de schedel nog groter geworden. We weten namelijk niet of de deeltjes die aangetroffen zijn van de veroorzaker van de beschadigingen afkomstig zijn of van de gebruiksvoorwerpen van de onderzoekers zijn. Dus ook dit onderzoek kan geen bijdrage leveren aan het onderzoek van de verdediging.

Zoals gezegd was het lichaam van Marga verpakt in landbouwplastic. Onderzoek hieraan zou iets kunnen zeggen over de hypothese van de verdediging. Als er sprake was van verdwaalde jachtmunitie zouden er namelijk verschillende gaatjes in, en microscopische metaaldeeltjes van de munitie op, het landbouwplastic aangetroffen moeten worden. Bij diervraat zouden hier kenmerkende krassen van op het plastic komen.

Het landbouwplastic is in eerste instantie door de technische recherche onderzocht. Deze heeft het plastic tot twee maal toe schoongemaakt met water en zeep! Om de stank eruit te krijgen! Dit is natuurlijk een cruciale fout, want als er microscopische deeltjes op het plastic zaten, zijn deze nu wel weggewassen, of in ieder
geval verplaatst! Het landbouwplastic wordt vervolgens uitgevouwen en bekeken. Hierbij is gebleken dat er kleine gaatjes in het landbouwplastic zaten en er krassen in het plastic zaten welke veroorzaakt zouden kunnen zijn door dieren.

Het landbouwplastic is hierom naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd om verder onderzoek te laten verrichten aan de gaatjes, zodat gekeken kan worden of deze zijn veroorzaakt door jachtmunitie. De deskundige heeft vervolgens verklaard dat de gaatjes kunnen zijn ontstaan door een schietproces maar kan daar geen zekerheid over bieden. Hierover kon onderzoek aan microscopisch kleine sporen uitkomst bieden. Dit is, ondanks het vele schoonmaken van het plastic, gebeurt en er zijn sporen aangetroffen die van munitie afkomstig konden zijn. Deze sporen konden echter ook zijn ontstaan tijdens het onderzoek van de technische recherche aangezien de ruimte waarin het plastic is onderzocht ook gebruikt werd als schiethal, en het hier dus bomvol schotresten ligt! Dus ook na onderzoek van het landbouwplastic kon niets gezegd worden over de hypothese van de verdediging.

Zoals hierboven blijkt, is het forensisch onderzoek fout gegaan op de vermoedelijke plaats delict, aan het slachtoffer en aan het materiaal waarin het slachtoffer verpakt was. Nu kun je je afvragen wat hier uiteindelijk het belang van is. Hans reed met het stoffelijk overschot van zijn vrouw in de kofferbak en heeft bekend dat hij haar in het bos had achtergelaten na haar, per ongeluk, door het hoofd te hebben geschoten. Dit kun je reden genoeg vinden om aan te nemen dat hij die andere gaten ook wel zal hebben veroorzaakt.

Dit weet je alleen niet zeker. En alle manieren om te onderzoeken hoe het gebeurt kan zijn, zijn verpest door het ongelooflijk slechte forensisch onderzoek. Hans heeft hierdoor weinig kans om aan te tonen dat hij die andere beschadigingen in de schedel niet heeft veroorzaakt. Als hij die gaten niet heeft veroorzaakt is hij ook niet degene die haar gedood heeft. Hans heeft daarom geen eerlijk proces gehad hetgeen in strijd is met het Europees Verdrag van de bescherming van de Rechten van de Mens.

Ook al vind je dat de hypothesen van de verdediging te onwaarschijnlijk zijn, kun je je ook afvragen hoe integer de Nederlandse rechtstaat is als het Openbaar Ministerie, waar de politie onderdeel van is, zo ongelooflijk veel en cruciale fouten mag maken, zonder dat hier consequenties aan verbonden worden. Het feit dat zowel de rechtbank als het Hof hebben geconstateerd dat er verzuimen en onzorgvuldigheden hebben plaatsgevonden maar dat deze niet ernstig genoeg zijn om daaraan consequenties te verbinden, wekt de indruk dat het voor de politie helemaal niet uitmaakt of ze hun werk fatsoenlijk uitvoeren of niet. Als ze iets ‘goed’ doen, wat vaak in het nadeel van de verdachte is, wordt het meegenomen in het proces en als ze een onderzoek verpesten, maakt dit niet uit en worden hier geen consequenties aan verbonden.

Hierdoor zullen deze fouten in het vervolg weer makkelijk gemaakt worden. Dat de professionaliteit van de technische recherche twijfelachtig is, is bij mij al een tijdje bekend. Maar of dit op deze manier ooit gaat veranderen, betwijfel ik hierdoor ook steeds meer. Ook dit vind ik eigenlijk al reden genoeg om het Openbaar Ministerie in deze zaak niet ontvankelijk te verklaren. Als dit gebeurd zou zijn, zou het bij de politie pijnlijk duidelijk worden wat een prutswerk ze in deze zaak hebben geleverd, en is de kans een stuk groter dat ze dit in het gevolg proberen te voorkomen. Met grote belangstelling wacht ik het standpunt van de Hoge Raad in deze zaak af.
-Door Ruben Poppelaars-

Bondtehond

dinsdag 27 april 2010

'We zijn hier bij elkaar voor 'Het incident La Serpe'

De rechtbank gaf vandaag bij monde van rechtbankvoorzitter Lauwaars een uitgebreidde en gemotiveerde beslissing op de verzoeken van kroongetuige Peter La Serpe in het liquidatie- proces Passage. Natuurlijk ook op de verzoeken van het advocaten-team die zich grotendeels bij de verzoeken van La Serpe hadden aangesloten. Hier zal ik een samenvatting geven van deze tussenbeslissing. Het was een korte zitting. De veiligheids- maatregelen waren er echter niet minder om. Eerder striktere maatregelen dan anders, aangezien verschillende politiemensen in burger met 'oortjes' de vroeg aanwezige mensen in de buurt van de bunker verzochten verderop te gaan staan en de omgeving scherp in de gaten hielden terwijl de verdachten en de kroongetuige aangevoerd werden. Er waren redelijk wat belangstellenden en journalisten aanwezig op de publieke tribune. Voorzitter Lauwaars begon: We zijn hier bij elkaar voor 'Het incident La Serpe', om het maar zo te noemen. De beslissing zal ik integraal voorlezen. Het is toch wel van belang de motivering van de rechtbank voor te houden.


De rechtbank komt tot de volgende oordelen. Het getuigenbeschermingstraject is een van de OM-deal afgezonderd traject, waarvan de toetsing berust bij het College van Procureurs-Generaal en/of de Minister van Justitie. Aan het oordeel dat het gaat om twee afzonderlijke trajecten doet niet af dat La Serpe het als één en hetzelfde traject beschouwt en zijn bereidheid tot het sluiten van de OM-deal mede heeft laten afhangen van de inhoud van dat getuigenbeschermingstraject. Dit blijkt ook uit de wetsgeschiedenis.

De inhoud van het getuigenbeschermingstraject valt derhalve in beginsel buiten toetsing door de rechtbank. Dit kan anders zijn bijvoorbeeld als er onder het mom van getuigenbeschermings- maatregelen een ontoelaatbare toezegging in het kader van de OM-deal is gedaan. Om dat te onderzoeken moeten er zwaarwegende aanwijzingen zijn. Van zulke zwaarwegende aanwijzingen is in dit geval geen sprake. Het feit dat de trajecten gescheiden zijn, betekent niet dat over getuigenbescherming pas toezeggingen mogen worden gedaan nadat een kroongetuige zich heeft verplicht om verklaringen af te leggen.

Die eis is in de regelgeving niet te vinden en zou de kroongetuigenregeling aanmerkelijk minder hanteerbaar maken. Het betekent ook niet dat een officier van justitie die met een kroongetuige onderhandelt over het het gaan afleggen van verklaringen, niet zou mogen bemiddelen in het getuigen- beschermingstraject. De rechtbank zou de omvang van het getuigenbeschermingsprogramma overigens slecht marginaal kunnen toetsen, gezien de beleidsvrijheid van de officier van justitie die verantwoordelijk is voor getuigenbescherming bij het inrichten daarvan.

Ook een verstrekkende financiële voorziening, bedoeld om de getuige zo snel mogelijk economisch zelfstandig te laten worden, kan onder omstandigheden binnen redelijke grenzen van getuigebescherming vallen en is in zo'n geval geen verboden beloning voor het afleggen van verklaringen. Alle klachten van La Serpe met betrekking tot het getuigebeschermingstraject, inclusief die met betrekkingtot het tappen van zijn geheimhoudersgesprekken, dienen in beginsel voorgelegd te woorden aan de civiele rechter, nu deze voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissingen niet van belang zijn.

Dit kan anders zijn bijvoorbeeld als politie en/of justitie actieve bemoeienis hebben (gehad) met enig onrechtmatig handelen van Team getuigenbescherming (TGB) teneinde daarvan in het kader van de opsporing of vervolging te profiteren. Om dat nader te onderzoeken is een begin van aannemelijkheid voldoende. Bedoeld begin van aannemelijkheid is in onderhavige geval niet gebleken.

Evenmin is er een begin van aannemelijkheid dat de CIE-officier De Haas bij het bevorderen van de totstandkoming van de intentieverklaring zijn boekje te buiten is gegaan. Wel wordt het Openbaar Ministerie, in het kader van het onderzoek naar ontoelaatbare toezeggingen verzocht om een proces-verbaal van Mr De Haas in te brengen, waarin hij gedetailleerd aangeeft of en in hoeverre hij met La Serpe gesproken heeft over gratieverlening.

Alle overige onderzoekswensen worden afgewezen. Ook het verzoek van La Serpe tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis wordt afgewezen, aangezien de verdenking, bezwaren en gronden, die tot het verlenen van het bevel tot voorlopige hechtenis hebben geleid, ook nu nog aanwezig zijn, terwijl een situatie als bedoeld in Artikel 67a lid 3, Sv niet aan de orde is.

Lauwaars tot slot: De voortzetting is op 18 Mei om 9:30. Aan de orde zullen komen de NFI-rapporten in het Tanta-proces, de Q5-verklaring, verklaringen van het Bar-personeel, de status van getuigen F1 + F3 in Hoger Beroep, de verbatim uitgewerkte verhoren ivm de mogelijke sturing van Peter La Serpe.

Door Bondtehond

donderdag 22 april 2010

De Kastmoord te Nuth - Vrijspraak hoofdverdachte na onderzoek Forensic Consultancy

Twee weken geleden informeerden wij u over de kastmoord in Nuth, waarin Ruben Poppelaars van Forensic Consultancy , op verzoek van Mr. Landerloo van Corten advocaten, had geadviseerd. Het technisch bewijs, wat eerder voor het grootste deel van de overtuiging van de rechtbank had gezorgd dat Paul M. medeplichtig was aan de doodslag van Jonathan Kennedy, bleek toch niet zo veel te zeggen als dat de rechtbank dacht. Vandaag heeft het hof in ’s-Hertogenbosch mede daardoor besloten Paul M. vrij te spreken van het tenlastegelegde mede plegen van doodslag. Wel werd hij veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, wegens een poging tot zware mishandeling, aangezien Paul M. wel had verklaard dat hij het slachtoffer tegen het hoofd had geslagen. De patholoog-anatoom heeft echter verklaard dat dit geen bijdrage heeft geleverd aan het overlijden van Jonathan.


Dat het slaan tegen het hoofd in verband staat met het overlijden van Jonathan acht het hof niet bewezen. Doordat de tijdsmarge waarin het slachtoffer overleden moest zijn, groter was dan de rechtbank in eerste instantie dacht, kan het slachtoffer uren later dan de klap in het gezicht, overleden zijn. Deze tijdsmarge had de rechtbank berekend doordat er nog voedsel in de maag zat, en dit niet kon als het slachtoffer uren na
de klap overleden zou zijn. De rechtbank had hier echter geen rekening gehouden met het soort voedsel, wat in dit geval langzamer de maag doorliep dan ander voedsel, en de alcoholconsumptie van het slachtoffer voor het overlijden wat nog eens voor extra vertraging van het doorlopen van voedsel door de maag zorgde.

Ook de overtuiging, die de rechtbank had, dat er heel veel schoonmaakwerkzaamheden zijn verricht om bloed weg te poetsen bleek in hoger beroep onhoudbaar. Niet alle bloedsporen in de woning bleken van het slachtoffer en van het vermeende sleepspoor was niet duidelijk wie de donor was. Over de hoeveelheid bloed die weg was gepoetst kon ook al niets gezegd worden, dus of er veel schoonmaakwerkzaamheden
waren verricht is helemaal niet bekend.

De rechtbank was van mening dat aangezien er DNA van Paul M. op een schuurspons was aangetroffen en er ook bloed van het slachtoffer op de spons aangetroffen was, Paul M. wel met de dood te maken moest hebben. Echter bleek dat de hoeveelheid bloed op de spons heel klein was en dat helemaal niet bekend was van wie dat bloed was. Of dit in verband stond met de dood van Jonathan is daardoor ook onduidelijk.

Als laatste was er een kleine hoeveelheid bloed van het slachtoffer op een van de sokken en een schoen van Paul M. aangetroffen. Het is alleen onduidelijk hoe dit bloed hierop gekomen is. Omdat er heel veel mogelijkheden waren, kon het hof niet zomaar aannemen dat dit door het plegen van het misdrijf was gebeurd.

De andere verdachte, Roy M., is wel veroordeeld tot 9 jaar gevangenisstraf. Het hof achtte het wettig en overtuigend bewezen dat Roy M. het slachtoffer opzettelijk door middel van messteken om het leven had gebracht. Het hof rekent het Roy M. zwaar aan dat hij wist dat het lichaam verborgen was in de kast en dat hij hiervan niets had gezegd toen hij de moeder van het slachtoffer telefonisch sprak. Daardoor konden de familieleden niet op een waardige manier afscheid nemen van Jonathan Kennedy.
-Ruben Poppelaars-


Tot zover het verslag wat Ruben Poppelaars me opstuurde vanmiddag. Het is natuurlijk een geweldige opsteker voor de Forensisch onderzoeker/adviseur. Zijn bedrijf is nog jong, maar als hij al in zo'n vroeg stadium tot zo'n geweldig resultaat komt middels zijn expertise in deze spraakmakende strafzaak, dan belooft dat veel. Volgens Mr. Jan Hein Kuijpers, die ik afgelopen week even sprak in De Bunker bij het liquidatieproces, en in wiens kantoor Forensic Consultancy is gehuisvest, gaat het zeker goedkomen met Ruben Poppelaars. Na het interview wat ik had met Ruben, en twee weken geleden een hele dag bij een strafzaak te hebben gezeten in het Hof van 's Hertogenbosch, kan ik niet anders zeggen dat ik mij volledig aansluit bij de mening van Mr. Kuijpers. Ruben zal voor ons vanaf vandaag ook maandelijks een artikel schrijven met betrekking tot forensisch onderzoek. Dat wordt interessant. Hou Bondtehond en Crimesite dus in de gaten.

Door Bondtehond